
Fokke Bleeker
Belastingambtenaar Bleeker was vanaf het begin van de bezetting lid van de groep Dubelaar die tot de Ordedienst behoorde. Hij groef door het Nederlandse leger verborgen munitie op en hij en zijn kameraden stalen wapens van de Duitsers uit de Naardense kazematten. Hij werd verraden en op 12 februari 1942 op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd.
Godelindedwarsstraat
Fokke Bleeker werd op 23 april 1899 in Tietjerksteradeel geboren. In 1926 trouwde hij in Vlagtwedde met Janna Bonkes. Ze kregen twee zonen, Wim en Henk. Na zijn diensttijd ging hij werken bij de Dienst Gemeentebelastingen Bussum.
Het gezin Bleeker woonde aanvankelijk in een gemeentewoning in de Godelindedwarsstraat 19, verhuisde in 1936 naar de Boerhaavelaan en in 1938 naar de Waltherlaan 35.
Direct na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam Bleeker in het verzet terecht. Hij maakte deel uit van de Groep Dubelaar en was een van de actiefste leden van deze groep. Als vroom katholiek was Marinus Dubelaar fel gekant tegen de nazi-ideologie. Al snel verzamelden zich gelijkgestemden om hem heen, zoals Fokke Bleeker. Zo ontstond in Naarden al in de zomer van 1940 een van de eerste verzetsgroepen van Nederland.
Gooise verzetsgroepen
De groep Dubelaar behoorde tot de Ordedienst (OD). De Ordedienst was in het leven geroepen om, als de Duitsers zouden zijn verslagen, chaos te voorkomen door een geordend militair bewind.
Ongeveer gelijktijdig ontstond in Bussum een verzetsgroep rondom de gereformeerde drogist Gerard Reeskamp. In Hilversum werd nog een derde groep opgericht, bestaande uit leden van de plaatselijke katholieke scouting vereniging St. Hubertus, onder leiding van Theo Dobbe.
Verschillende leden van deze drie groepen kenden elkaar, waardoor zij al vroeg in de oorlog met elkaar in contact kwamen en besloten samen te werken. Ze vatten het plan op om de wapens, munitie en explosieven die na de mobilisatie in Naarden Vesting waren achtergebleven te stelen.
Bastion Oranje
Bastion Oranje
Het materieel was na de capitulatie gevorderd door de Duitsers en opgeslagen in bastion Oranje, aan de zeekant van de Vesting. De drie groepen wisten 400 pond springstof, tientallen dozen met ontstekingskabels en ontstekers, tussen de 400 en 500 granaten en duizenden patronen voor machinegeweren, karabijnen en pistolen te ontvreemden.
Aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister
De gestolen waar werd onder de leden verdeeld en in tuinen begraven, zoalsbij de Bussumse verzetsvrouw Johanna Berendina Scholten. Enkele kilo’s trotyl uit haar tuin kwamen uiteindelijk terecht bij een Amsterdamse verzetsgroep.
Op 27 maart 1943 pleegde deze groep, onder leiding van Gerrit van der Veen en Willem Arondéus, een aanslag op het Bevolkingsregister in Amsterdam.
Naast het plegen van aanslagen werd het materieel ingezet voor overvallen op distributiekantoren, om verzetsmensen en onderduikers van voedselbonnen te voorzien.
Verraad
Na diverse wapenroven besloten de drie verzetsgroepen om niet langer samen te werken, omdat het te riskant werd. Net op tijd, want na een mislukte wapendeal van een van de werknemers van Gerard Reeskamp, moest Reeskamp eind 1940 onderduiken.
De groep rond Dubelaar hield het langer vol, tot in juni 1941 het noodlot toesloeg. Dubelaar werd verraden, mogelijk door het protestantse ex-vriendje van zijn oudste dochter Alie. Hij werd door de Duitsers gearresteerd op verdenking van verboden wapenbezit. Ook de andere leden van de Naardense groep waaronder Fokke Bleeker en Koen Mulder werden een voor een opgepakt.
Oranjehotel, Scheveningen
Dubelaar werd samen met zijn vrouw Hendrika opgesloten in het ‘Oranjehotel’, de beruchte nazi-gevangenis in Scheveningen. Hun kinderen werden bij familieleden ondergebracht.
Ook Bleeker en Mulder werden in het Oranjehotel gevangen gezet. De aanklacht tegen Bleeker was ‘overtreding van de wet op springstoffenbezit’ en ‘vijand begunstiging’. Hij kreeg de doodstraf, net als diverse anderen.
Vlak voor die straffen voltrokken zouden worden mocht familie nog afscheid komen nemen. Niet individueel, maar ‘en masse’.
Ally Mulder, de dochter van Mulder, destijds 7 jaar, wist zich dit hartverscheurende tafereel later als de dag van gisteren te herinneren: ‘Ik herinner mij nog de lucht van de laarzen van de bewakers, het geschreeuw en het gesmijt van stalen deuren. We liepen de eindeloze gangen van het Oranjehotel door. Totdat we bij een grote binnenplaats kwamen. Mijn vader en de andere mannen stonden achter grote hekken. Massaal renden wij op hen af.’
Op 12 februari 1942 om negen uur ’s morgens werden Fokke Bleeker, Marinus Dubelaar en nog twee anderen om 9 uur uit hun cel gehaald en op de nabij gelegen Waalsdorpervlakte gefusilleerd. ‘Vertrouw op God’ schreef Bleeker in zijn afscheidsbrief.
Die morgen kreeg zijn vrouw Janna bericht dat ze naar de gevangenis moest komen. ’s Middags had ze een gesprek met gevangenispredikant Bos. Hij vertelde haar hoe de laatste momenten van haar man waren geweest: ‘Toen ik om 7 uur in de gevangenis kwam liep uw man huilend in de gang. En had gezegd ‘Dat gaat vandaag mis, dominee’.’
Janna: ‘Ds. Bos heeft voor ons nog een beetje haar met zijn sigarenschaartje afgeknipt, wat ik met de afscheidsbrief heb ontvangen’. Toen ik bericht kreeg om zijn laatste kleren te halen heb ik nog gevraagd naar zijn lijk. Maar hoefde niet veel te zeggen of was zelf vastgezet’.
‘De fusillade was om 9.20 uur gebeurd. Het was koud en glad. Kwam ‘s avonds om tien uur weer thuis. Toen de kinderen vertellen, Pappa is er niet meer. Nu, we zijn maar met ons allen op een bed gaan liggen’.
Op zoek naar zijn lichaam
In november 1960 schreef weduwe Janna een brief aan het Oranjehotel. Ze vroeg om een toegangsbewijs. Ze wilde op haar man’s verjaardag een bezoek brengen aan de plek waar hij gevangen had gezeten. De cellenbarak was tot 2009 nog in gebruik als gevangenis en daarom in principe niet toegankelijk. Of ze toestemming heeft gekregen is niet bekend.
Ze bleef tot aan haar dood op zoek naar het stoffelijk overschot van haar man. In 1961 schreef zij een brief aan het Rode Kruis. Er gingen geruchten dat haar man onder een valse naam met een andere vrouw in de Mariastraat in Den Haag zou wonen. Hij zou werken voor de Pensioenraad. Haar broer sprong bij en voerde hier de nodige correspondentie over met de betrokken instanties. Alle geruchten werden ontzenuwd. Fokke was echt niet meer in leven. Zijn overlijden was op 10 maart 1942 aangegeven door de 24- jarige Bussumse agent Jan Bonkes, een volle neef van Janna.
Kleinzoon Sjoerd Bleeker hielp zijn grootmoeder mee in haar zoektocht naar het lichaam van haar man. Toen de wet Nabestaanden was aangenomen, konden er DNA-monsters bij hem worden afgenomen. Helaas werd er geen match gevonden tussen zijn DNA profiel van een mogelijk 1e graad familielid, zijn grootvader, en dat van de DNA Databank Vermiste Personen.
Vervolgens werd de afdeling Oorlogsnazorg van het Nederlandse Rode Kruis te Den Haag ingeschakeld. Er werd een heel degelijk onderzoek ingesteld door de Werkgroep Vermiste Personen Tweede Wereldoorlog. In 2012 werd de uitslag daarvan bekend. Samen met drie anderen was Bleeker doodgeschoten, op het strand of in de duinen bij Scheveningen. Het was een hele strenge winter, de lichamen konden niet begraven worden. Ze werden naar het niet ver daarvandaan gelegen crematorium Velsen gebracht. Na de crematies werd de as in asbussen gestopt en door Duitsers mee naar hun vaderland genomen. De administratie daaromtrent was nauwkeurig bijgehouden.
Janna Bleeker-Bonkes heeft deze uitkomst niet meer mee mogen maken. Zij overleed in 1987.
Eerbetoon
Postuum kreeg Bleeker het Verzetsherdenkingskruis.
Bij de bouw van een naoorlogse wijk in Bussum Zuid is ervoor gekozen om negen straatnamen naar elf verzetsmensen te noemen. De Fokke Bleekerstraat is een daarvan.
- Archief van de familie Bleeker (waaronder het dossier van het Nederlandse Rode Kruis).
- Nationaal Archief
- S. Remmerts de Vries ‘Verzetsman Rinus Dubelaar en de Naardense wapenroof’, Nederlands Vestingmuseum.