Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift jaargang 30 nummer 1 (april 2014) pag, 33-38


Nogmaals: het Bussumse Gemeentehuis

Alexander Overdiep 

Klik hier voor de pdf versie van dit artikel.
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Het Bussumse Gemeentehuis aan de Brinklaan wordt door veel oude en nieuwe inwoners als een bunker beschouwd, die er nooit had mogen komen en alsnog zo snel mogelijk gesloopt moet worden. Deze kritiek leidt ook tot de vraag: wat was dat voor een architect? En heeft hij nog meer van die ‘misbaksels’ gemaakt? Of als je die vraag iets anders stelt: wat heeft deze architect eigenlijk allemaal gemaakt en zijn dat allemaal van die betonnen dozen?
In het vorige nummer van het Bussums Historisch Tijdschrift (augustus 2013) hebben we dat oordeel al gerelativeerd. Bij de beoordeling van het gebouw zoals we dat nu zien, gaan we makkelijk voorbij aan de visie op ruimtelijke ontwikkeling van ruim zestig jaar terug. En met een oordeel moeten we ook voorzichtig zijn, omdat het ontwerp van architect ir. C. Wegener Sleeswijk door toedoen van de Gemeente Bussum nooit de plaatsing heeft gekregen in de door de architect tegelijk ontworpen omringende ruimte. Wat bij veel Bussumers (en anderen) niettemin blijft staan, is dat deze architect geen gevoel had voor het (toenmalige) dorpse karakter van Bussum. In dit artikel gaan we iets nader in op deze architect, want zijn enorme productie laat zien dat het onjuist is om het Bussumse Gemeentehuis zoals het uiteindelijk geworden is, te beschouwen als een toonbeeld van zijn visie en werk. Alhoewel: er is wel een verband tussen ons gemeentehuis en al die andere dingen die hij ontworpen heeft. Dat verband is samen te vatten in het woord ‘vormleer’.

     

Desimpele lijnen van een puur functioneel ontwerp; beginpunt van
een ontdekkingsreis naar de ware vormleer, deze woning aan de
Van Woensel Kooylaan 6 in Naarden uit 1933; het enige hier nog
bestaande bouwwerk van ir. Wegener Sleeswijk. 

 

Van Lemsterland naar Amsterdam

Cornelis Wegener Sleeswijk werd geboren in Lemmer op 28 mei 1909. De familie Sleeswijk had al enkele generaties een belangrijke houthandel en beschikte in Lemmer over een grote (stoom-)houtzaagmolen. Cornelis Wegener Sleeswijk volgde de HBS in Den Haag en studeerde van 1927 tot en met 1932 bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft.

Aansluitend begon hij als zelfstandig architect in Bussum. Hij vestigde zich aan de Amersfoortsestraatweg, waar nu de flats van de Merelhof staan. Het enige hier nog bestaande bouwwerk van Wegener Sleeswijk uit deze tijd is een villa in Naarden (Van Woensel Kooylaan 6).
In Bussum bouwde hij aan de Koningslaan 51a een landhuis dat alweer gesloopt is.

Van 1934 tot 1940 werkte hij op het architectenbureau van ir. J. de Bie Leuveling Tjeenk. Deze architect had geen groot oeuvre, maar genoot bekendheid als ontwerper van enkele Gooise villa’s en meer nog als de architect van de Jaarbeursgebouwen aan het Utrechtse Vredenburg (gesloopt in 1970).

In 1940 werkte Wegener Sleeswijk weer even zelfstandig om vervolgens met Sytze J.S. Wichers (1919-1993) een architectenbureau in Amsterdam op te bouwen. Dat kantoor is in 1962 deels afgebrand, waardoor veel oude ontwerpen verloren gingen. 

Form follows function

Wegener Sleeswijk werd in 1953, in de periode dat hij deelnam aan de prijsvraag voor het Bussumse Gemeentehuis, benoemd tot hoogleraar Bouwkunde aan de Technische Hogeschool in Delft. Hij hield op 2 december 1953 zijn inaugurele rede onder de titel ‘Beschouwingen over architectonische vormleer’. In deze rede gaat hij in op wat we in het Engels wel kennen als ‘form follows function’. 

      
 
Prinses Beatrix heeft op 29 september 1965 een
informeel bezoek gebracht aan de werkzaamheden
in het Paleis opde Dam. Naast Wegener Sleeswijk
steekt ze min of meer incognito naafloop van het
werkbezoek ontspannen de Paleisstraat over .
(foto: De Telegraaf)

Hij verbond dat principe steeds aan de drie grondvragen die hij aan zijn studenten meegaf en die ook leidraad waren in de samenwerking met collega’s en constructeurs en in gesprekken met zijn opdrachtgevers. Voor hem waren die drie grondvragen: wat is het (échte) doel van het bouwwerk; wat is de vorm die het best aan dat doel beantwoordt; en wat is het materiaal waaruit die vorm het beste te maken is? Het vasthouden aan deze grondvragen is de rode draad in zijn zeer gevarieerde oeuvre.

Als hoogleraar volgde Wegener Sleeswijk zijn eigen leermeester Granpré Molière op. Op het terrein van de vormleer volgde hij professor F.J. Berghoef op, een jurylid voor het Bussumse Gemeentehuis. Cornelis Wegener Sleeswijk werd in september 1964 voorzitter van de afdeling bouwkunde en bleef hoogleraar tot oktober 1974, toen hij 65 jaar werd.   

Stadhuis

Zoals in het in september 2013 verschenen artikel over het Bussumse Gemeentehuis al duidelijk is gemaakt, is een prijsvraag met een jury van vakmensen heel gangbaar om te komen tot een ontwerp voor grote bouwwerken als een stadhuis. Wegener Sleeswijk heeft in dat kader aan beide kanten van de tafel gezeten. Als ontwerper niet alleen in Bussum, maar ook in Naaldwijk. Voor Amersfoort heeft hij een ontwerp gemaakt dat niet is gerealiseerd. In Dordrecht zat hij in de jury voor een nieuw raadhuis.

Tamelijk uniek is de betrokkenheid van Wegener Sleeswijk bij twee stadhuizen in één plaats tegelijk! Dat kan alleen in Amsterdam. Aan de bouw van een nieuw Amsterdams stadhuis is een politieke en vormgevings¬discussie voorafgegaan die ruim zestig jaar heeft geduurd. Wegener Sleeswijk was in Amsterdam soms lid van de jury, dan weer lid van adviescomités en heeft zich ook als hoogleraar in het openbare architectuurdebat gemengd. Langdurig was hij als hoofdarchitect nauw betrokken bij de restauratie van dat andere Amsterdamse stadhuis: het Paleis op de Dam. Een opdracht die ongeveer vijfentwintig jaar heeft gelopen en net vóór de inhuldiging van prinses Beatrix tot koningin in april 1980 was voltooid.

 

                           
Koninklijk Paleis, voorzijde 
 
Koninklijk Paleis hoek Dam/Mozes en Aaronstraat 
Het Amsterdamse stadhuis, wereldberoemd hoogtepunt van de Nederlandse architectuur uit de 17e eeuw, wel genoemd ‘achtste wereldwonder’. Ook toen al bepaalden politieke compromissen de eindvorm; denk daarvoor aan de zeven ingangen aan de Damzijde. Drie eeuwen later nog steeds een waagstuk om te mogen restaureren.

Restauratie

 
      
 Nieuwe Kerk, Mozes en Aaronstraat

 Wie alleen het Bussumse Gemeentehuis kent, zal verrast zijn door het werk van Wegener Sleeswijk op het gebied van restauratie. Zijn intense belangstelling voor een antwoord op de drie hiervoor genoemde grondvragen en zijn docentschap, waarbij hij door zeer grondig onderzoek ook steeds probeerde vast te stellen hoe eeuwen terug op diezelfde vragen een antwoord werd gegeven, leidden tot veel meer restauratie-architectuur. Beroemd is het enorme werk dat Wegener Sleeswijk heeft verricht aan de grootste restauratie-opdracht die ooit in ons land werd uitgevoerd. De restauratie van de Oude Kerk in Amsterdam, het oudste gebouw van de stad, is in augustus 2013 voltooid. Daarmee lag er vijfenzeventig jaar tussen het besluit en de afronding. Het fysieke werk begon – na vertraging door de Tweede Wereldoorlog – pas in 1955. Dan nog hebben de steigers er achtenvijftig jaar gestaan! De voltooiing heeft Wegener Sleeswijk niet meer meegemaakt. Wel maakte hij het gereedkomen mee van de tegelijkertijd door hem begeleide restauratie van de Nieuwe Kerk, naast het Paleis op de Dam. Die duurde ‘slechts’ van 1959 tot 1980.

Hoofdstad . . .

Door de aandacht van Wegener Sleeswijk voor de drie grondvragen zou hij zelf niet snel spreken van contrasten of uitersten in zijn werk. Ze vormen meer de verbinding tussen een breed gevarieerd pakket aan ontwerpen. In Amsterdam werd hij midden jaren ‘50 betrokken bij de uitbouw van de stad in westelijke richting. De Gemeente heeft voor de realisatie van Geuzenveld zes architecten de ruimte gegeven om woningen te bouwen. Ook Wegener Sleeswijk heeft hier grote reeksen woningen ontworpen, zowel hoogbouw, als laagbouw. Ze staan er nog steeds en worden met plezier bewoond. Door de Gemeente Amsterdam werd Wegener Sleeswijk enige tijd later als adviseur weer betrokken bij de (her)ontwikkeling van de Wibautstraat. In dezelfde tijd speelde in de hoofdstad ook een nieuwbouwplan voor het hoofdkantoor van De Nederlandsche Bank. Die zat toen nog op de Oude Turfmarkt. De directie wilde de reeks oude, onhandige gebouwen vervangen door één nieuwbouwcomplex, op dezelfde plek. Het prachtige ontwerp heeft het door politiek gekrakeel niet gehaald. Bovendien werd tussentijds gekozen voor een andere locatie: het Frederiksplein.

Totaal anders, maar bij uitstek een toonbeeld van zijn benadering, was het ontwerp voor een enorm havenpakhuis aan de Cruquiuskade in de Amsterdamse haven (het gemeentelijk entrepotdok ‘Koning Willem I’). Nu zouden we dat ontwerp innovatief noemen, door de slimme mix van functionaliteit en materiaalkeuzes.

Jacob Tilstraat Laagbouw in Amsterdam Geuzenveld in ruime, min of meer parkachtige setting. Ook hier klassiek-eenvoudige basisuitgangspunten. Inmiddels wel veel aangebouwde schuurtjes e.d.

Nicolaas Ruychaverstraat. Hoogbouw in Amsterdam Geuzenveld in simpele vorm. Eenvoudige basisuitgangspunten. Daardoor na zestig jaar nog steeds gewilde woningen. Inmiddels gerenoveerd, waarbij o.a. houten kozijnen zijn vervangen. 

. . . en Hofstad

Ook in Den Haag liep het ontwerpen van gebouwen voor Wegener Sleeswijk vaak gelijk op met stevige politieke discussies. Dat laatste speelde niet bij de restauratie van de gebouwen voor de Raad van State. Die zat al eeuwen op het Binnenhof, maar ruimtenood maakte verhuizing naar een nieuw gebouw noodzakelijk. De nieuwe huisvesting ontstond door het Paleis Kneuterdijk, op de hoek met het Lange Voorhout, samen met twee aanzienlijke buurpanden te restaureren en tot een nieuw geheel samen te voegen. Discussie ontstond wel bij de presentatie in 1959 van een plan voor de bouw van een kantoorgebouw van wel 20 verdiepingen en 80 m hoog aan de Bezuidenhoutse kant van de Hofstad. Dat ‘enorme’ gebouw, als beleggingsobject ontworpen voor Verzekeringsmaatschappij De Nederlanden van 1845, is nog steeds in gebruik, maar inmiddels ‘een kleintje’. 

 En elders

In Utrecht bouwde Wegener Sleeswijk rond 1953 de alweer verdwenen Bernardhal voor de Utrechtse Jaarbeurs, het eerste tentoonstellingsgebouw aan de Croeselaan. Overigens is er al werk van Wegener Sleeswijk gesloopt en hebben ontwerpen een andere functie gekregen. In 1957 ontwierp hij aan de Haagse Conradkade een kantoor voor de niet meer bestaande oliemaatschappij Caltex; dit gebouw is al weer verdwenen. Voor Joh. Enschedé, de drukker van postzegels en bankbiljetten, kwam een ontwerp van zijn tekentafel voor de krappe Haarlemse binnenstad. Die gebouwen herbergen nu o.a. restaurants, want de drukkerij verhuisde twintig jaar later naar een industrieterrein. Wegener Sleeswijk werkte niet alleen in de Randstad. Kort na het Bussumse project was hij bezig met een postkantoor en een gemeentehuis in Drachten.

In dit overzicht gaat het tot nog toe vrijwel steeds om tamelijk grote bouwwerken, dikwijls voor bedrijfsleven of overheid. Maar Wegener Sleeswijk heeft al veel vroeger naam gemaakt met ontwerpen van geheel andere aard en kleinere schaal. Die hebben niet alleen zijn naam gevestigd, maar hem ook de gelegenheid gegeven het architecten-handwerk zelf ambachtelijk te beoefenen, een belangrijke voorwaarde voor meesterschap. Bekend in het vak is zijn ontwerp uit 1941, ook weer door een prijsvraag te winnen, voor een ‘boerderij annex theeschenkerij’ in het Amsterdamse Bos. Van een totaal ander karakter was de ontwerpopdracht voor een (nationaal) zeehelden-herdenkingsmonument in Den Helder. Het is er nooit gekomen, door verschillen van mening aan de kant van de opdrachtgevers. 

Onderscheiden

Voor zijn werk als hoogleraar, maar meer nog voor zijn niet aflatende en stimulerende betrokkenheid bij ontwerp- en bouwprojecten van zo enorm verschillende aard, werd hij benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Groter nog was de eer die hij al in 1966 ontving met zijn benoeming tot Grootofficier in de Huisorde van Oranje, voor zijn zeer grote en toegewijde betrokkenheid bij de restauratie van het Koninklijk Paleis op de Dam in Amsterdam. Een verrassende en gepaste terugblik op de veelzijdigheid van een architect die zijn zelfstandige loopbaan in Bussum begon.

Afsluitend is het goed terug te komen op de vraag in de titel van dit artikel: is het Bussumse Gemeentehuis exemplarisch voor het werk van deze architect? Het antwoord is: ja en neen. Neen, omdat Wegener Sleeswijk zo heel veel méér ontworpen heeft dan de strakke dozen waarmee het Bussumse Gemeentehuis soms wordt aangeduid. En tegelijk ook ja, omdat Wegener Sleeswijk heel goed luisterde naar de wensen van de opdrachtgever en in zijn ontwerpen steeds vasthield aan de voor hem bijna heilige principes van de vormleer, of het nu ging om de restauratie van het Paleis op de Dam of de Oude Kerk, of om de bouw van het Bussumse Gemeentehuis. Wezenlijk bij deze laatste opdracht was zijn, helaas nooit tot stand gekomen, parkachtige inrichting daaromheen.

“De mens is het instinct om vorm te geven volkomen vreemd; het is voor hem een bewuste handeling”.
(Oratie TH Delft 2 dec. 1953)

Foto’s:
Alexander Overdiep, tenzij anders aangegeven.

Bronnen:

  • Streekarchief in Naarden: Bevolkingsadministratie en Bouwvergunningenarchief Bussum.
  • Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam:
  • Archief Wegener Sleeswijk (tekeningen/ontwerpen)
  • Vakblad Bouw, november 1951;
  • Bouwkundig Weekblad, januari 1954, april 1955, november 1957, mei 1960 en augustus 1962;
  • Polytechnisch Tijdschrift, november 1957.
  • Koninklijke Bibliotheek, Den Haag:
  • De Gooi en Eemlander, 1934;
  • Het Vaderland, 1941; De Tijd, 1941, 1952, 1954, 1955 en 1969;
  • Limburgs Dagblad, 1954;
  • Nieuwsblad van het Noorden, 1960;
  • Het Vrije Volk, 1959 en 1962;
  • De Telegraaf, 1961 en 1965;
  • De Waarheid, 1962, 1963 en 1967;
  • Friese Koerier, 1968;
  • De Leeuwarder Courant, 1953, 1965 en 1972;
  • Nederlands Dagblad 1979.
  • Uit eigen archief: C. Wegener Sleeswijk, Beschouwingen over Architectonische Vormleer,
  • inaugurele rede TH Delft, december 1953;
  • A. Overdiep, 15 jaar restauratie Oude Kerk Amsterdam, 1970.

 

Zie ook:
Alexander Overdiep, Raadhuis kan zeker 100 jaar mee. Bussums Historisch Tijdschrift 29/2 (2013) 4-13.

Lars Wieringa, Prijsvraag voor een gemeentehuis. Bussums Historisch Tijdschrift 22/3 (2006) 26-31