Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 33, nummer 2 (september 2017), pag 18-23

Hoe de boer verdween uit Bussum

Nol Verhagen

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting  

De ontwikkeling van Bussum van een boerendorp tot een dorp van burgers en buitenlui is goed te volgen aan de hand van een aantal kaarten. De belangrijkste markeringspunten daarin zijn de aanleg van de Oosterspoorweg in 1874 en het intrekken van de Vestingwet in 1926. 

        
 Afb. 1
 

 1719

We beginnen met een kaart uit 1719 (afb. 1), De Naarder Vesting is goed waarneembaar, evenals het begin van een stelsel van sloten aan de zuidkant van de stad. Ook het uitgebreide stratenplan van Huizen is goed te zien. Verder zien we Hilversum en Laren, boerendorpen, omringd door een stelsel van akkers op de zogenoemde engen. Bussum ligt er, ten zuiden van Naarden, een beetje verloren bij: kennelijk stelt het nog niet veel voor. Maar er is wel al een Naarder en Bussumer Engh, aan de noordkant van het dorp, op de plaats waar nu het Brediuskwartier ligt – het gebied tussen de Brediusweg en de Huizerweg. In feite was die eng veel groter en strekte hij zich ook uit aan de zuidkant en zelfs aan de westkant van Bussum. Maar dat gebied was nog niet echt in gebruik genomen. Dat kwam doordat Bussum nog niet zo lang op de plaats lag waar het nu ligt. Het oorspronkelijke dorpje Bussum lag een eindje ten oosten van de huidige locatie, op de plek waar nu Landgoed Oud Bussem ligt. Omdat het dorpje een paar keer door gewapende bendes was overvallen, verkasten de Bussumers omstreeks 1500 naar een veiliger plaats. Met deze verhuizing kwamen ze aan de andere kant van hun eng terecht: eerst lag die ten zuidwesten van hun woonplaats en nu ten noordoosten daarvan. Zo’n eng was een waardevol bezit: er was enkele honderden jaren boerenwerk (en mest) in geïnvesteerd om schrale bosgrond om te vormen tot bruikbaar akkerland. Op deze manier konden de Bussumers van hun ‘erfgoed’ gebruik blijven maken. 

   

 

      

 
 afb. 2

1843

Op een kaart uit 1843 (afb. 2) heeft Bussum – hoe nietig ook – al wat meer contouren gekregen, net als de andere dorpen in het Gooi: Laren, Blaricum en Hilversum. Rondom Naarden heeft het stelsel van sloten zich sterk uitgebreid als gevolg van de zandafgravingen ten behoeve van het schootsveld van de Vesting. De Bussumer Engh is ook flink uitgebreid en bevindt zich nu voornamelijk ten zuiden en zuidoosten van het dorp, globaal het hele thans bebouwde gebied ten zuiden van de Huizerweg, wat nu bekend staat als de Wester en de Ooster Eng. Ook ten westen van de dorpskern, die zich toen rondom de Sint Vituskerk bevond, is wat akkerland te zien, in wat nu het Spiegel heet, en wat toen de Achterbuurt werd genoemd. Dit is het hoogtepunt van Bussum als agrarische gemeente. Bussum had toen een kleine 1000 inwoners. In het dorp, ruwweg het gebied tussen de Brinklaan, de Prinsenstraat, de Landstraat en de Havenstraat/Kerkstraat lagen enkele tientallen boerderijen. Drie decennia later werd de spoorweg aangelegd die alles zou veranderen. De Wester en de Ooster Eng behoorden overigens destijds bij Hilversum! 

bht33 2e3t         
Afb. 3. De bebouwde kom rond 1926 plus de Verboden Kringen
(naar een kaart van Martin Heyne)
 

1926

Op afb. 3 is het Bussum van omstreeks 1925 zichtbaar gemaakt op de plattegrond van vandaag. We zien dat Bussum aan de westkant (de kant van het Spiegel) al de contouren heeft die we nu nog kennen. Enkele ondernemende projectontwikkelaars (met name Loman en Biegel) hadden na de aanleg van de spoorweg het Spiegel grotendeels vol gebouwd ten behoeve van welgestelde forensen en andere mensen met een goed gevulde beurs die liever buiten woonden dan in de vieze grote steden van die dagen. Ook het Prins Hendrikpark, ten oosten van de spoorbaan, is al tot ontwikkeling gebracht. En het Brediuskwartier staat op het punt om in ontwikkeling te worden genomen. Wat we verder goed kunnen zien is de remmende werking van de zogenoemde Kringenwet uit 1853, want op de afbeelding zijn ook de Verboden Kringen ingetekend, die Bussum omringden en die vrijwel al het buitengebied tot verboden (bouw)terrein bestempelden. Ter verdediging van de Vesting Naarden, onderdeel van de Nieuwe Hollandsche Waterlinie, was ten oosten, ten zuiden en ten westen van Bussum een ring van vestingwerken aangelegd, waarvan het nog bestaande Werk IV (nu vlakbij Spant!) het belangrijkste was. Rond die vestingwerken was binnen een straal van 600 m geen permanente bebouwing toegestaan. Hier en daar bouwde men dan maar in hout (zoals aan de in Naarden gelegen Sandtmanlaan), maar meestal bouwde men daar helemaal niet.

Uiteraard legde dat ook Naarden beperkingen op, omdat ook het gebied ten noorden van de Bussumse gemeentegrens, dat wil zeggen ten noorden van de Brediusweg, niet mocht worden bebouwd. Opmerkelijk is dat er in de eerste decennia van de 20ste eeuw eindelijk – weliswaar mondjesmaat – ook werd gebouwd voor mensen met een kleine beurs, namelijk in het gebied ten zuiden van de Huizerweg en ten oosten van de Laarderweg. Dit gebied was in 1902 bij een grootscheepse grondruil tussen Hilversum en Bussum aan de gemeente Bussum toegevallen. In 1913 kwam bovendien het Sint Josephpark tot stand, in het hoekje van Singel en Laarderweg. Het Eendrachtpark, ten westen van Werk IV, is in 1924 (met toestemming) gebouwd, vooruitlopend op de op handen zijnde opheffing van de Kringenwet. Het Brediuskwartier is dan de laatste uitbreidingsmogelijkheid van Bussum; het wordt grotendeels in de jaren 1924-1928 volgebouwd, opnieuw voornamelijk met villa’s, zoals te zien is op afb. 4, die gedetailleerd laat zien hoe Bussum na 1926 stukje bij beetje verder is dichtgegroeid.

     

   

 
Afb. 4. Uitbreidingen in Bussum na de opheffing van de Kringenwet in 1926

Na 1926

Na intrekking van de Kringenwet in 1926 ontstond er ineens weer lucht. Er bestonden ongetwijfeld grote plannen de daardoor vrijkomende ruimte aan de zuidkant van Bussum voor woningbouw te benutten.
Op afb. 4 is te zien dat daar in de jaren twintig en dertig ook wel een begin mee werd gemaakt, ten zuiden van de Huizerweg, in het gebied tussen de Voormeulenweg en de Kamerlingh Onnesweg, en nog een strookje ten zuiden van de Hamerstraat, waardoor de Spijkerstraat ontstond. En verder nog een taartpunt in de zuidoostelijke hoek, waar de Palmkazerne werd aangelegd en waar al wat oudere villa’s stonden langs de toenmalige Rijksweg (nu de Amersfoortsestraatweg). Ten noorden van Bussum vulde Naarden eveneens de vrijgekomen ruimte met het Rembrandt- en het Ministerpark. Maar daarna stagneerde de uitbreiding: de economische crisis riep verdere ntwikkelingen een halt toe. Vervolgens brak de Tweede Wereldoorlog uit en toen die voorbij was, was er weliswaar enorme woningnood, maar ook gebrek aan alles wat nodig was om die nood te lenigen. Met uitzondering van de Verzetsliedenbuurt, die van eind jaren veertig dateert, stamt vrijwel alle bebouwing ten noorden en ten zuiden van de net aangelegde Ceintuurbaan uit de jaren vijftig of later. Ook is goed te zien, dat Bussum aan het eind van de jaren zestig wel ongeveer af was: er was nauwelijks meer een stukje Bussums grondgebied over om voor woningbouw te benutten. Voor zover er nog gebouwd werd, ging het om vervangende bouw. Bussum, een van de kleinste gemeenten van Nederland, was vol. 

De teloorgang van het boerenbedrijf

Op het eerste gezicht lijkt de teloorgang van het boerenbedrijf in Bussum de schuld te zijn van de tomeloze expansiedrift van de gemeente, die steeds meer ruimte opeiste voor woningbouw, ten koste van agrarische gronden. Toch is er ook een andere lezing mogelijk. In de 19de eeuw veranderde het boerenbedrijf in het Gooi aanzienlijk van karakter. De samenhang tussen veeteelt en landbouw, waarbij de veeteelt zorgde voor de mest die nodig was voor de akkerbouw, werd ondermijnd door de komst van de kunstmest. Het aantal schapen in het Gooi liep dan ook zienderogen terug: van 3000 in 1860 tot 600 in 1900 en bijna 0 in 1910. Daarnaast zorgde de economische ontwikkeling van het Gooi, mede als gevolg van de toestroom van nieuwe bewoners, voor alternatieve werkgelegenheid. Veel boeren verruilden maar al te graag hun karige boerenbestaan voor ander, beter lonend werk. Dat alles heeft ertoe geleid dat er in het Gooi van de ongeveer 3000 ha akkerland uit 1850 in 1950 nog maar zo’n 500 ha resteerde. Landbouw in het Gooi was domweg niet meer rendabel. In 1933 werden bos en heide ondergebracht in de Stichting Het Goois Natuurreservaat (GNR). En in de jaren zestig werd een groot deel van de meenten verkocht ten behoeve van woningbouw, zoals in de Hilversumse Meent (zie ook het artikel over de erfgooiers elders in dit nummer Bussums Historisch Tijdschrift 33/2 (2017) 14-17 ). 

De kaarten die onder de kopjes 1926 en Na 1926 worden besproken, zijn gemaakt door Kees Henselmans en Virginia Pinto Masís, op basis van de huidige plattegrond van Bussum.

Bronnen

- A.C.J. de Vrankrijker, Het Goois Natuurreservaat, Van Dishoeck, Bussum 1957
- Anton Kos en Karin Abrahamse, Erfgooiers, Ten eeuwigen dage, Waanders Uitgevers, Zwolle 2007
- Martin Heyne, ‘De Geschiedenis van Bussum‘, Contactblad Historische Kring, Bussum 2004 en Bussums Historisch Tijdschrift, 2005 en 2006:
   Deel 1: Contactblad Historische Kring Bussum 20/1 (april 2004) pp. 20-27
   Deel 2: Contactblad Historische Kring Bussum 20/3 (december 2004) pp. 26-32
   Deel 3: Bussums Historisch Tijdschrift 21/1 (april 2005), pag. 24-33
   Deel 4: Bussums Historisch Tijdschrift 21/3 (december 2005), pag. 44-52
   Deel 5: Bussums Historisch Tijdschrift 22/1 (juli 2006), pag. 40-47
   Deel 6: Bussum Historisch Tijdschrift 22/2 (september 2006), pag. 20-26