Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 14/2 (september 1998) pag. 35-40


Hoe het toen was . . . Het wonen van arbeiders in Bussum

H.C. Krijnen

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Zie ook een reactie in het volgende nummer.

Herinneringen van de heer H.C. Krijnen, geboren op 21 juli 1901, opgeschreven in juni 1974 en aan de Historische Kring beschikbaar gesteld door zijn dochter mevrouw T. Krijnen.

Arbeiders woonden meestal in blokken van zes, gebouwd van afbraak, afkomstig uit Amsterdam, dat per schuit naar Bussum werd vervoerd. Keukens waren er in het algemeen niet, hoogstens een achterhuis. Dat hadden wij vroeger thuis ook. Daarin stond een z.g. 'rechtbank': een houten aanrecht met daarin zeep en soda en erop een 3-pits petroleumstel (gas was er nog niet). Voorts was er een plee zonder koker, eigenlijk een kist met een bril. Aan de muur zat op 70 cm hoogte een kraan met daaronder een emmer, dat was al het comfort. Een blok verder hadden zij buiten één pomp en een 2 persoons plee ook buiten, ten gerieve van 6 gezinnen! Met meestal 6 tot 12 (of meer) kinderen die daar allemaal bij dag en nacht gebruik van moesten maken. Soms was er geen achterhuis, de buitendeur was meteen de kamerdeur. Zo waren er nog vele buurten. De bouwkosten waren laag door het gebruik van sloopmateriaal en de arbeidskosten waren zeer laag. Zo'n blok van 6 kwam in totaal op circa drie á vier honderd gulden per stuk. De woningen werden verhuurd voor circa 1 gulden per week. Aan de Noorderweg hadden wij het voordeel dat achter het huis een flink stuk grond was waarop groente werd verbouwd. Wie in zo'n buurt terecht kwam, kwam er meestal niet meer vandaan. (Ik heb er gewoond tot mijn 24ste jaar). De Noordenveg was niet bestraat; als er grote gaten en kuilen in kwamen, dan werden die opgevuld met puin. Bij regen kon het water nergens heen en stonden er plassen vanaf de huizen tot de kruin van de weg, vaak weken lang. 

Het interieur

Een woonkamer had een schouw waaronder een fornuis stond. Op het fornuis werd in de winter gekookt en het zorgde er tevens voor warmte. In de zomer werd gekookt op het petroleumstel in het achterhuis. Vloer- en tafelkleden kwamen er niet aan te pas, hoogstens een tafelzeil. Als de houten vloer kaal werd, werd die geverfd met bruine verf die slecht droogde. Dan lag er een paar dagen hier en daar een plank waar je op kon lopen. In de voorkamer waren overal 2 bedsteden, een voor de ouders en een voor de kleinsten. De grotere kinderen sliepen op zolder, één ruimte en daar konden velen een plaats vinden. In de woning Noorderweg 20 woonde jarenlang een gezin met 15kinderen. En dat was geen zeldzaamheid. 

Verlichting

Petroleumlampen. In de woonkamer hing er een aan de zolder en in het achterhuis, op zolder en in voor- of slaapkamer werden kleinere hang- en staande lampen gebruikt. Die 'krengen' walmden nogal eens en daardoor werd je wel eens wakker met een prop roet in je neus. Er werd geslapen met gesloten ramen, ik meen dat die niet eens open konden. Oud en rot. Onderhoud? Bij ons is in 24 jaar één keer op de kale plekken een beetje grijze grondverf gesmeerd.

Een minimum aan wooncomfort dus en 's avonds buiten duisternis en veel modder. We wisten wel ongeveer waar we moesten lopen en toch ging je nog wel eens tot je enkels in de prut. Zo waren er veel arbeidersbuurten. Typisch nederige 'bungalows' waar je moest bukken als je naar binnen ging. Gooiberg (Vlooienburg) en Turkije en niet te vergeten de Baaienrokkenbuurt (het straatje tussen de Kapelstraat en de Landstraat), Veldheimerlaan, Postweg enz. Enige verbetering kwam er toen het Sint Josephpark (l 9 13) werd gebouwd en in 1920 de 'Bolsjewiekenbuurt' en weer even later de Koopweg en het Eendrachtpark. Zo kwamen er door het werk van de bouwverenigingen grote verschuivingen en de slechtste huizen werden gesloopt of verbeterd. Wij kwamen in de Noorderweg en bleven daar met vader en moeder en 7 kinderen tot 1925.Toen kregen wij eindelijk een huis met een voordeur aan de Verbindingslaan nr. 9. Dit huis is in 1973 afgebroken. 

Lonen

Vader werkte bij Bensdorp en het loon was zeer laag. In de bouw werd meer verdiend, maar ... die stonden bij vriezend weer op de keien en dus geen loon of andere uitkeringen. Bij Bensdorp had je vast loon en vaste armoei! Kinder- of wat voor bijslag was er niet en hoe groter het gezin, hoe groter de armoe. Moeer had een leitje aan de muur en aan een touwtje een stompje griffel, daar stond de begroting op, de vaste uitgaven en dat moest iedere week kloppen.

     
(1931): de Noorderweg gezien in de richting Driestweg.
 

Het eten

Zoals gezegd wij hadden een flink stuk grond achter het huis en dus 'vrij' groenten, onder andere bonen. Een deel daarvan ging in een groot vat in het zout voor de winter, ook zuurkool en boerenkool bleef lang staan. Velen hadden in de Eng nog een stuk in huur voor aardappelen. Ook wij hebben dat enige jaren gehad. Dat was allemaal veel werk, mest vervoeren, spitten, hakken en rooien. De werktijden waren van 's morgens zes tot 's avonds zes en vaak overwerken tot 11 uur 's avonds. En alles moest te voet. Fietsen waren er niet, althans voor arbeiders nog niet. Zo heb ik bijvoorbeeld een man gekend, Cees Zaal, kuiper (=vatenmaker) bij Bensdorp, die in Laren woonde. Hij heeft 40 jaar gelopen van Laren naar Bensdorp. Op zaterdag werd ook gewerkt en van vakantie had nog niemand gehoord. Alleen inspanning zonder ontspanning. Hetvalt dus niet te verwonderen dat velen vooral zaterdagavond en zondags hun troost bij een borrcl zochten. Aan kroegen dan ook geen gebrek. Vooral timmerlui en metselaars in de bouw kwamen 's maandags dronken op hun werk. Het 'maandag houden' was bij velen 'in'. Sigaren- en schoenmakers deden daar dapper aan mee. "Schande", zou je zeggen, maar bedenk dat vooral veel schoenmakersknechts en slagers meestal bij de baas in de kost waren en vaak van vrijdagmorgen tot zaterdagavond laat doorwerkten voor een loon van f 2,50 tot f 3,-per week. Van sparen om te trouwen was geen sprake en wat zou je anders doen dan zondags en maandags die paar centen verzuipen. Van laatstgenoemden gingen er na hun militaire dienst naar de PTT, politie, spoorwegen of tram als zij de kans kregen.

     
 
(1930): de Verbindingslaan

Brood werd niet gekocht; er werd meel, half weit en half wit en gist gehaald. Dit werd in een emmer gekneed en 'opge-maakt' en in een pan van soms wel 80-90 cm gedaan en bij de bakker gebracht. Daar stonden die pannen in vele rijen hoog opgestapeld op de toonbank. Het bakken kostte 5 cent. Eerst werd het brood weggezet; als het te vers was werd er teveel van gegeten. Toch hebben wij altijd wel genoeg gehad. Ook werd er alleen op maandagmorgen wel eens bij grotere bakkerijen oud brood gehaald wat zaterdags was overgebleven. Voor 10 of 15centen had je dan een sloop vol, dan was het feest. De margarine was vaak sterk van smaak, gelukkig werd er maar weinig op en weer af geschraapt. Soms werd er wel eens reuzel uitgebakken en op brood gesmeerd; met een beetje zout was dat heerlijk. Wij mochten 's ochtends kiezen: een schepje suiker op je brood of in je koffie. 

Vlees

Iedere arbeider hield konijnen en meestal een toom kippen. Een paar keer per jaar kwam konijn en wel eens kip op tafel. Vlees was voor ons zeker niet goed; er waren verschillende osseslagers maar die brachten het vlees in het nog dun bebouwde Spiegel. Dit werd door knechts te voet in een grote zware mand rondgebracht. Klanten zag je in de slagerswinkels nooit, behalve arbeiderskinderen. Die kwamen er zeker 2 keer per week! 'Een zooitje halen' was een bekend begrip. Je ging met een mandje naar de slager en vroeg dan of je je mandje mocht neerzetten. Dat lukte meestal, die mandjes werden dan onder een grote bank geschoven en als ze dan gingen uitbenen werd alle afval, vliezen, zenen, pezen enz. over de mandjes verdeeld en ging je dat later op de dag ophalen. Allemaal rotzooi, maar het had aan een koe gezeten. Dat werd in een grote pan gekookt en dat drillerige nat diende als jus. De 'vaste stof' zoals pezen en zenen werd afgezogen; dit eten was niet mogelijk want het was tussen molenstenen nog niet kapot te krijgen en het zou ook niet verteren. 'Geslums' werd dat wel genoemd. Later toen wij een gulden of f 1,50 verdienden werd er wel eens een halve varkenskop gehaald, gekookt voor op brood. Prijs: 8 cent per pond. Omstreeks 1913 kwam er een paardenslager uit Hilversum met een hittekar eens per week in Bussum. Die kwam ook bij ons in de buurt. Hij had in een grote mand afgewogen lappen. Ze kostten meen ik 16 cent per pond, en je kon dan je bestelling opgeven voor de volgende week. Wij werden ook afnemers en hadden vanaf toen zondags een pond paardelappen. Een vorstelijke aanvulling van de altijd aanwezige zooitjespan.

In de jaren 1908/1909 werd er een comité opgericht van 'deftige' dames die iets voor de grootste hongerlijders zouden gaan doen. Er werd één keer per week snert gekookt in het Sint Josephgebouw achter in de Mariastraat. Die dames verkochten bonboekjes (iedere bon was goed voor een portie) aan welgestelde dames en ook aan broeder- en zusters-onderwijzer(e)s(sen) verstrekt. Die bekeken dan welke jongens en meisjes daarvoor in aanmerking kwamen. Ze kregen dan l of 2 bonnen. Als je zusje dan ook nog een paar bonnen had, kwam je aan een halve emmer. Dat moest gehaald worden, maar ik deed dat voor geen prijs. Een enkele keer dan, als ik er helemaal niet onderuit kon. Ook oude mensen konden in aanmerking komen voor bonnen en zo rnoest voor opa en opoe ook snert gehaald worden. In die tijd waren er nog veel zwervers zonder vaste woon- en verblijfplaats. Die liepen met een beetje 'schijnhandel', schuurpapier, spelden enzovoort; het was meer verkapt schooien. Ze kregen in het Spiegel soms bonnen en gingen die verzilveren. Zo kon je rond het middaguur die lui in het gebouw aantreffen. Zij zaten aan een lange tafel, schragen met schotten erop. Een bord en een lepel werden verstrekt. Later werd het 2x per week: lx snert en lx gort met rozijnen opgediend/uitgedeeld.

Ieder jaar kwam er een regiment soldaten in het kamp van Laren. Die marcheerden bepakt en bezakt, paarden en voetvolk en daartussen verschillende muziekkorpsen. Het was altijd een grote gebeurtenis in augustus. Het paardenvolk werden bij boeren in Bussum en omgeving ondergebracht en de infanterie in zeer veel tenten in het kamp Laren. Grote 'meuvels' noemde men dat gebeuren. Maar ... waar soldaten zijn is eten en daar valt altijd wat af. Zo trokken veel jongens soms 2x per dag naar het kamp. Kug en stamppot was de buit, soms veel, soms weinig. Dat was om het even, het was mooi meegenomen. 

Kleding en schoeisel

In de week werden klompen gedragen. Er waren verschillende winkeltjes die klompen verkochten. Dat was toen al fabriekswerk, meer ze werden weinig gekocht. Er waren in Bussum twee klompenmakers. Ze hadden het altijd druk, want hun klompen waren heel anders: sterk en ze pasten beter. Vooral Van Kester was een zeer begaafd vakman. Op iedere plaats in het Gooi kon men klompen kopen en toch kwamen velen van buiten bij hem klompen halen. Toch werkte hij in een kleine werkplaats met maar één hulp De andere klompenmaker had weinig te doen en had verschillende bijbaantjes; hij maakte rotklompen. Als je nieuwe klompen had, brandde vader daar met een gloeiende pook je voorletters in om te voorkomen dat op school je klompen zoek raakten. In de gang van de school stonden immers vele tientallen paren klompen. Vader sloeg er dan een stuk drijfriem onder van de fabriek van Bensdorp of, als hij die bemachtigen kon, een paar ouwe zolen. Dat was tegen de slijtage van de klomp. Allen 's zondags werden er schoenen gedragen. Klompen kostten circa 60 cent en schoenen f 3,-. Herenzolen en achterlappen f 1,60. Nieuwe schoenen waren voor de meesten veel te duur. 

Franse hakken

Tante Geert, een zuster van vader, was niet getrouwd en verzorgde haar ouders. Zij had ook een paar werkhuizen bij rijke lui. Daar viel wel eens iets af en dat kwam dan bij ons terecht, zoals damesknooplaarsen met franse hakken. Ik heb ze gedragen, maar liever zat ik een week thuis dan dat ik een uur met dat schoeisel de straat op moest. Toch heb ik - ik was toen 11 jaar oud - op Koninginnedag bij de kinderspelen op de Veerkamp met die schoenen aan het hardlopen deelgenomen. En dat terwijl honderden mensen stonden te kijken! Een mooie feestdag, maar voor mij een kruisweg.

Ook gingen we met moeder wel eens naar Hilversum, lopend natuurlijk. Daar was op de markt een kraam met tweede-hands opgelapte schoenen, zomaar op de straat uitgestald. Daar werd dan een keus uit gemaakt en voor 50 cent had je een paar. Met kleding was het al niet veel beter. Er was ook nog een 'bedeling', R.K., Protestants of het Leger des Heils. Die kwam vooral met het kerstfeest in actie. Er waren er die vlogen van de een naar de ander en pikten zo een r.k. hemd met een protestantse onderbroek. IJsmutsen en sjaals werden ook vaak uitgereikt. Ze waren dun en na enige weken wel 5 keer zo lang. Deze goedkope artikelen, allemaal hetzelfde, waren waarschijnlijk van firma's die er geen raad meer mee wisten en hun voorraad om Godswil of voor weinig aan die instellingen konden lozen. Wij hebben die ondingen ook wel gekregen, soms door de kinderen van de 'rijke' school uitgereikt aan kinderen van de 'arme' school. Wat een weldoeners. Als het 'aannemen' was - dat was aanvankelijk met 13jaar - maakten vele ouders bezwaar, omdat zij geen aanneempakje of -jurk konden kopen. Wat er dan volgde laat zich raden (ja, zij kenden het klappen van de zweep perfect): zij kregen dan een passende jurk of kostuum. Maar wel weer uniform van uitvoering; zo kon iedereen er precies uitpikken wie van de bedeling had gekregen, niet alleen op de grote dag maar zelfs tot die kleren versleten waren (zoals je aan een militair kon zien bij welk wapen hij diende ...) Het moet gezegd dat er ook moeders waren die hun hart iets te hoog droegen en liever wekenlang op alles nog meer bezuinigden en zelf voor kleren zorgden.