Skip to main content

 Bussums Historisch Tijdschrift 29/2 (augustus 2013) pag. 4-13


 "Raadhuis kan zeker 100 jaar mee"

Alexander Overdiep

Klik hier voor de pdf van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting. 

“Wanneer in de een of andere plaats een raadhuis moet worden gebouwd, is dat voor de inwoners een belangrijke gebeurtenis. Als zetel van het hoogste plaatselijk gezag en bestuur heeft het voor elk lid van de plaatselijke gemeenschap betekenis. Geen ander gebouw evenaart in de gemeenschap deze plaats. Daaruit komt natuurlijkerwijze een algemene belangstelling voort.”

Het thema ‛Macht & Pracht’ van de Open Monumentendag 2013 wordt in de openingsalinea op een bijzondere manier uitgedrukt. Maar … Deze tekst stond in het Bouwkundig Weekblad van 54 jaar geleden!

Zelfs de laatste zin van het citaat is in Bussum nog steeds van toepassing. Hoewel ‛algemene belangstelling’ zeker niet (meer) samenvalt met algemene waardering. Links en rechts hoor je mensen spreken over ‛de betonnen doos’ of ‛die ambtenarenbunker’. Veel oudere Bussummers koesteren hun herinnering aan het oude raadhuis en verafschuwen het ‛gedrocht’ dat in 1961 verscheen. De Bussumse Historische Kring haalt de herinneringen aan dat oude raadhuis ook graag op, want zij koos als beeldmerk een tekening van dat oude raadhuis. Jonge Bussumers en nieuwe inwoners uiten vaak hun verwondering of onbegrip voor de gekozen architectuur. 

Aanleidingen

Als algemeen gewaardeerde uiting van ‛macht & pracht’ is het huidige Bussumse gemeentehuis misschien als mislukt te beschouwen, maar die constatering gaat voorbij aan het tijdsbeeld van ruim 60 jaar terug. De naoorlogse ‛wederopbouw’ was net overgegaan in een periode van algemene welvaart. Voor ons dorp kwam daar nog bij, dat we door de snelle ontwikkeling van de televisie onvoorbereid het centrum van het land waren geworden. Dagelijks klonk door het hele land “Vanuit Bussum een goedenavond” of “We schakelen terug naar Bussum”. Zo’n nationaal bekende plaats – met een explosief stijgend aantal inwoners, voortdurende woningnood en een dagelijks verkeersinfarct rond de studio’s – moest door ‛pracht’ toch ook uitdrukking geven aan haar ‛macht’?

De architectuur van het Bussumse gemeentehuis is letterlijk en figuurlijk in een ander ‛perspectief’ komen te staan dan voorzien bij de bouwopdracht. Op de onbestemde ruimte aan de noordzijde van het gemeentehuis, de gedempte haven tussen Brinklaan en Landstraat, is woningbouw gekomen in een historiserende stijl en met een stedelijke dichtheid.
Nu zestig jaar geleden het besluit werd genomen tot de bouw van ons gemeentehuis, is dit de aanleiding om aandacht te besteden aan de (ontstaans)geschiedenis van het Bussumse gemeentehuis. In een volgend nummer van dit blad gaan we nader in op ontwerper ir. Cornelis Wegener Sleeswijk en zijn overige werk.
Het besluit om de ontwerpopdracht voor een nieuw stadhuis aan Wegener Sleeswijk te gunnen is in november 1953 door de Bussumse gemeenteraad genomen. Het gemeentehuis werd uiteindelijk pas op 11 september 1961 officieel door de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken, mr. E.H. Toxopeus geopend. Maar voltooid was het Gemeentehuis zelfs toen nog niet!

 
 
Overzichtsfoto vanuit de Wilhelminakerk, tijdens de bouw in begin 1961 van het administratieve gedeelte van het
nieuwe Gemeentehuis. Het platte dak is al deels gestort. Links de Brinklaan met het begin van de Eslaan, met wat
nu ‛Villa OKI’ is. Achter het bouwterrein de toen al ruim 20 jaar gedempte haven, waar nu de nieuwbouw van het
project Landstraat-Noord staat. In 1953 was nog bedacht dat dit een open, parkachtige uimte zou blijven. Het
opvallende witte gebouw achter het bouwproject is de Rubberfabriek Wittenburg die in 1912 aan de Landstraat begon.

 Oorzaak en gevolg

In het najaar van 1950 stellen burgemeester en wethouders een commissie in om een kernplan voor het dorpscentrum van Bussum te ontwikkelen. De Gooi & Eemlander van november 1950 meldt over dit besluit: “Deze commissie heeft er rekening mee te houden dat het toekomstige gemeentehuis zal worden gesticht op het gedempte haventerrein tussen de Brinklaan en de Landstraat” en “wil men de Brinklaan als grote verkeersader handhaven, cq verbeteren”.

     
Origineel handtekening bestuursvleugel
 

In oktober 1952 wordt bekend gemaakt dat burgemeester en wethouders voor het ontwerp van een nieuw gemeentehuis een prijsvraag willen uitschrijven “onder drie daartoe uit te nodigen architecten”. Het college vraagt daartoe een krediet aan van f 25.000,-. Na een uitvoerige discussie stemt de gemeenteraad in met het krediet en de prijsvraag. De kosten van de bouw worden op dat moment geschat op 3 à 4 miljoen gulden. De jury zal bestaan uit de architecten Dudok, Friedhoff en Bruin als vaklieden, de burgemeester en de wethouder ruimtelijke ordening.

      
 
De trappartij in de administratieve vleugel;
nu, 52 jaar later, eigenlijk nog ongewijzigd

Bij de bouw van het nieuwe gemeentehuis zal rekening gehouden moeten worden met de verwachte uitbreiding van de gemeente (forse groei van de werkgelegenheid werd verwacht van de juist gestarte TV) en een mogelijke samenvoeging met Naarden (!). Opmerkelijk detail in deze vroege fase is de vermelding dat het “gebouw een burgerzaal zal bevatten waarin ruimte is voor een orgel, terwijl tevens gedacht is aan ruimte voor een carillon.” 

Ambities

Jurylid Willem Marinus Dudok (1884-1974) is een in de regio bekende architect, die met zijn Hilversumse raadhuis, voltooid in 1931, een teken van zijn kunnen heeft gegeven. Dudok moet echter vanwege een langdurige studiereis naar Amerika de jury voortijdig verlaten. In zijn plaats wordt de architect J.F. Berghoef (1903-1994) benoemd.

Jurylid Gijsbertus Friedhoff (1892-1970) had zijn sporen verdiend met het stadhuis van Enschede uit 1933. Ook tekende hij het voormalige ministerie van Landbouw in Den Haag en het voormalige Centraal Belastingkantoor aan het Weesperplein/  Wautstraat in Amsterdam, nu in gebruik bij de Hogeschool Amsterdam (sinds kort het ‛Kohnstamm-huis’ genoemd). Hij had ook naam gemaakt door zijn ontwerp voor een nieuw Amsterdams stadhuis, dat in 1946 werd uitverkoren, maar uiteindelijk nooit tot stand kwam. Bovendien was Friedhoff in 1946 Rijksbouwmeester geworden.

Het derde lid van de jury is W. Bruin (18931971). Wieger Bruin was bekend en gevraagd vanwege zijn stedenbouwkundige visie. De stedenbouwkundige inrichting van de IJsselmeerpolders komt van zijn tekentafels. Aan de toenmalige Wageningse Landbouwhogeschool is hij in die tijd bijzonder hoogleraar planologie. Met de benoeming van deze externe juryleden wordt duidelijk dat de ambities van het Bussumse gemeentebestuur op een hoog niveau liggen. 

De besluitvorming: wie of wat gaat winnen?

De jury heeft zich gebogen over de drie anonieme ontwerpen. In het rapport aan de gemeenteraad schrijft de jury: “In de vergadering van 10 sept. 1953 bleek vrijwel onmiddellijk dat de juryleden, zonder enige ruggespraak, hetzelfde plan als ‛hét plan’ uitkozen. Uitvoerig zijn daarna in die vergadering de drie plannen bekeken en besproken; ten slotte was de commissie unaniem van oordeel dat de door de deskundigen aanvankelijk aangegeven richting de juiste was. Ten einde echter niet alleen op de eerste indrukken af te gaan werd aan dit vraagstuk op 28 oktober 1953 een tweede vergadering gewijd, aan welke werd verbonden een bezoek aan het voor de bouw van het raadhuis gekozen terrein en de onmiddellijke omgeving daarvan. In laatstbedoelde vergadering zijn de drie plannen aan de eisen van het programma getoetst en nader met elkaar vergeleken, hetgeen leidde tot de conclusie, dat het aanvankelijk reeds uitgekozen ontwerp de voorkeur verdiende, niet alleen omdat het werd aangemerkt als te zijn het beste van de drie, maar ook en vooral, omdat het in alle opzichten een bij uitstek goed ontwerp is. Zo spreekt de jury ondermeer haar bewondering uit voor:
– de wijze waarop de open vlakte gelegen tussen de Havenstraat en de Brediusdam, geleed wordt in een reeks fraaie en goed op elkaar afgestemde ruimten;
– de volkomen natuurlijke wijze waarop de bestaande grote gebouwen door die verschillende ruimten en door de klare situering en de gave hoofdvorm van het raadhuis tot een schoon stedenbouwkundig geheel zijn samengevat;
– de wijze waarop de afzonderlijke regeling van het rijverkeer van en naar het raadhuis in het ontwerp is aangegeven;
– de zeer ruime mogelijkheid tot uitbreiding van het werkgedeelte van het raadhuis;
– het juist plaatsen van de ingangen en van de trappen, hetwelk bijdraagt tot de voortreffelijke indeling van de ruimten, die op organisch en harmonisch juiste wijze zijn samengevoegd.” 

Prijsvragen

Prijsvraag voor een nieuw raadhuis, of  een ander gebouw, is  al vele jaren een beproefde methode om tot een spraakmakend en innovatief ontwerp te komen. Om misbruik te voorkomen moeten prijsvragen voldoen aan strikte regels van de Permanente Prijsvraag Commissie van de Nederlandse Bond van Architecten BNA. Tegenwoordig wordt een program van eisen vaak sterk bepaald door behoeften op het gebied van energie- en milieubelasting en onderhoudskosten en spelen wensen en eisen op het gebied van werkruimte en veiligheid voor medewerkers en bezoekers een grote rol. In het verleden speelde, zeker bij gemeentehuizen, de behoefte aan ‛grandeur’ vaak een boventoon met een overheersende monumentale uitstraling en veel inefficiënte ruimten als resultaat.
Bij een prijsvraag is het gebruikelijk dat de ingezonden ontwerpen niet zijn ondertekend met de naam van de architect of die van zijn bureau. De ingediende ontwerpen zijn herkenbaar omdat ze een ‛motto’ hebben. Op die manier wordt zo goed mogelijk voorkomen dat de jury zich laat beïnvloeden; want het ‛wereldje’ is klein en ‛iedereen kent iedereen’.Prijsvragen

 

      De toelichting uit 1962 luidde:
1. uitbreiding met representatief gedeelte (nu bestuursvleugel)
2. toekomstige toren (nu met carillon)
3. muziektent (nooit tot stand gekomen; ongeveer hier staat het
natuurstenen kunstwerk met stromend water)

4. trafo (het vrijstaande transformatorhuis)
5. plaats voor toekomstige uitbreiding (nooit gerealiseerd; nu de
vaste standplaats van Poffertjestent)

6. duiker van het hoofdriool

De burgemeester schrijft aan de gemeenteraad de conclusie van de jury: “Een en ander gaf de commissie dan ook aanleiding om aan haar advies te verbinden de gelukwens met het slagen van de besloten prijsvraag als grondslag voor het verkrijgen van een waardig huis der gemeente.” Het is vanzelfsprekend dat het college van burgemeester en wethouders het juryrapport zonder nader commentaar aan de gemeenteraad doorzenden. Dan is dus nog steeds niet bekend van wie het uitverkozen ontwerp met het motto SPQB afkomstig is. Het ontwerp is nog steeds anoniem!

     
Origineel plattegrond ruimtelijk
 

Op 20 november 1953 staat op de agenda van de Bussumse gemeenteraad bij punt 4 “Aanwijzen van de architect aan wie het bouwen van een nieuw raadhuis zal worden opgedragen”. De notulen van die gemeenteraadsvergadering maken vooral één ding duidelijk: alle sprekers uit alle fracties zijn vol lof richting burgemeester en het college over de vlotte werkwijze van de prijsvraag, over de duidelijkheid van het advies van de jury en over de kwaliteit van het uitverkozen ontwerp. De drie ontwerpen hebben voor de gemeenteraadsleden – nog steeds anoniem – ter inzage gelegen, als voorbereiding op deze raadsvergadering.

      
 
Origineel handgemaakte tekening, eerste ontwerp

Het raadslid P. Tjebbes (PvdA) geeft nog eens aan hoe belangrijk de raadsbeslissing van die avond is: “Het betreft hier immers een gebouw dat de gemeente zal moeten dienen gedurende ten minste 50 jaren en naar men mag hopen en verwachten gedurende 100 jaar en langer en dat mede de nieuwe kern der gemeente zal gaan beheersen.”

Bij deze zo gewichtige beslissing vraagt hij zich af of niet ook de inwoners betrokken hadden moeten worden. Maar zijn fractie plaatst zich geheel achter het voorstel van burgemeester en wethouders en gaat met een gerust hart af op het advies van de deskundigen.
Wel vraagt hij nog of burgemeester en wethouders bereid zijn te bevorderen dat twee procent van de bouwsom zal worden besteed om kunstenaars de gelegenheid te geven aan de versiering van het gebouw mee te werken. Met deze opmerking liep de Bussumse raad in 1953 duidelijk voorop.

Door het verloop van deze raadsvergadering wordt duidelijk dat de twee andere ontwerpen, ingediend onder de motto’s ‛Campanile’ en ‛Patrick’ ook door de raadsleden zijn bekeken. Zelfs gedurende het raadsdebat blijven ook deze inzenders onbekend.

          “Het gebouw zal moeten
dienen gedurende ten minste
50 jaren en naar men mag
hopen en verwachten
gedurende 100 jaar en langer.”
   

Raadslid J.E.M. Bensdorp (KVP) spreekt waardering uit voor de verzorgde geveltekeningen van ontwerp ‛Patrick’, maar erkent dat het ontwerp SPQB “werkelijk een oplossing geeft voor de gestelde opgaven. De gave plattegronden, de juiste situering, de aandacht welke is besteed aan de verzorging van de omgeving, zijn hiervoor deugdelijke aanwijzingen. Men leest uit de plattegronden dat de ruimten ordelijk en naar hun betekenis zijn ingedeeld. Dat het beschikbaar gestelde terrein vele moeilijkheden met zich meebrengt ten opzichte van de situering en de architectuur, zal duidelijk zijn aan een ieder. Het is juist de wijze waarop de desbetreffende architect zijn gebouw aan deze moeilijkheden heeft weten aan te passen, die de fractie van de heer Bensdorp zo’n grote waardering voor deze opzet heeft doen opvatten. De manier waarop hij de zo heterogene bebouwing in de onmiddellijke nabijheid van het nieuw te stichten gemeentehuis heeft weten op te nemen in de nieuwe door hem gecreëerde oplossing, toont duidelijk aan dat hier een serieuze studie aan ten grondslag heeft gelegen.”

Raadslid D.J. Swen spreekt namens zijn Protestants-Christelijke fractie uit dat hij blij is met het unanieme advies van de deskundigen. Hij merkt ook op dat het gemeentehuis te zijner tijd, bij een samenvoeging van Naarden en Bussum, automatisch verandert in een stadhuis. Hij waardeert niettemin de landelijke uitstraling van het ontwerp ‛Campanile’, dat naar de mening van zijn fractie past bij een forensengemeente; hij vreest dat het ontwerp ‛Patrick’ door zijn hoogte in de bouwkern minder goed zal passen in de omgeving. De heer Swen maakt zich ook zorgen over het weinige zonlicht in de twee dienstwoningen. Tot slot merkt hij op, nadenkend over de welgekozen verkeersafwikkeling en de parkeerruimte op het raadhuisplein, dat “bij de voortgaande motorisering, ook in Bussum, men niet hoeft te vrezen dat het nieuwe raadhuis over 10 of 20 jaren weer ouderwets is.”

     
Uitwerking van het eerste ontwerp, zoals afgebeeld in het
Bouwkundig Weekblad. Bovenin het aanzicht vanaf wat nu
de Nieuwe Raadhuisstraat heet, over het Raadhuisplein
naar de Bestuursvleugel; aan de rechterkant een doorsnede
door de administratieve vleugel ter hoogte van de publieksingang.
 

Raadslid C.H.M. Albers (Kath. Nationale Partij) is ook enthousiast, zeker als hij hoort wat de bouwkosten zijn van vergelijkbare objecten. Hij citeert in de raadsvergadering een uitspraak van de toen ook in ons land populaire Duits-Amerikaanse schrijver Erich-Maria Remarque: “Hoe slechter de tijden, hoe groter en kostbaarder de overheidsgebouwen” met de toevoeging dat dit nu niet op Bussum van toepassing is.

   
      “Hoe slechter de tijden, hoe groter
en kostbaarder de overheidsgebouwen”
Is niet op Bussum van toepassing
   

Burgemeester J.C. Haspels antwoordt de gemeenteraad dat het niet moeilijk is zo’n goed voorstel ‛te verdedigen’. Hij verwacht ook dat “als het werkelijk een goed ontwerp is het nieuwe gemeentehuis er over 300 jaar nog moet staan.” Hij geeft ook aan dat burgemeester en wethouders bereid zijn zich in te spannen voor inschakeling van kunstenaars; maar of het beschikbare geld ruimte geeft voor besteding ter hoogte van de voorgestelde 2% kan hij nog niet hard maken.

       
 
De noordelijke gevel van het Gemeentehuis, dus bezien vanaf de kant
van de nieuwbouw van het project Landstraat-Noord. Boven met de
gevel en raampartijen die licht brengen in de‛burgerzaal’;
onderin een opengewerkte versie met de archiefkelder en geheel links
de Raadzaal, met tegen de buitemuur zelfs de publieke tribune. Aan de
rechterzijde in dit vroege ontwerp nog de aangebouwde toren voor het
carillon; later werd besloten dit losstaand te plaatsen.

Uiteindelijk wordt zonder hoofdelijke stemming en unaniem besloten dat het ontwerp onder motto SPQB is verkozen. Pas ná dit raadsbesluit opent de burgemeester in aanwezigheid van de raadsleden de enveloppe met de aanduiding SPQB en leest de brief voor: “Ondergetekende, ir. C. Wegener Sleeswijk, architect B.N.A., inzender onder het motto SPQB, verklaart dat dit ontwerp zijn geestelijk eigendom is.” Wie de inzenders waren van de ontwerpen Campanile en Patrick is niet bekend gemaakt. 

     
Originele mottotekening
 

SPQB

Wegener Sleeswijk diende in juni 1953 zijn ontwerpen in voor het Bussumse gemeentehuis onder het motto SPQB. Dit is een variant op het beroemde SPQR, ofwel ‛Senatus Populusque Romanus’, Latijn voor Senaat en Volk van Rome. Met deze afkorting zijn in die eeuwige stad tot op heden veel officiële objecten gesierd: gebouwen, bruggen en ook lantaarnpalen en putdeksels. Het is ook een herinnering aan het gezag en de status (‛macht & pracht’) die een gemeentebestuur in die naoorlogse tijd nog had.

De aanduiding SPQB (Senatus Populusque Bussum) is in het gemeentehuis nergens terug te vinden. Hoewel we nu, 60 jaar later, anders denken over het gezag van de overheid, zou het van respect voor Wegener Sleeswijk getuigen, als het ontwerpmotto alsnog een eervolle plek in ‛zijn’ gemeentehuis krijgt, in de typografie zoals hij die zelf met de hand op het winnend ontwerp had getekend.              

 

Bouwkundig Weekblad 1954

In een vakmatige beschouwing van het ontwerp uit 1954 in het Bouwkundig Weekblad (zeven jaar voor de officiële opening!) schrijft Wegener Sleeswijk: “Het terrein heeft het duidelijk voordeel goed centraal in de gemeente te zijn gelegen, aan en nabij belangrijke verkeerswegen. Overigens zijn er aan het terrein niet veel goede kanten. De vorm en de aanwezigheid van de nooduitlaatduiker brengen eigenaardige moeilijkheden mee bij de opzet van het plan, terwijl ook bezonning en verkeerseisen daarbij nog een rol spelen. De aanwezigheid van twee kerken in de nabijheid van het bouwterrein beïnvloedt bovendien de keuze van de te scheppen situatie. Als het meest karakteristieke van het gegeven terrein heb ik gevoeld de ‛openheid’ langs de Brinklaan. Ik heb gemeend deze openheid te moeten behouden, omdat daarmede een markant element bewaard blijft tussen de wat enge aanleg in de omgeving. Ongeveer evenwijdig aan de Brinklaan, is een lange vleugel voor het administratieve gedeelte geplaatst. Ongeveer loodrecht op deze vleugel staat de vleugel van het bestuursgedeelte. Tussen deze vleugels, de Brinklaan en de De Genestetlaan ontstaat het ‛Raadhuisplein’. De hoofdtoegangen liggen aan dit plein. Vanaf de De Genestetlaan loopt het plein naar het noorden ongeveer 1 m op. Vanaf de Brinklaan is het alleen voor voetgangers bereikbaar. Het rijverkeer kan er via De Genestetlaan op komen. Het wat oplopende Raadhuisplein moet een ‛Stenen’ plein worden, bijv. natuursteen-bestrating in twee kleuren. Het Wilhelminaplantsoen moet geheel met bomen worden bezet met daaronder meer eenvoudige baksteenbestrating of desnoods andere verharding.”

Het is aardig om vast te stellen dat zestig jaar na het geaccepteerde ontwerp van de ruimtelijke hoofdlijnen weinig tot stand is gekomen. De wens van Wegener Sleeswijk dat “het terrein tussen het Raadhuis en de Brediusweg een echt plantsoen moet zijn; het smalste deel meer open, het zuidelijkste stuk meer met bomen beplant” is nooit tot uitvoering gekomen. Dit ‛haventerrein’ was decennialang een troosteloze parkeerplaats en heeft nu een dicht-stedelijke bebouwing met woningen van een vorm en maatvoering die contrasteren met het dorpse beeld waarin Wegener Sleeswijk zijn gemeentehuis situeerde. 

     
Met donkere hoed trotse burgemeester J.C. Haspels,
vlak voordat door hem op 22 oktober 1958 ‛de eerste
paal’ de grond in wordt geslagen.
 

Geen verantwoording

In zijn projecttoelichting voor vakbroeders schrijft Wegener Sleeswijk ook: “Bij het inzenden van een prijsvraagontwerp komt de neiging op, daarbij te voegen een zeer uitvoerige schriftelijke verantwoording van hetgeen in tekeningen is neergelegd. Stellig is dit wel eens interessant en voor de bestudering van het plan kan het zijn nut hebben, maar al te gemakkelijk wordt het een aanprijzen.
Ik wil daarom hier geen ‛verantwoording’ geven van de gehele opzet en alleen zeggen dat er naar is gestreefd het plan zo te maken dat het door enige hoofdzaken is bepaald en dat de onderdelen daarin betrekkelijk ondergeschikt blijven. Ik ben nl. van mening dat alleen op deze wijze een plan ontstaat dat bij verdere uitwerking – waarbij natuurlijk allerlei detaileisen anders zullen gaan luiden dan nu in het programma – een werkelijke grondslag geeft voor het uiteindelijke plan en een goed en schoon gebouw.”

Niettemin geeft hij toch elders in dit artikel aan: “De wensen in het programma betreffende de ligging en afmeting der vertrekken zijn vrij nauwkeurig gevolgd. De kamer van de secretaris is precies op de overgang naar het bestuursgedeelte in het administratieve gedeelte geplaatst.” Afwijkend van de omschrijving voor de prijsvraag schrijft Wegener Sleeswijk: “Het Carillon is in afwijking van het gestelde in het programma niet ‛op’ het dak geplaatst, doch als in afzonderlijke speeltoren.”

In dit artikel uit 1954 beschrijft hij onder meer ook: “De binnen en buitenmuren zijn van lichte baksteen, de gevels bekleed met matgeglazuurde gevelstrippen van een donker paarsachtig rode kleur. De ramen in het bestuursgedeelte zijn van brons of aluminium, die in het administratieve gedeelte van aluminium of hout. Het balkon en het beeldhouwwerk aan de zuidgevel van het bestuursgedeelte zijn van brons; het beeldhouwwerk aan de noordgevel van kalksteen.”
NB: dit beeldhouwwerk is nooit uitgevoerd.

Een onderdeel van het ontwerp dat nu nergens meer is terug te vinden, werd juist in de eerste ontwerpfase gewaardeerd. Het ging om in het geheel opgenomen dienstwoningen, boven elkaar geplaatst, aan de achterzijde, op de overgang van het administratieve naar bestuursgedeelte; met slimme toegangen naar de bouwdelen die aansluiten op de functie.

Tot de hier genoemde details is het nooit gekomen; deze behoorden echt bij het eerste ontwerp. Niet voor niets beschreef Wegener Sleeswijk het object in 1962 opnieuw. Dat was één jaar na de officiële ingebruikname en acht jaar (!) na de toelichting op het prijsvraagontwerp. Bovendien was toen alleen het administratieve gedeelte gerealiseerd, want voor het bestuursgedeelte was door het Rijk nog steeds geen vergunning afgegeven. Over de gevels lezen we in 1962: “De gevelplaten zijn van Kernstein Muschelkalk, contre pas gezaagd en gezoet.” Wegener Sleeswijk meldde in zijn projectbeschrijving ook dat de leuning van de buitentrap werd ontworpen door H.J.J. Dannenburg en dat de meubilering van de raadzaal afkomstig was van S. Aardewerk.
Wegener Sleeswijk benoemde ook de kosten: “Totale bouwkosten, inclusief installaties bedragen ƒ 3.200.000,-; prijs per m3 ƒ 136,-.” 

      
 
Belangstelling voor het nieuwe Gemeentehuis in aanbouw. Genodigden
uit de Gemeenteraad en van de regionale pers zien op 22 oktober 1958
hoe na de eerste paal, de volgende de grond in gedreven wordt. Op de
achtergrond de (toen nog Gereformeerde) Wilhelminakerk; sinds 1992
aan het zicht onttrokken door appartementencomplex Palladio. Het
Gemeentehuis was echter ontworpen in een dorpse vrije ruimte, die
aansloot op het Wilhelminaplantsoen.

Conclusie

De alinea waar dit artikel mee begint, is ook van de hand van Wegener Sleeswijk; hij schreef dit (1958) in een commentaar op een ontwerp voor een nieuw stadhuis voor Amsterdam.

Naar ons gemeentehuis in Bussum wordt vaak verwezen als ‛die betonnen bunker’. Nog afgezien van het feit dat van binnen en buiten weinig beton zichtbaar is, moeten we misschien bedenken dat het ontwerp van Wegener Sleeswijk het centrum van Bussum niet lelijk heeft gemaakt, maar dat het mogelijk andersom is.
Wegener Sleeswijk heeft het gebouw ontworpen binnen de lijnen van een door anderen geformuleerd program van eisen, gebaseerd op behoefte aan werkruimten voor een bepaald aantal ambtenaren en bestuurders met een bepaald type taken en een bepaald soort openbare functies. En dat ontwerp moest ruimtelijk passend zijn op een locatie aan de noordzijde van de dorpskern, waar nog nooit een bouwmassa had gestaan. Binnen die begrenzingen heeft Wegener Sleeswijk een ontwerp gemaakt dat in die tijd een goede visualisering was van het toen bestaande beeld van ‘het huis der gemeente’ én van een vooruitgangsideaal.

Over deze punten zijn de afgelopen generaties andere visies ontwikkeld, met als gevolg andere idealen en andere gedachten over ruimtelijke realisatie.
Ook in praktische zin is in zestig jaar veel veranderd. De groei van de werkgelegenheid in Bussum was enorm en groeide de gemeente boven het hoofd, maar verschoof ook weer snel naar het Hilversumse Mediapark. De ontwikkeling van het rijverkeer groeide explosief in het verkeerstechnisch nauwelijks aanpasbare Bussum. Hedendaagse visies over de werkruimte voor medewerkers in het gemeentehuis zijn nauwelijks vergelijkbaar met die van zestig jaar geleden, net als de ideeën en eisen op het gebied van binnenklimaat. 

      
De originele, eerste ontwerptekening van Wegener Sleeswijk,
voor de prijsvraag voor het Bussumse Gemeentehuis, in
potlood op calqueerpapier. In het archief van het Nederlands
Architectuur Instituut en na 60 jaar zo breekbaar als beschuit
en niet meer zonder schade open te vouwen.
 


De ruimtelijke, parkachtige inrichting, die door Wegener Sleeswijk als deel van zijn ontwerp was neergezet, werd nooit gerealiseerd. De hoge bouwvolumes van toen waren de Wilhelminakerk en de Koepelkerk. Nu is er ook Palladio aan de zuidzijde en de Landstraat-Noord, met zijn niet-dorpse woningdichtheid. En zo ontstond de ruimtelijk-visuele onbalans van een relatief laag kantoorgebouw in een relatief hoge woningbouwomgeving.
Dat is Wegener Sleeswijk niet aan te rekenen en evenmin de Gemeenteraad van 1953. Tegelijkertijd kunnen we wel vaststellen dat het gemeentehuis er ‛staat’. De evenwichtige vlakverdeling van de gevels, door gebalanceerde verdeling tussen vensters en geveldelen, de verhoudingen tussen hoogte, breedte en diepte van alle elementen, kleurstellingen van het toegepaste natuursteen, de hoeveelheid toetredend daglicht en veel andere aspecten, zijn ook nu zichtbaar in goed evenwicht.

        1958 “Werkgedeelte raadhuis kost ƒ 3,5 miljoen”
1971 “Raadhuisafbouw kost ƒ 4,2 miljoen.”
“Besparing ƒ 1,3 miljoen”
   

Je kunt niemand dwingen om het stadhuis mooi of lelijk te vinden, maar de conclusie zal toch overwegend zijn dat het als geheel ‛klopt’. Het past alleen niet (meer) in zijn omgeving. En dat is wat Wegener Sleeswijk niet in de hand had.

  

 

Anekdotisch detail

In de gemeenteraadsvergadering van 20 november 1953, waarin het besluit wordt genomen voor het ontwerp ‛SPQB’, merkt burgemeester Haspels terloops en zonder aanwijsbare reden op, dat recent ir. C. Wegener Sleeswijk benoemd is tot hoogleraar aan de TH in Delft. De burgemeester wist, als lid van de jury, op dat moment nog niet dat het juist Wegener Sleeswijk was die de prijsvraag een half uur later zou ‛winnen’. Als burgemeester wist hij wèl dat Wegener Sleeswijk een van de drie uitgenodigde architecten was, maar meer niet. Dat Wegener Sleeswijk aan de prijsvraag deelnam was weer niet bekend bij de externe deskundigen in de jury. In die jury zat o.a. ir. F.J. Berghoef, oud-hoogleraar aan de TH Delft. Het was juist de leeropdracht van Berghoef waarvoor Wegener Sleeswijk in Delft was aangesteld. Ook Berghoef wist niet dat Wegener Sleeswijk deelnam aan de prijsvraag; mogelijk heeft hij het door de kwaliteit wel herkend.

Bronnen:

  • Persarchief ANP
  • Via het Streekarchief in Naarden:
  • Gemeenteblad Bussum, 1952 en 1953;
  • Raadstukken en raadsnotulen;
  • Verkiezingsdocumentatie en Bussumsche Courant
  • Via het Nederlands Architectuur Instituut in Rotterdam:
  • Archief Wegener Sleeswijk (tekeningen/ontwerpen)
  • Vakblad Bouw, november 1951
  • Bouwkundig Weekblad; januari 1954
  • Bouwkundig Weekblad; april 1955
  • Bouwkundig Weekblad; november 1957
  • Polytechnisch Tijdschrift, november 1957
  • Bouwkundig Weekblad; mei 1960
  • Forum, september 1960
  • Bouwkundig Weekblad; augustus 1962
  • Uit eigen archief:
    Boek: Beschouwingen over Architectonische Vormleer, inaugurele rede TH Delft, december 1953

Noot

Er zijn nog enkele ontwerptekeningen van het Bussumse Gemeentehuis van de hand van Wegener Sleeswijk aanwezig in het Ned. Architectuur Instituut; deze zijn gemaakt op transparanten: het ouderwetse calcque-papier; het materiaal is gevouwen, heeft sporen van plakband en is erg broos; het leent zich nauwelijks voor reproductie in het BHT. Omdat het kantoor van Wegener Sleeswijk ooit een keer door brand forse schade heeft opgelopen is mogelijk veel verloren gegaan.

Over de auteur: Alexander Overdiep (1951) woont sinds 1993 in Bussum. Hij is adviseur public affairs, kennisoverdracht en marketing rond industriële innovaties. Hij doceert aan de TU Delft ‘maatschappelijke aspecten van technologische innovaties’. Zijn achtergrond is communicatiewetenschap. In 1975 zat hij met ir. Wegener Sleeswijk in een commissie. Als voormalig Bussums Gemeenteraadslid kent hij het Gemeentehuis van binnen en van buiten.