Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 31 nummer 3 (december 2015), pag. 28-31


Jo van Gogh-Bonger: in Bussum begon de victorie van Van Gogh (2)

Marcus van der Heide

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

In het eerste deel van dit artikel, dat verscheen in Bussums Historisch Tijdschrift 31/2 (2015) 30-33 beschreef de auteur hoe de weduwe van Theo van Gogh, de broer van Vincent, na de dood van haar man in 1891 naar Bussum kwam en in Villa Helma een pension begon. Jo Bonger was eigenaar van de nalatenschap van Vincent, een overstelpende hoeveelheid werken die op dat moment onverkoopbaar waren. Het is aan haar te danken dat het werk van Vincent aan een zegetocht over de wereld begon. 

De familie Veth

Een tweede reden voor Johanna om naar Bussum te komen was dat hier een jeugdvriendin van haar woonde, Anna Dirks, getrouwd met de schilder Jan Veth (1864-1925). In 1880 deed Veth toelatingsexamen voor de Rijks-Academie voor Beeldende Kunst in Amsterdam. Hij ging in 1885 in Laren in de leer bij Anton Mauve, die in Den Haag ook de leermeester van Vincent van Gogh was geweest. Mauve woonde de laatste drie jaren van zijn leven in Laren en bleek nog altijd streng.

       
 
Jan Veth aan het werk, naar een tekening van Georg Rueter
Boekenweekgeschenk 1933.

In augustus 1885 schreef Jan aan Anna: Meneer Mauve heeft me al eenmaal gecorrigeerd. Schoon hij me erg aanmoedigde moet ik zeggen dat er zoowat geen stuk van mijn werk heel bleef. Ik was er wel een beetje onder gedrukt […]. Hij heeft me erg aan het werk gezet en over een week zal ik hem mijn nieuwe resultaten overleggen. Ik hoop dat hij dan wat tevreden kan zijn. Ik voel me zo grenzeloos klein bij die man.

Het schilderen en tekenen van dorpsgezichten en schaapskudden bevredigde Veth echter niet. Hij stapte over op de lucratievere portretkunst en het schrijven van kunstbeschouwingen. Ook begon hij zelf schilderles te geven.
In augustus 1888 vestigde hij zich met Anna, ook oud-leerling van de Academie, in Bussum. In 1890 verhuisden ze naar Villa Op den Akker, Parklaan 35. “De Bazel gaf aan het oude huis een geheel nieuw aanzijn, door het uitwendig geheel te herbouwen en tevens te vergroten […].Tenslotte werd het houten atelier afgebroken en een nieuw en groot gebouwd aan het huis zelf”, schrijft Huizinga in Leven en werk van Jan Veth (1927). Het huis werd een trefpunt van kunstenaars, schrijvers, denkers en musici. Jo’s contact met de Tachtigers, schilders en de kunstenaars is hier begonnen, in het “Centrum van beschaving, de verzamelplaats van vele Nieuwe Gidsianen” (Jo’s Dagboek 14.11.1891).

             

Een van Veths leerlingen was Marie Cremers. Ze schrijft in haar Jeugdherinneringen (1948):
“Dikwijls dronk ik koffie bij Jo van Gogh-Bonger op Villa Helma, de weduwe van Theo,en haar zoontje
Vincent, dat toen nog een klein blond jongetje was met een primitief en zuiver profiel. Ik mocht op
zolder in het werk van Vincent grasduinen. Er was één schilderij, dit was de regen, fel en geurig op
een donker-paarsig stuk grond. Onder de aangrijpende stukken trof mij dit bijzonder, weet ik nog.”
Marie is vooral bekend van de tekening van Paul van Eeden in het boekje Paul’s ontwaken (1914),
dat Van Eeden schreef na Pauls overlijden.

 

Portret van de jonggestorven Paul van Eeden, het jeugdvriendje van Vincent Willem. 
Tekening van Marie Cremers, uit: Van Eeden, Paul’s ontwaken (1914).

 

       
 
Villa Op den Akker, Parklaan 35.
(foto Jaap van Hassel, 2008, coll. HKB)

De eerste tentoonstellingen

Een jaar na Jo’s komst naar Bussum vonden al de eerste, nog bescheiden Van Gogh-tentoonstellingen plaats, zoals in februari 1892 in Arti et Amicitiae in Amsterdam.“Het is een heerlijke avond geweest - iedereen die ik graag wou dat ze zouden zien, is gekomen. De mensen vonden ze mooi” (Dagboek).

De Haagse Kunstkring stelde van 16 tot 29 mei 1892 in Café Riche 40 schilderijen en 40 tekeningen tentoon. De expositie in december 1892 in de Panoramazaal in Amsterdam, gearrangeerd door Jan Veth en R.N. Roland Holst , wordt wel de ‘eerste’ Van Gogh-tentoonstelling genoemd. Holst ontwierp de litho voor de omslag van de catalogus. Met het oog op beter begrip van de werken werden citaten uit brieven van Vincent toegevoegd, een systeem dat later algemene toepassing vond. Er waren 87 schilderijen en 20 tekeningen. Er werden twee schilderijen, een tekening en een litho verkocht. 

De Kroniek van Pieter Lodewijk Tak

Als Jo in Bussum neerstrijkt, belandt ze in de wereld van de ‘Negentigers’. Centraal staat niet meer ‘de kunst om de kunst’ (l’art pour l’art, het schoonheidsideaal van de Tachtigers). De kunst moet ook de gemeenschap dienen. De kunstenaar dient oog te hebben voor de noden en de ‘lelijkheid’ van de maatschappij en draagt verantwoordelijkheid voor de samenleving. Dichters als Gorter en Henriette Holst worden socialist en gaan de politiek in. Van Eeden schrijft op 22 november 1895 in zijn Dagboek: “De grote zwarigheid is het geldverdienen. Er is geen wijze van geldverdienen die ik waardig en goed vind. Noch van boeken, noch van zieken”. Hij sticht de landbouwcommune Walden. Jo Bonger werd in 1894 lid van de SDAP.

 
 P.L. Tak,
litho van Jan Veth.
Uit het laatste  
nummer van
De Kroniek,
geheel gewijd aan
(het overlijden
van) Tak. 
    

Van 1890-1893 trok de bij De Amsterdammer ontslagen journalist Tak (1848-1907) zich terug in Bussum om zich aan de studie van sociale onderwerpen te wijden. “Biedt zich in het praktische leven wat aan,waarvoor ik geschikt zou kunnen zijn, dan pak ik het gaarne aan, want ik ben veel meer aangelegd voor een praktisch dan een bespiegelend leven. Het uitoefenen van enig gezag over jongeren zou mij wel lukken”, schrijft hij aan Van Loghem, oprichter van de Groene Amsterdammer. Van Eeden tekent op 11 februari 1891 in zijn Dagboek aan: “Nog bij Tak zitten praten. Tak zo uitstekend, omdat hij het volmaakte ‘bon sens’ vertegenwoordigt, door en door goed is en durft.”

Die durf blijkt uit de oprichting van een nieuw tijdschrift in 1895, het weekblad De Kroniek, dat de culturele en politieke functie van De Nieuwe Gids (in 1893 door de scheldsonnetten van Kloos naar de ondergang geholpen) overnam. Het bleef bestaan tot de plotselinge dood van Tak in 1907. 

        
 
Villa Eikenhof van Willem Bauer (patiënt van Van Eeden
en ontwerper van de hutten op Walden).
( Foto Klaas Oosterom; coll. HKB)

 Jo en Johan Cohen Gosschalk

Op bijzondere wijze heeft de oudere Tak, vrijgezel, door zijn persoonlijkheid een groep (jonge) kunstenaars aan De Kroniek weten te binden. Veel medewerkers kwamen uit Bussum. Allereerst Jan Veth. Verder bijvoorbeeld literator Frans Coenen (waarnemend hoofdredacteur), schilder Marius Bauer, musicus J.C. Hol en architect K.P.C. de Bazel (sedert 1902 in Bussum woonachtig).

        
Hoeksteen Eikenhof,
19 x 22 ½ cm. [diepte 22 cm.]
 

We zagen al dat Jo Bonger feuilletons voor het blad vertaalde. In 1897 trad Mr. Johan Cohen Gosschalk toe tot de kunstredactie. Hij was in 1896 gepromoveerd op een proefschrift "Belediging door caricatuur." In 1900 ging hij in de leer bij Jan Veth, waartoe hij zich in Bussum vestigde en in Villa Helma bij Jo Bonger in pension ging.  In 1901 trouwde hij met Jo. Het gezin verhuisde naar de Regentesselaan 39, waar Willem Bauer Eikenhof voor hen bouwde. Jo betaalde de helft van de bouwkosten.

In 1904 verhuisden ze naar Amsterdam naar Brachthuyzerstraat 2, hoek Koninginneweg, waar Jo tot haar dood heeft gewoond. [*]  

Advertentie Tentoonstelling Vrouwenarbeid
De sociale betrokkenheid van Jo Bonger blijkt uit een advertentie in de Gooi & Eemlander
van 22 mei 1897 over de Tentoonstelling van Vrouwen-Arbeid in Den Haag.
Martha van Eeden en Jo roepen daarin op tot “financiële en morele steun”. De brochure van
Marie Jungius over doel en opzet van de tentoonstelling was voor 10 cent bij Jo te verkrijgen
De tentoonstelling van 9 juli tot 21 september 1898 was een mijlpaal in de zich ontwikkelende
vrouwenbeweging. In twaalf onderdelen werd vrouwenarbeid gepresenteerd. Daarnaast waren
er verschillende congressen: over vakopleiding voor vrouwen, wezenopvoeding, armenzorg,
woning-hygiëne enz. Op 26 augustus 1898 sprak Tak op het congres ‘De maatschappelijke
toestand der vrouw’ de rede De vrouwenbeweging en het arbeidersvraagstuk uit. Zijn stelling
was dat het gaat om ongelijke klasseverhoudingen en niet om ongelijke sekseverhoudingen
. De tentoonstelling werd met 90000 bezoekers een succes en leidde tot de oprichting van
het Nationaal Bureau voor Vrouwen-Arbeid in Den Haag in 1901. 

Tentoonstelling 1905

Begin 1905 stopt Gosschalk met recenseren in De Kroniek. De grote Van Gogh-tentoonstelling in Het Stedelijk Museum in Amsterdam slokt immers alle tijd van hem en Johanna op. Hij stelt de catalogus samen, met daarin een betrouwbare Van Gogh-biografie.

Het bevreemdt dat De Kroniek alleen de openingsdatum van de expositie aankondigt: “15 juli [1905], ± 440 nummers en de volledigste tot heden”. Duizenden bezoekers komen op de tentoonstelling af. Er worden 19 schilderijen en 4 tekeningen (voor een bedrag van f 19.681,60) verkocht. Componist Alphons Diepenbrock bezocht de tentoonstelling en vond “v. Gogh een treurig voorbeeld van een echt ‘mislukt’ genie” (brief 5.8.1905 aan Johanna Jongkindt). Maar de victorie, vanuit Bussum begonnen, was een feit. Voortaan hoefde Jo niet zelf meer de boer op, maar werd zij benaderd door musea, kunsthandelaren en verzamelaars. 

De nalatenschap

        
 
Tekening Jo Bonger door Cohen Gosschalk,
ca. 1905. Drents Museum.

Gosschalk overleed in 1912. De uitgave van de brieven in 1914 heeft hij dus niet meer meegemaakt. Naast de zorg voor haar zoontje en de ziekelijke Gosschalk heeft Jo meer dan twintig jaar aan de uitgave van de vaak ongedateerde brieven gewerkt. Uit marketing oogmerk veranderde ze haar naam Gosschalk-Bonger: Vincent van Gogh. Brieven aan zijn broeder. Uitgegevenen toegelicht door zijn schoonzuster J. van Gogh-Bonger. Maar bovenal was Jo de “volwaardige kunsthandelaar met ideële motieven”, zoals Irene Meyjes concludeerde in haar studie Johanna van Gogh-Bonger: kunsthandelaar? (2007). Haar doel, de collectie bijeen te houden en ”ongeschonden te bewaren voor het kind” en het nageslacht, heeft uiteindelijk geleid tot het Van Gogh Museum.

De literatuur over Van Gogh is eindeloos. In 1999 kreeg Theo van Gogh zijn biografie en tentoonstelling en werd onder de titel Kort geluk de briefwisseling tussen Theo en Jo gepubliceerd. De eigenlijke Jo Bonger-biografie laat echter nog steeds op zich wachten. De Amerikaanse hoogleraar William J. Havlicek, Ph.D. en uitgever David A. Glen komen na dit Van Gogh-jaar evenwel met het boek JOHANNA: The Other Van Gogh www.CreativeStorytellers.com. Ik had, na mijn artikel Van Gogh en Bussum (1991), het genoegen daarin over het literaire en artistieke klimaat rond Jo Bonger in Bussum te schrijven.

[* ] In 1914 woonde Jo enkele maanden bij haar zoon, afgestudeerd als werktuigkundig ingenieur aan de TH te Delft, in de Hautes-Pyrénées [de bouw van een waterkrachtcentrale]. ‘The engineer’ verhuisde in 1915 naar New York voor een baan op een technisch inkoopbureau. Jo woonde daar toen ook een paar jaar. Zij begon aan de vertaling in het Engels van de brieven van Van Gogh en verkende de Amerikaanse markt voor verkoop van schilderijen.