Skip to main content

Geschiedenis van Bussum (3), Oorlogshandelingen en inkwartiering

Met het verhuizen naar een nieuwe woonplek, waren de Bussummers nog lang niet gevrijwaard van gevaren. Als er vreemde troepen naderden konden zij hooguit naar Naarden vluchten, met achterlaten van have en goed. Als het gevaar geweken was en zij weer teruggekeerd waren, hoopten zij nog iets van hun bezittingen terug te vinden.

Van oudsher was het gebruik dat een leger te velde leefde van wat zij onderweg aan voedsel en benodigdheden tegenkwamen. Op eigen grondgebied verschafte zij zich dat door het te vorderen van de boeren en dorpelingen, die geacht werden zich loyaal te gedragen tegenover het leger van de landsheer. Op vreemd grondgebied vorderde men eveneens wat nodig was. Als de bevolking weigerde mee te werken ging men over tot plunderen. Hierbij werd alles geroofd wat maar enigszins bruikbaar of waardevol was. Soms kon zo'n plundering worden afgekocht door per dorp een vooraf vastgestelde som geld te betalen, een zg. brandschatting.

Voor het leger was deze manier van werken de meest simpele, waarmee problemen zoals het tijdig aanvoeren van voorraden bij de destijds slechte verbindingen werd vermeden. In het relatief dichtbevolkte westen van Europa werkte dit systeem eeuwenlang redelijk goed. In de uitgestrekte verlatenheid van Oost-Europa en Azië kwam men voor logistieke problemen te staan, zoals onder meer de Kruisvaarders in Klein-Azië en het leger van Napoleon, tijdens de tocht naar Rusland, ondervonden.
Het plunderen nam ernstige vormen aan, toen vanaf de 16e eeuw er meer en meer gebruik gemaakt ging worden van huurlegers. Deze bestonden uit beroepssoldaten die tegen betaling hun diensten aanboden. Had de vorst die zo'n leger in dienst nam echter te kampen met een (vrijwel) lege schatkist, dan werd in de overeenkomst het echt op plunderen in het overwonnen gebied opgenomen. Verloor het huurleger de strijd, dan ontaardde het tijdens de vlucht in een georganiseerde roversbende, die alles roofde wat zij onderweg tegenkwamen en zo een ware plaag werd voor het platteland. 

De Geldersen

Rond het jaar 1500 was het heel onrustig in het grensgebied tussen Holland en Gelderland. Het graafschap Holland was in het bezit gekomen van het Habsburgse Huis onder de jeugdige Philips de Schone. Dat was zeer tot ongenoegen van Karel van Egmond de hertog van Gelre. Begin 16e eeuw werd het Gooi enige malen door de troepen van Gelre overvallen en had daarbij veel van plunderingen en platbranden van de dorpen te lijden. Zoals eerder verteld is, was dit een van de redenen geweest om van Hoog naar Laag-Bussem te verhuizen.

In 1528 krijgt de hertog van Gelre in een gebaar om aan de vijandelijkheden een einde te maken, van keizer Karel V, die inmiddels de nieuwe landsheer is, toestemming om nog eenmaal Gooiland te brandschatten. Maarten van Rossum trekt met 2000 soldaten en 300 ruiters vanaf de Veluwe de Eem over, voor het geval dat er niet snel betaald zal worden. Als Soest in vlammen opgaat, zijn de andere dorpen snel overtuigd dat betalen de beste weg is. Naar rato van het inwonertal betaalt Hilversum 1095 ponden, Laren 475, Blaricum 445, Laag-Bussem 389 en Huizen 333 ponden. De stad Naarden, die zich met succes teweer zou kunnen stellen, valt buiten de regeling er hoeft niet te betalen. Als we stellen dat Bussum toen hooguit 40 huizen omvatte, komt de brandschatting op ca. 10 pond per woning. (voetnoot 1). 

De Spanjaarden

Vierenveertig jaar daarna, in de beginjaren van de 80-jarige oorlog bleef het stadsbestuur van Naarden nog Spaansgezind en trouw aan koning Philips 11, terwijl de bevolking overwegend de vrijheidsstrijd onder leiding van Willem van Oranje wenste te steunen Om die reden wilde de Nederlandse graaf in Spaanse dienst, Maximiliaan van Bossu een Spaans garnizoen in de stad gelegerd hebben. Dat garnizoen zou de stad voor de koning veilig stellen, wat zeer tegen de zin van de Naardense bevolking was. Toen het legertje van Bossu in de zomer van 1572 in aantocht was sloten de Naarders hun stadspoorten. Eind augustus van hetzelfde jaar probeerde Bossu nogmaals met zijn garnizoen binnen te komen. Het stadsbestuur was inmiddels afgezet en vervangen door prinsgezinde bestuurders. Bovendien was een groep geuzen uit Amersfoort binnengelaten, die vanaf de stadsmuren op de Spanjaarden schoten.

Op 19 november 72 verscheen Bossu voor de derde keer voor de stad om de stadssleutels op te eisen. Wederom werd hij beschoten. De graaf was des duivels en vastbesloten om de weerspannige stad een lesje te leren. De Bussummers zullen zich ongetwijfeld uit de voeten gemaakt hebben toen hij onverrichter zake terugtrok in de richting van Utrecht. Toen op 1 december daaropvolgend Don Frederik van Toledo van het door hem veroverde Zutphen op weg was naar Amsterdam, had hij een legermacht bij zich die groot genoeg was om Naarden met succes te belegeren Het stadsbestuur zag de ernst van de situatie in en stuurde onderhandelaars het Spaanse leger tegemoet. De delegatie werd echter niet in het Spaanse kamp bij Amersfoort toegelaten.

Don Frederik sloeg voor Naarden zijn legerkamp op in Laag-Bussem. In een uiterste poging om de dreiging af te wenden werd opnieuw een delegatie, nu met de sleutels van de stad bij zich, naar het kamp gezonden. Zij kwamen echter niet verder dan de onderbevelhebber Romero. Die gaf hen op hun verzoek om de stad en haar bevolking te ontzien een ontwijkend antwoord, waarmee de afgevaardigden werden teruggestuurd.

     
Afb. 11. De moord door Spanjaarden te Naarden in den jaare 1572
 

De eerdere beledigingen van de graaf van Bossu hadden de Spanjaarden meedogenloos gemaakt, waarvoor de stad zwaar zou moeten boeten. De afloop is overbekend. Het Spaanse leger verliet de volgende dag Bussum, trok Naarden binnen en verwoestte de stad.

Nadat Don Frederik was verder getrokken, moesten de boeren en andere Gooise dorpelingen op last van koning Philips de stadsmuren afbreken en daarmee de grachten dempen. Aanvankelijk was daar weinig animo voor tot de graaf van Bossu dreigde om de dorpen door zijn soldaten te laten platbranden 'so sij onwillig waren de stad te slechten'. Op deze manier haalde Bossu zijn gram op Naarders.

Gedurende het verdere verloop van de 80-jarige oorlog trokken nog een aantal keren Spaanse legerbenden plunderend door het Gooi, zoals bv. in apruil 1585 onder aanvoering van Jan Baptista de Tassis, die met 2000 man voetvolk en 6 vendels ruiters vanuit Zutphen het Gooi binnenviel,
'ende hebben aldaer etlijcke huysluyden door gheslagen, vele mans, vrouwen ende kinderen gevangen ghenomen, jonghe maechden ende dochteren geschent ende vercracht ende groote schricklijke wreetheyt ende tyrannye bedreven, somma so gehandelt, dat het niet behoorlijck en is te beschrijven om der cuyschen ooren wille. Sijn van daer voorts geruckt in de dorpen Laren, ende Blaricum, Ankeveen ende andere dorpen, ende hebben alle deselve geplundert ende seer onmenschelyck mette arme luyden geleeft, hebben wel medegenomen over de 500 peerden, noch vele beesten van koeyen en schapen ende over de 300 gevangenen, de welcke sy also getormenteeert ende gepijnicht hebben, dat vele meer tot rantsoen beloofden te gheven, als alle haer goederen waerdich waren'.
Laag-Bussem zal ongetwijfeld met deze plundertocht te maken gehad hebben.

Tijdens het beleg van Den Bosch door Frederik Hendrik in 1629 probeerde een Spaans leger onder de graaf van Montecuculli dat beleg te verstoren door vanuit de stad Wesel door Gelderland naar het Westen op te rukken. Na op 3 augustus de stad Amersfoort te hebben ingenomen trok hij met zijn leger van Kroatische huurlingen verder en was weldra in onze streken. Hilversum werd aan de vlammen prijsgegeven. Toen keerden de kansen. De Waterlinie maakte verder trekken onmogelijk en achter Montecuculli was zijn thuisbasis de stad Wesel veroverd, wat hem dwong om de aftocht te blazen. Ook dit moet voor het nietige dorpje Bussum een zware tijd geweest zijn. 

De Fransen

Het einde van de 80-jarige oorlog luidde een periode van politieke rust in. Het was aanleiding om het leger en de landsverdediging te verwaarlozen. Amsterdam was bang voor een aanslag op de stad met zijn handelsbelangen van de kant van Naarden, als dit een sterke vesting met een dienovereenkomstig garnizoen bezat. Het stadsbestuur van de hoofdstad was lange tijd niet genegen om de vestingwerken te onderhouden of te verbeteren. Er werden wel plannen gemaakt en ook goedgekeurd, maar de uitvoering hiervan wist Amsterdam tegen te houden tot het in 1672 te laat was.
De Franse koning Lodwijk XIV had een begerig oog op de rijke republiek aan zijn noordgrens laten vallen en viel in dat jaar met zijn leger ons land binnen. Zonder slag of stoot viel de zwakke vesting op 20 juni 1672 in Franse handen. De waterlinie was op tijd in werking gezet wat een verdere opmars naar Amsterdam voorkwam. De Fransen begonnen meteen om de stad van nieuwe en uitgebreidere vestingwerken te voorzien. Dat was voor hun wel belangrijk, want een heroveringspoging in september mislukte door domme pech. Het belegeringsgeschut dat vanuit Muiden op vlotten getrokken door zeilsloepen over de Zuiderzee zou worden aangevoerd kon niet uitvaren door een aanhoudende windstilte. Intussen stonden op meerdere plaatsen rond de stad de belegeraars te wachten tot de aanval zou worden ingezet. Hieronder waren 800 man die over de hei van de kant van 's-Graveland tot in Bussum waren gekomen. Die strijd werd niet ingezet.

     
Afb. 12. De vesting Naarden in 1654.
 

Er ging een jaar voorbij voordat prins Willem III voldoende troepen beschikbaar had om opnieuw een aanval op de stad te ondernemeen. De Fransen hadden in die tijd gelegenheid gehad om de stad te versterken met bastions, waarmee het een vijfhoekige vorm kreeg.

De prins trok op met een krijgsmacht van 25.000 man, waaronder 6000 man Spaanse hulptroepen. Op 4 september 1673 vestigde hij zijn hoofdkwartier in Loosdrecht, wat hij na een paar dagen opschoof naar Bussum. Voor de ca. 250 inwoners van het dorp moet dit een overweldigende indruk gemaakt hebben. Zoveel hoge heren in het dorp te hebben, die zich ongetwijfeld weinig van de eenvoudige inwoners aangetrokken zullen hebben en namen wat ze nodig hadden, blijft je lang bij.
Tijdens het korte beleg van de vesting bemerkte de prins dat het niet moeilijk was om de stad te beschieten, met kanonnen die op de hoge grond rond de stad stonden opgesteld. Aan de Bussumse kant was dat o.m. de Galgeberg aan de Bussummmervaart, op nog geen kilometer vanaf het hart van de stad, terwijl aan de oostkant de hoge gronden reikten tot enkele honderden meters van de vestingwerken. Vooral van die zijde werd de vijand bestookt. Dat is goed te zien op afb. 13 met de titel 'Naerden verovert door sijn Koninklijke Hoogheyt den H. Prince van Oranje den 13 September 1673'.

Het is dan ook heel begrijpelijk dat op aandringen van prins Willem III de Staten van Holland en West Friesland kort na de herovering van Naarden verordonneerden dat rond de vesting alle hoge grond over 300 roeden moest worden afgegraven. Met deze maatregel hoopten zij in het vervolg een vijand op voldoende afstand te kunnen houden door het afgegraven terrein onder water te zetten.

      
 
Afb. 13: 'Naerden verovert door sijn Koninklijke Hoogheyt den
H. Prince van Oranje den 13 September 1673'

 

Inkwartiering

Buiten de oorlogen kreeg Bussum regelmatig met militairen te maken in de vorm van inkwartiering. In de regel waren dat legerafdelingen die op mars waren. Langs de route door de Hollandse Waterlinie van en naar Amsterdam, was Naarden een voor de hand liggende halteplaats. Het stadsbestuur verwees een (groot) deel van zo'n doortrekkende legerafdeling naar Bussum voor onderdak en proviandering, zowel voor de manschappen als de paarden. Dat bespaarde de stedelingen een hoop zorgen. De Bussummers dienden voor de soldaten voldoende brood, boter, spek en bier in voorraad te hebben en voor de paarden moest er hooi en stro zijn. Vanuit Naarden werd echter in 1636 een keur uitgevaardigd dat er "geen ambagten sullen mogen in het gebied van Naarden geoeffent werden dan in de stad alleen, onder verbeurde van alle gereedschappen, gemaakt werk en daar en boven vid en twintig gulden ".

Al die extra levensmiddelen moesten dus ook in Naarden gekocht worden. Door die regeling had Naarden van inkwartiering wel alle lusten, maar zo min mogelijk lasten, die ze op de onmondige Bussummers afschoven. De levensmiddelen werden weliswaar terugbetaald, maar het in huis halen was met de inkwartiering een hele zorg en gaf veel overlast. Pas in 1704 kreeg de Bussummer Jan Willemz. toestemming om uitsluitend roggebrood te bakken. Daar was echter een periode van zestig jaar bezwaar maken en procederen aan vooraf gegaan voor het stadsbestuur hiermee instemde. 

De Pruisen

In de tweede helft van de 18e eeuw raakte ons land politiek verdeeld. De aanleiding hiervoor lag ver weg in Noord Amerika, waar aan de oostkust 13 staten zich in 1776 onafhankelijk van Engeland verklaarden. In hun Declaration of Rights werd gesproken over 'vrijheid' en 'gelijkheid' . Dat waren twee begrippen die de Franse filosoof Rousseau in zijn geschriften propageerde en in die Engelse koloniën erg aanspraken, Engeland probeerde de opstand gewapenderhand te onderdrukken. Toen Frankrijk, dat eveneens grote koloniale belangen in Noord Amerika had, de vrijheidsstrijd tegen hun erfvijand ging steunen en ook andere Europese staten zich hierbij aansloten, was het pleit weldra beslist. Ook de Nederlanden keerden zich tegen Engeland. Als gevolg hiervan brak de 4e Engelse zeeoorlog uit, die slecht voor ons afliep. Stadhouder Willem V werd, als opperbevelhebber van het leger, verweten onze vloot te hebben verwaarloosd. Er ontstond een interne politieke strijd in de Nederlanden tussen de Prinsgezinden en de Patriotten. Laatstgenoemden wilden ,onder de kreet 'Vrijheid en Gelijkheid', van de Prins-Stadhouder af en zelf het bestuurlijke heft in handen nemen. Daar de Patriotten in het Westen de meerderheid gingen vormen, week de stadhouder met zijn hof uit naar het meer prinsgezinde Nijmegen.

     
Afb. 14: Gezigt van het aankomen der Amsterdamsche burgers
te Muyden 1787
 

In 1787 was op een gegeven moment de aanwezigheid van Willem V in Den Haag gewenst. Hij durfde er echter niet goed heen en stelde zijn reis steeds weer uit, zeer tot ongenoegen van zijn echtgenote prinses Wilhelmina van Pruisen. Die durfde wel en zij vertrok zonder haar man op 26 juni per koets naar Den Haag.

Bij Gouda stuitte het gezelschap op een patriottische wachtpost aan de Goejanverwellesluis. De koets werd niet doorgelaten en de prinses vastgehouden, in afwachting van een beslissing van de hoge heren in Den Haag. Na drie dagen kwam het besluit 'Niet doorlaten' en de prinses keerde onverrichterzake terug naar Nijmegen.

Razend over deze behandeling schreef zij aan haar broer koning Friedrich Wilhelm I1 van Pruisen. Die besloot deze belediging te wreken en het stadhouderlijk gezag te herstellen. Op 13 september van datzelfde jaar trok zijn leger van 20.000 man ons land binnen en rukte op naar het patriottische Westen Na vier dagen had zijn 3e divisie het Gooi bereikt en legerde bij Hilversum Van daar uit wilden zij via Naarden doorstoten naar Amsterdam.

Op 17 september kwam hun generaal de graaf Von Kalkreuth met cavalerie en grenadiers voor Naarden en eiste de stad op. De commandant van de vesting luitenant-generaal Van Rijssel weigerde als vurig Patriot echter de vesting over te dragen. Von Kalkreuth nam met zijn staf in Bussum zijn intrek in herberg de Oranjeboom (de latere Rozenboom) in afwachting van verdere acties. Deze lieten niet lang op zich wachten. Vanuit Naarden werd geschoten en de hele nacht brandbommen richting Bussum afgevuurd, die hier meer angst dan schade aanrichtten.

Op 20 september deed de stadhouder zijn intocht in Den Haag. Drie dagen later gelastte de Staten van Holland alle troepen om verder geen weerstand te bieden aan de Pruisen. Voor Van Rijssel was dit aanleiding om het bevel over te dragen aan de overste baron De Mattha en zelf de vesting te verlaten. Opnieuw werd Naarden opgeëist, nu op 25 september. Overste De Mattha, wist niet goed wie hij moest gehoorzamen, de stadhouder in Den Haag of de Patriotten in Amsterdam. Laatstgenoemden wenste een hardnekkige verdediging en vormde vrijcorpsen om Naarden en Muiden te hulp te snellen.

Overste De Mattha ging zelf naar Amsterdam voor overleg en advies. Tijdens zijn afwezigheid was overste Levingston bevelvoerder in de vesting. Levingston was minder weifelachtig, wetende dat Weesp op 26 september had gecapituleerd, en stuurde in de nacht van 26 op 27 september twee kapiteins naar de Pruisen in Bussum. Als gevolg hiervan kon aan overste De Mattha, toen hij op de terugweg uit Amsterdam in Muiden aankwam, gemeld worden dat Naarden reeds door ca. 750 Pruisische soldaten bezet was. Generaal Von Kalkreuth trok met het gros van zijn troepen weg in de richting van het weerspannige Amsterdam en stond dezelfde dag nog voor Muiden, dat op 7 oktober werd overgedragen. Drie dagen later capituleerde tenslotte ook Amsterdam. Veel Patriottten vluchtten naar Frankrijk, de bakermat van hun Vrijheid en Gelijkheidsideaal.

Wat de legering van de Pruisen in Bussum tussen 17 en 27 september de bevolking hier gekost heeft is door Nel Krijnen verteld in nr. 2 van jaargang 20 van ons tijdschrift op pag. 25 t/m 30. De schade van in totaal fl. 4206 door plunderen nadat Naarden aan de Pruisen was overgedragen, tot hun vertrek ruim 6 weken later, werd nooit vergoed.

     
 
Afb. 15: Houten villa van de familie Dankmeijer

 

Wederom de Fransen

Het was een strenge winter, die van 1794 op '95. Zelfs de grote rivieren vroren dicht. Het typisch Nederlandse verdedigingsmiddel - het water - was daarmee buiten werking. De Franse revolutionairen hadden twee jaar eerder onder meer ook onze Republiek de oorlog verklaard, om het te bevrijden van de feodale heersers. In december 1794 trok een Frans leger onder leiding van generaal Pichegru de grote rivieren over.

Met het Franse leger keerden de gevluchte Partiotten in ons land terug. Stadhouder Willem V week uit naar Engeland. De Patriotten namen het landsbestuur weer in handen en riepen de Bataafsche Republiek uit. In het begin was alles nog Vrijheid , Gelijkheid en Broederschap, maar geleidelijk begon de Franse invloed sterker te worden. Nadat generaal Napoleon Bonaparte in Frankrijk de macht aan zich getrokken had en zichzelf in 1804 tot keizer kroonde waren de revolutionaire idealen verleden tijd. Twee jaar later stelde hij zijn broer Lodewijk Napoleon aan tot koning, waarmee de Nederlanden van een republiek werden omgezet in het Koninkrijk Holland.

De nieuwe koning was ons land goed gezind, wat zijn autoritaire broer niet aanstond. De keizer dwong hem in 18 10 tot aftreden en lijfde ons land bij Frankrijk in. Als gevolg hiervan werd de belastingdruk drastisch verhoogd en gold ook hier een algemene dienstplicht. De keizer streefde naar de alleenheerschappij in Europa en dat kostte veel geld en soldaten. Toen Napoleon twee jaar later vastliep in Rusland en overhaast moest terugtrekken, bleek hij niet onoverwinnelijk. In de slag bij Leipzig leed hij een beslissende nederlaag.

Ons land wilde weer zelfstandig worden en dat lukte grotendeels met de hulp van Pruisen en Kozakken. Als een der laatste bolwerken bleef de vesting Naarden in Franse handen. Op 17 november 18 13 begon de blokkade rond de vesting, die in februari 1814 overging in een beleg, tot de Fransen tenslotte op 7 mei hun verzet opgaven en de stad overgaven. In de maanden van blokkade en beleg had Bussum veel te lijden. Door beschietingen vanuit de stad waren een aantal huizen verwoest of beschadigd. Bij uitvallen hadden de Fransen het dorp een paar maal geplunderd en in en bij het dorp waren troepen gelegerd van allerlei herkomst, die voedsel en drank eisten. Uiteindelijk werd, ruim 13 jaar later, van de totale kosten en schade, die samen fl. 26.663 . 12 st bedroegen slechts fl. 3091 . 16 st vergoed. Het onbeduidende dorpje Bussum had weer een hoge prijs betaald.

     
Afb. 16: Legitimatiebewijs
 

 

Forten voor Naarden

Nadat de Fransen waren vertrokken brak een langdurige periode van vrede aan en Bussum werd een zelfstandige gemeente. Maar nog was men hier niet uit de militaire greep van Naarden. Om de vesting aan de nieuwe ontwikkelingen aan te passen, werd er tussen 1868 en '74 rond het dorp een gordel van 5 verdedigingswerken aangelegd. Hiervan lagen de Werken I, III en IV op Hilversums grondgebied en nummer V op Huizer grond. Alleen nr. II kwam direct in Bussum te liggen. Er was daardoor weinig mogelijkheid om bezwaar te maken. Rond die forten werd het tot 300 m van de rand van het werk ten strengste verboden om te bouwen. Van deze zg. Verboden Kringen zou Bussum in de 20e eeuw danig last krijgen, toen het bevolkingsaantal snel groeide en er gebrek ontstond aan grond om huizen te bouwen. Aan het vestigen van industrie viel daardoor ook niet te denken. Dat zou een te groot beslag leggen op de schaarse bouwgrond.

Buiten de Kleine Kring van 300 m woonden op de Eng een aantal mensen in houten huizen, zoals was voorgeschreven. De fam. Dankmeijer woonde sinds 1910 ter hoogte van de huidige Karel Doormanlaan in een houten villa met daarachter een flinke fruitkwekerij. Vlakbij stond de boerderij van Langelaar Aan het verlengde van de Laardenveg stonden nog wat stallen en schuren.

Tijdens de le Wereldoorlog was dit gebied vanwege de Verboden Kringen van strategisch belang. Om die reden was het niet vrij toegankelijk voor personen die er niet woonden of land te bewerken hadden. Zo diende je om boodschappen te kunnen afleveren een legitimatiebewijs te hebben. Daarop stond nauwkeurig vermeld voor welk gebied het gold, voor welke reden het was afgegeven en gedurende welke tijd het geldig was. Het document was ondertekend door de burgemeester en daarnaast ook de groepscommandant van Naarden. Zonder zo'n bewijs werd je er niet toegelaten.

Toen de vesting Naarden in 1925 als verdedigingswerk werd opgeheven, wat tevens gold voor de voorwerken, was vrijwel alle vrije ruimte volgebouwd. Pas op dat moment kwam Bussum onder de invloeden van Naarden uit en kon over haar eigen grondgebied beschikken.