Skip to main content
Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 8, nummer 2 (september 1992) pag. 62

Van Gogh en Bussum (aanvulling)

Marcus van der Heide

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel 

Op het artikel over Van Gogh en Bussum in het Contactblad nummer 2 uit september 1991 kan het volgende worden aangevuld.

Van Deyssel

Van Deyssel schreef eind juni, begin juli 1946 een (in portefeuille gebleven) schets "Van Gogh", bestemd voor Elseviers Weekblad. Centraal hierin stelde hij het boek van Bremmer "Over Van Gogh" van 1911. Harry Prick publiceerde naar aanleiding van deze vondst in het Van Deysselarchief in Maatstaf jrg. 34, nr. 3 in 1986 een artikel "Lodewijk van Deyssel over Vincent van Gogh". Vandaar nog enkele aanvullende gegevens. Van Deyssels neef en vriend, de componist Diepenbrock, had Van Deyssel in 1892 erop geattendeerd dat hij bij de Wed. Van Gogh het hele huis vol van Vincenten had gezien (brief van 10-8-1892). Ook Van Deyssel schrijft: "op zolder alle of nagenoeg alle, later bekende werken van Vincent van Gogh". De handelswaarde was toen gemiddeld twintig gulden per stuk.

Van bijzondere betekenis is, dat Jo Bonger hem in oktober 1892 een aantal brieven van Vincent aan haar man stuurt: "Ik stel het op hooge prijs uw opinie er over te horen". Op 26 oktober schrijft Van Deyssel terug: "over de brieven hoop ik u nader te spreken of te schrijven". Jammer genoeg is Van Deyssels visie een mondelinge aangelegenheid geworden. Wel beijverde Van Deyssel zich in mei 1895 bij zijn Londense kennis en vriend Jacob Grein, om in Londen een aantal Van Goghs geëxposeerd te krijgen, zonder succes overigens.

Jeanne Reyneke van Stuwe heeft, zo meldt Prick ook, haar herinneringen aan Huize Helma beschreven in De Nieuwe Gids van maart 1932. Voorts is er nog een brief van Kloos aan Jo in het Letterkundig Museum d.d. 11-10-1898, waarin we lezen: "Als ik mag, kom ik spoedig weer eens bij u, na den eten. Ik heb voor den kleinen Vincent een heleboel postzegels gekregen, waarmee ik hoop hem te kunnen pleizieren". Om met Van Deyssel te eindigen: ook hij schrijft over de hartelijkheid en vriendelijke oplettendheid van Jo Bonger tijdens hun ontmoeting in augustus 1898 in Noordwijk, waar hij Vincent als een gebruind matroosje aan zee zag spelen.

Op de volgende pagina's is het hierboven genoemde artikel van Jeanne Reyneke van Stuwe afgedrukt. Haar herinneringen aan Huize Helma en mevrouw J. van Gogh-Bonger zijn beschreven in De Nieuwe Gids van maart 1932.