Skip to main content

Fokke Bleeker

1899 - 1942
1899 - 1942

Belastingambtenaar Bleeker was vanaf het begin van de bezetting lid van de groep Dubelaar die tot de Ordedienst behoorde. Hij groef door het Nederlandse leger verborgen munitie op en hij en zijn kameraden stalen wapens van de Duitsers uit de Naardense kazematten. Hij werd verraden en op 12 februari 1942 op de Waalsdorpervlakte gefusilleerd. 

Fokke, Wim, Henk en Janna Bleeker. Waltherlaan 35, Bussum

Fokke Bleeker werd op 23 april 1899 in Tietjerksteradeel geboren. In 1926 trouwde hij in Vlagtwedde met Janna Bonkes. Ze kregen twee zonen, Wim en Henk. Na zijn diensttijd ging hij werken bij de Dienst Gemeentelijke Belastingen Bussum. Het gezin Bleeker woonde aanvankelijk in een gemeentewoning in de Godelindedwarsstraat 19, verhuisde in 1936 naar de Boerhaavelaan 19 en in 1938 naar de Waltherlaan 35. 

Direct na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam Bleeker in het verzet terecht. Hij maakte deel uit van de Groep Dubelaar en was een van de actiefste leden van deze groep.
Als vroom katholiek was Marinus Dubelaar fel gekant tegen de nazi-ideologie. Al snel verzamelden zich gelijkgestemden om hem heen, zoals Fokke Bleeker. Zo ontstond in Naarden al in de zomer van 1940 één van de eerste verzetsgroepen van Nederland.

Gooise verzetsgroepen

De groep Dubelaar behoorde tot de Ordedienst (OD). De Ordedienst was in het leven geroepen om, als de Duitsers zouden zijn verslagen, chaos te voorkomen door een geordend militair bewind.
Ongeveer gelijktijdig ontstond in Bussum een verzetsgroep rondom de gereformeerde drogist Gerard Reeskamp.[1]
In Hilversum werd nog een derde groep opgericht, bestaande uit leden van de plaatselijke katholieke scouting vereniging St. Hubertus, onder leiding van Theo Dobbe.
Verschillende leden van deze drie groepen kenden elkaar, waardoor zij al vroeg in de oorlog met elkaar in contact kwamen en besloten samen te werken. Ze vatten het plan op om de wapens, munitie en explosieven die na de mobilisatie in Naarden-Vesting waren achtergebleven te stelen.

Bastion Oranje

Bastion Oranje

Het materieel was na de capitulatie gevorderd door de Duitsers en in Naarden opgeslagen in bastion Oranje, aan de zeekant van de Vesting.

De drie groepen wisten hier 400 pond springstof, tientallen dozen met ontstekingskabels en ontstekers, tussen de 400 en 500 granaten en duizenden patronen voor machinegeweren, karabijnen en pistolen te ontvreemden.

Aanslag op het Amsterdamse bevolkingsregister

De gestolen waar werd onder de leden verdeeld en in tuinen begraven, zoals bij de Bussumse verzetsvrouw Johanna Berendina Scholten. Enkele kilo’s trotyl uit haar tuin kwamen uiteindelijk terecht bij een Amsterdamse verzetsgroep. Op 27 maart 1943 pleegde deze groep, onder leiding van Gerrit van der Veen en Willem Arondéus, een aanslag op het Bevolkingsregister in Amsterdam.[2]  

Naast het plegen van aanslagen werd het materieel ingezet voor overvallen op distributiekantoren, om verzetsmensen en onderduikers van voedselbonnen te voorzien.

Verraad

Na diverse wapenroven besloten de drie verzetsgroepen om niet langer samen te werken, het werd te riskant. Net op tijd, want na een mislukte wapendeal van één van de werknemers van Gerard Reeskamp, moest Gerard eind 1940 onderduiken.

De groep rond Dubelaar hield het langer vol, tot in juni 1941 het noodlot toesloeg. Dubelaar werd verraden, mogelijk door het protestantse ex-vriendje van zijn oudste dochter Alie, en door de Duitsers gearresteerd op verdenking van verboden wapenbezit. Ook de andere leden van de Naardense groep waaronder Fokke Bleeker[3] en Koen Mulder werden één voor één opgepakt.

Oranjehotel, Scheveningen

Dubelaar werd samen met zijn vrouw Hendrika opgesloten in het ‘Oranjehotel’, de beruchte nazi-gevangenis in Scheveningen. Hun kinderen werden bij familieleden ondergebracht.

Ook Bleeker en Mulder werden in het Oranjehotel gevangen gezet. De aanklacht tegen Bleeker was ‘overtreding van de wet op springstoffenbezit’ en ‘vijand begunstiging’. Hij kreeg de doodstraf, net als diverse anderen.

Vlak voordat die straffen voltrokken zouden worden mocht familie nog afscheid komen nemen. Niet individueel, maar ‘en masse’.
Ally Mulder, de dochter van Mulder, destijds 7 jaar, wist zich dit hartverscheurende tafereel als de dag van vandaag te herinneren.[4]  ‘Ik herinner mij nog de lucht van de laarzen van de bewakers, het geschreeuw en het gesmijt van stalen deuren. We liepen de eindeloze gangen van het Oranjehotel door. Totdat we bij een grote binnenplaats kwamen. Mijn vader en de andere mannen stonden achter grote hekken. Massaal renden wij op hen af.’[5]

Op 12 februari 1942 om negen uur ’s morgens werden Fokke Bleeker, Rinus Dubelaar en nog twee anderen[6] om 9 uur uit hun cel gehaald en op de nabij gelegen Waalsdorpervlakte gefusilleerd. ‘Vertrouw op God’ schreef Bleeker in zijn afscheidsbrief.  

Die morgen kreeg zijn vrouw Janna bericht dat ze naar de gevangenis moest komen. ’s Middags had ze een gesprek bij gevangenispredikant Bos. Hij vertelde haar hoe de laatste momenten van haar man waren geweest. ‘Toen ik om 7 uur in de gevangenis kwam liep uw man huilend in de gang. En had gezegd ‘Dat gaat vandaag mis, dominee’.
’ Janna: ‘Ds. Bos heeft voor ons nog een beetje haar met zijn sigarenschaartje afgeknipt. Wat ik met de afscheidsbrief heb ontvangen'. 'Toen ik bericht kreeg om zijn laatste kleren te halen heb ik nog gevraagd naar zijn lijk. Maar hoefde niet veel te zeggen of was zelf vastgezet’. ‘De fusillade was om 9.20 uur gebeurd. Het was koud en glad. Kwam ‘s avonds om tien uur weer thuis. Toen de kinderen vertellen, Pappa is er niet meer. Nu, we zijn maar met ons allen op een bed gaan liggen’.

Op zoek naar zijn lichaam

In november 1960 schreef weduwe Janna een brief aan het Oranjehotel. Ze vroeg om een toegangsbewijs. Ze wilde op haar man’s verjaardag een bezoek brengen aan de plek waar hij gevangen had gezeten. De cellenbarak was tot 2009 nog in gebruik als gevangenis en daarom in principe niet toegankelijk. Of ze toestemming heeft gekregen is niet bekend.

Ze bleef tot aan haar dood op zoek naar het stoffelijk overschot van haar man. In 1961 schreef zij een brief aan het Rode Kruis. Er gingen geruchten dat haar man onder een valse naam met een andere vrouw in de Mariastraat in Den Haag zou wonen. Hij zou werken voor de Pensioenraad. Haar broer sprong bij, en voerde hier de nodige correspondentie over met betrokken instanties. Alle geruchten werden ontzenuwd. Fokke was echt niet meer in leven. Zijn overlijden was op 10 maart 1942 aangegeven door de 24- jarige Bussumse agent Jan Bonkes, een volle neef van Janna.

De zoektocht gaat nog altijd door

Sinds 2005 houden ook de kleinkinderen van Fokke Bleeker zich bezig met de zoektocht naar het lichaam van hun grootvader. Omdat er geen DNA-profiel van een 1e graads familielid van Fokke Bleeker beschikbaar was, werden er bij kleinzoon Sjoerd DNA-monsters afgenomen. Helaas was er in de DNA Databank Vermiste Personen geen match te vinden met Sjoerd’s DNA-profiel.

De afdeling Oorlogsnazorg van het Nederlandse Rode Kruis te Den Haag werd ingeschakeld. Er werd een onderzoek ingesteld door de Werkgroep Vermiste Personen Tweede Wereldoorlog. In 2012 werd de uitslag daarvan bekend.

‘Samen met drie anderen was Fokke Bleeker doodgeschoten, op het strand of in de duinen bij Scheveningen. Het was een hele strenge winter, de lichamen konden niet begraven worden. Ze werden naar het niet ver daarvandaan gelegen crematorium Velsen gebracht. Na de crematies werd de as in asbussen gestopt en door Duitsers mee naar hun vaderland genomen. De administratie daaromtrent was nauwkeurig bijgehouden.’

Toch zijn er vraagtekens bij deze uitkomst. Reden daarvoor is het volgende:
Fokke Bleeker en Rinus Dubelaar werden samen met Willem Johannes Bakkeren en Jan Kwak op 12 februari 1942 gefusilleerd.
Het lichaam van Jan Kwak is na de oorlog, samen met de stoffelijke overschotten van drie andere mannen, gevonden in graf G in de duinen nabij de fusilladeplaats. Van de andere drie kon de identiteit toen helaas niet worden vastgesteld. Zij liggen nu als Onbekenden begraven op het Nederlands ereveld in Loenen.
Waarom was Kwak wel begraven en niet gecremeerd en bovendien teruggevonden? En wie waren de andere drie mannen die met hem in hetzelfde graf gevonden werden?
Er zijn in Velsen op 12 februari 1942 weliswaar vier personen gecremeerd, maar dat kunnen dus ook vier andere mannen zijn geweest.
In 2009 is onderzoek gedaan naar 28 onbekende doden op het Ereveld Loenen. In 2019 is dit onderzoek uitgebreid naar 103 onbekende slachtoffers. Dit onderzoek door de Bergings- en Identificatiedienst van de Koninklijke Landmacht (BIDKL) is nog in volle gang en zal naar verwachting nog jaren in beslag nemen.

Voor de familie is de zoektocht dus na ruim tachtig jaar nog altijd niet ten einde.

Janna Bleeker-Bonkes heeft dit allemaal niet meer mee mogen maken. Zij overleed in 1995.

Postuum kreeg Bleeker het Verzetsherdenkingskruis.

Bronnen

  1. Archief van de familie Bleeker (waaronder het dossier van het Nederlandse Rode Kruis).
  2. Nationaal Archief 
  3. Remmerts de Vries ‘Verzetsman Rinus Dubelaar en de Naardense wapenroof’, Nederlands Vestingmuseum.

Noten 

[1] Ad van Liempt. De drogist; Hoe een verzetsheld na de oorlog in ongenade viel. Balans, 2013.

[2] Bij deze aanslag, geleid door de kunstenaar- schrijver Willem Arondéus en de beeldhouwer Gerrit van der Veen, werd gepoogd de persoonsadministratie en bevolkingsregisters te vernietigen. Hiermee wilde men de Jodenvervolging en de verplichte tewerkstelling in Duitsland te saboteren.

[3] Fokke Bleeker werd op zaterdag 5 juli 1941 om 5 uur ’s middags thuis opgepakt door de Bussumse agent Kieffe.

[4] A. Mulder. De afscheidsbrief. ASBGM, 2022.

[5] Niet alle aangeklaagde leden van Dubelaars verzetsgroep, tweeëntwintig in totaal, kregen de doodstraf. Sommigen werden tewerkgesteld in Duitsland en keerden na de oorlog getraumatiseerd terug naar huis.

[6] De andere twee waren W.J. Bakkeren en J. Kwak.