Skip to main content

Bussum historisch tijdschrift, jaargang 32, nummer 2 (september 2016), pag 14-17


Bussum &Boekweit, deel 1

Jan-Willem Henfling

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel. 
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

De vlag van Bussum werd op 31 december 2015 voor het laatst gestreken. Op die vlag het wapen met de vijf boekweitkorrels. Hilversum heeft er maar vier. Waarom bedachten de vroede vaderen van Hilversum in 1818 en die van Bussum in 1896 dat die kleine zaadjes het verdienden op het wapenschild gehesen te worden? Het antwoord op deze vraag komt in twee delen. In dit eerste deel verdiepen we ons in de oorsprong en evolutie van het wapen. In een volgend deel gaan we dieper in op de historie van boekweit. 

Net een beukennootje

Bodemonderzoek (stuifmeelkorrels) leert dat boekweit vanaf ongeveer 1200 overal in Nederland moet zijn verbouwd (Haaster 1997). Het zaadje lijkt op een klein beukennootje. De Gooise teelt piekte in de eerste helft van de negentiende eeuw en verdween in de laatste decennia van diezelfde eeuw.

De wetenschappelijke naam van boekweit is Fagopyrum esculentum (= eetbare beukennoot). Het is geen graan, maar een bloeiende plant, verwant aan knoopkruid, zuring en rabarber. Geschoonde boekweitzaden variëren in kleur van goudgeel tot donkerbruin. In het begin van de negentiende eeuw fungeerde het Gooi als de boekweitschuur van de Hollandse steden. In 1812 werd in het Gooi 2.400 ha van totaal 7.200 ha landoppervlak bebouwd (de engen), waarvan maar liefst 54% met boekweit werd ingezaaid en 38% met rogge (Bieleman, 2008). De jaarlijkse productie van het Gooi mag je in die periode gemiddeld op 1.200 ton per jaar stellen. Dat betekent dat kort na de oogst in september duizenden zakken boekweitgrutten en meel werden gevuld en op karren en trekschuiten naar Amsterdam en Utrecht gebracht.

        
Boekweitzaden door microscoop met een mm schaal aan
de zijde. Het zijn toch net kleine beukennootjes?
(University of Missouri Extension Service).
   

Heyne (2009) beschrijft de Bussumse engen (dus waar de boekweitakkers lagen). De zuidelijke eng werd globaal omsloten door de Huizerweg, Brinklaan, Ceintuurbaan en Amersfoortsestraatweg. Een tweede eng begon aan de rand van het dorp waar nu de Nieuwe Englaan is en waaierde uit over het Spiegel tot langs de Hilversumse Meent.

Stel je nu eens voor: je staat op de Bussummer heide en kijkt van daar in de richting van de (Naardense) Grote Kerk. Dat beeld schetste in 1845 een journalist van het Handelsblad, die de zomerse wedrennen kwam verslaan: “…rustte het oog in het verschiet, hetzij op de bloeijende boekweitvelden van Bussem en op den toren van dat vriendelijke dorp …..” (citaat uit Leenders, 2008) [1].

In het Gooi werd boekweit als belangrijkste landbouwproduct na 1810 geleidelijk ingehaald door o.a. aardappelen en tarwe. Nadat Bussum en Hilversum een station hadden gekregen zijn de engen volgebouwd met huizen en was het snel gedaan met de Gooise akkerbouw. 

Beladen met 5 boekweitkorrels

Nu terug van de boekweit naar ons wapen. Het Hilversumse wapen, gehouwen in steen, voert ons terug naar 1699 (Timmer, 1998). Het Bussumse wapen zou uit diezelfde tijd kunnen zijn, maar wordt voor het eerst genoemd in De Nederlandsche Stad- en Dorpsbeschrijvingen uit 1795. De oudste beschrijving is in het Aardrijkskundig Woordenboek dat enkele jaren later uitkwam: “in een wit veld, beladen met 5 boekweitkorrels, geplaatst twee, een en twee”. [2] 

       
 
Het wapen van Hilversum werd in steen gehouwen in
1699 en geplaatst in de brug over de Gooise Vaart aan
de kant van de Berestijnseweg (Europeana Collection).

Ik citeer nu dr. Conrad Gietman, onderzoeker bij de Hoge Raad van Adel (brief van 30-06-2016): “Op 21 december 1814 kreeg de Hoge Raad van Adel opdracht van Koning Willem I om de wapens van alle steden, dorpen, heerlijkheden, districten en corporaties in het land te inventariseren, zodat ze door de Koning konden worden bevestigd…. Uit ons archief blijkt dat op 20 september 1817 door de schout van de gemeente Bussum een “aftekening van het wapen dat door deze Gemeente met eenige verandering te vooren gevoerd is” is ingediend. Om onduidelijke redenen heeft dit niet tot een bevestiging geleid en ontbreekt Bussum op de lijst van 40 Noord-Hollandse gemeenten waarvan het wapen werd bevestigd op 22 oktober 1817.

      
Het Bussums wapen zoals aangevraagd
op 20 september 1817 door schout
J.J. Thierens Jzn (archief van de Hoge
Raad van Adel in Den Haag)
 

Dankzij het werk van Nel Krijnen (2011) kennen wij de vermoedelijke reden wel: die schout was J.J. Thierens Jzn, een Naardense notabele, die tot verrassing van de Bussumers als eerste schout van Bussum was aangesteld. Het boterde niet erg tussen hem en de pas ingestelde Bussumse gemeenteraad. In 1820 werd hij op verzoek van de gemeenteraad door de koning ontslagen. Mogelijk is de aandacht voor het gemeentewapen er daardoor een beetje bij ingeschoten. Opmerkelijk dat zowel de eerste als de laatste burgemeester van Bussum zijn dienstverband voortijdig moest beëindigen!

Gietman vervolgt: “Pas op 3 november 1896 verzocht het gemeentebestuur van Bussum aan de Hoge Raad van Adel om een gemeentewapen. ....”. Reeds op 24 december van datzelfde jaar werd het verzoek ingewilligd. Een kerstcadeau? Nee, dat toch niet. Op 15 januari 1897 kreeg de gemeente het koninklijk besluit pas in handen, gevoegd bij een brief van de Commissaris der Koningin in Noord Holland (J.W.M. Schorer), die terloops vroeg om de leges van fl. 6,97 ook nog even over te maken.

      Zou een blauw veld met
een bruine aktetas toen niet
toepasselijker zijn geweest?

 

Van boekweit naar aktetas

Als conclusie van dit verhaal: Toen de schout van Bussum in 1817 het wapen ter registratie indiende was Bussum nog een dorp met zo’n 750 inwoners, die leefden van en tussen hun boekweitvelden en schapen. Toen burgemeester Reinier van Suchtelen van de Haare tachtig jaar later verzocht het wapen te erkennen, speelde boekweit geen rol meer in de lokale economie van dit forensendorp met inmiddels 8.000 inwoners. De raad had voor iets anders kunnen kiezen. Zou een blauw veld met een bruine aktetas toen niet toepasselijker zijn geweest? De geschiedenis leert ook in de details hoe onze wereld afhangt van historische toevalligheden!

Literatuur

  • Bieleman, J. (2008), Boeren in Nederland. Geschiedenis van de Landbouw 1500 – 2000. Uitg. Boom, Amsterdam.
  • Haaster (1997), De introductie van cultuurgewassen in de Nederlanden tijdens de Middeleeuwen. pp. 53-104 in A.C. Zeven (red), De introductie van onze cultuurplanten en hun begeleiders, van het Neolithicum tot 1500 AD. Ver. Van Landbouwgeschiedenis, Wageningen.
  • Heyne, M. (2009), De Naarder en Bussummer Eng vóór 1902  Bussums Historisch Tijdschrift 25/1 (2009) 22-27
  • Krijnen-Van Gog, N. (2011), De dwarsliggers. Bussums Historisch Tijdschrift 27/3 (2011) 27-29
  • Leenders C. (2008), De paardenrenbaan van de Bussum Larener Hoogte Sociëteit, 1845-1855 Bussums Historisch Tijdschrift 24/2 (2008) 4-5
  • Timmer P. (1998), Vier boekweitkorrels van goud in een blauw veld het ‘huismerk’ van Hilversum. Eigen Perk 1998/1 pp 25-33.
Het Bussumse gemeentewapen, zoals officieel geregistreerd bij de Hoge Raad voor de Adel in 1896.

Voetnoten

[1] Hoewel het Handelsblad toen reeds een kwaliteitskrant was, moet de verslaggever een foutje hebben gemaakt. Bussum had volgens de kenners Chris Leenders en Nel Krijnen-van Gog toen nog geen kerk met toren. Hij moet de Grote Kerk van Naarden hebben gezien. Die torende hoog uit boven de stulpjes van Bussum.

[2] Persoonlijke informatie van Conrad Gietman, Hoge Raad van Adel, tijdens een telefoongesprek op 28 juni 2016.