Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 26/1 (januari 2010) pag. 10-14


Jongerendiensten in de St. Jozef - interview met Lou Lejeune 

Joris Cammelbeeck 

Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.
Klik hier voor de pdf van dit artikel.

Vanwege een diepe geloofservaring koos Lou Lejeune (87) niet voor het priesterschap. Nee, hij wilde iets voor mensen betekenen. Dat is voor hem de essentie van het christendom, in zijn geval het rooms-katholicisme. Hij werd in 1922 in Rotterdam geboren in een gezin van vier kinderen, waarvan er één overleed op jonge leeftijd. Zijn vader was journalist bij de Maasbode. Na het gymnasium bij het door jezuïeten geleide Aloysius College in Den Haag volgde het kleinseminarie in Heemstede en het grootseminarie in Warmond. Op 22 mei 1948 werd hij tot priester gewijd en in 1988 ging hij met emeritaat. Een gesprek met een mensenman die getuige was van de hoogtijdagen van het rijke roomse leven en het verval vanaf de jaren zestig. De man ook die in augustus 1968 op de fiets in spijkerpak naar de Jozefkerk in Bussum kwam om pastoor te worden. 

   
 Pastoor Lejeune, 1970, coll. M. Heyne
 

Weg van je familie

U zat op de middelbare school bij de jezuïeten. Waarom bent u niet tot die orde toegetreden?
Ik was niet intellectueel ingesteld en wilde niet voor de klas staan, een logisch vervolg als ik tot de orde van de jezuïetenpriesters was toegetreden. Daarom ben ik, met een rotwoord, wereldheer geworden.

Hebt u goede herinneringen aan het seminarie?
Ja, het was een niet erg doorsnee klas waar ik in zat. We konden het goed vinden en waren het over veel dingen eens. Het was een hechte groep. Jarenlang hadden we nog een reünie, maar nu niet meer. De meesten zijn overleden of zijn slecht ter been. We hebben nu vooral telefonisch contact.

Heimwee?
In het begin heel hevig. Je wordt wegens God, wie dat ook mag zijn, geacht je los te maken van je familie. Dat slaat natuurlijk nergens op, want je familie blijft recht op je houden. Jij mag het offer dan wel brengen, maar dat moet je niet van de familie vragen dat je maar driemaal per jaar thuiskomt. We zagen elkaar overigens wel clandestien in het weiland bij het seminarie.

Waar bent u begonnen na uw wijding in 1948?
In de Wieringermeer. Als priester begon je in een boerendorp. Dat was het beleid van het bisdom. Daar kun je nog vastzitten in een preek, geen orde houden bij godsdienstles in een klas of domme dingen zeggen op huisbezoek. Eigenlijk wel een raar systeem, want die mensen zaten elke keer weer tegen zo’n beginneling aan te kijken en als ze aan hem gewend waren was hij weer weg. Het was een proefterrein voor beginners. Daarna ging je naar een middelgrote gemeente. In mijn geval Koog aan de Zaan. Vier jaar na mijn wijding was ik kapelaan in Amsterdam-Oost. Daarna nog in Haarlem en Hilversum en tenslotte werd ik in 1968 pastoor in Bussum. 

   
 
 Bussum, St. Jozef Kerk, Coll. HKB

De kerk is een middel

Wanneer merkte u dat er twijfels begonnen te ontstaan onder uw parochianen en waaruit verklaarde u dat?
Uit meer vrije tijd, meer welvaart. Het onkritische godsgeloof werd minder. Met name van de jongere generatie die minder ophad met traditionele patronen. Mensen gingen zelfstandig denken en beslissen. Het werd duidelijk dat het hier op aarde ook best prettig mocht zijn en dat niet behoefde te worden gewacht op een beloning in het hiernamaals, in de hemel, waar die ook maar moge zijn.

Maar ook dat de kerk daarbij een wat moeizame hulp bood en teveel op het leven hierna was gericht. Het verzaken van de kerkgang op zondag was behalve een doodzonde een sociale conventie.

Vroeger was er, zeker in de dorpen, toch al niet veel te doen. Het was zes dagen werken tot het einde van de jaren vijftig, een borrel na de kerk en een voetbalwedstrijd. Eens per jaar een kermis. Het aanbod van allerlei activiteiten door de groeiende welvaart, de mobiliteit, dat alles heeft bijgedragen tot de ontkerkelijking. De kerk werd, sorry dat ik het zeg, steeds meer een wereldvreemd instituut dat gebiedt en verbiedt. Soms een soort dictatoriale staat.

In de katholieke catechismus stond toch als antwoord op de vraag: Waartoe zijn wij op aarde? Om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.
Vroeger, in mijn tijd, stond er: Om God te dienen en daardoor in de hemel te komen. Wie is God? En hoe dien je die dan. Door mensen te dienen!

De naastenliefde dus?
Ja, dat is mijn hele streven geweest. De kerk is een middel, meer niet.

 
De houten barak in gebruik als onderkomen voor Jongens- en Meisjesstad, Elise Dammershof 1970, coll. M. Heyne
 

Bussumse verenigingsleven

U kwam dus in 1968 in Bussum-Zuid. Wie volgde u op, hoeveel kapelaans had u en hoeveel parochianen waren er?
Mijn voorganger was pastoor Nolet. Hij kon niet zo goed opschieten met de in meerderheid uit arbeiders bestaande parochianen en is rector van het bejaardencentrum St. Antoniushove geworden. Ik had twee kapelaans en ongeveer tweeduizend mensen bezochten in het weekeinde de kerk. Er waren vier missen op zondag en toen al een mis op zaterdagavond zodat mensen dan al hun zondagsplicht konden doen en op zondag konden uitslapen of iets konden ondernemen.

Hoe zag het katholieke verenigingsleven er uit?
Dat was nog zeer omvangrijk. In de jaren vijftig had kapelaan Lefeber de jeugdbeweging Jongens-en Meisjesstad opgericht, maar er bestond ook een drumband, twee verenigingen voor vrouwen, een voor arbeidersvrouwen en een voor wat toen de hogere stand heette. Daar is allemaal niets meer van over, behalve de drumband. Die verenigingen zijn in de jaren zeventig opgeheven.

Hoe lang werd u nog geassisteerd door de twee kapelaans?
Die gingen in 1974 weg en toen stond ik er alleen voor. Ik deed veel huisbezoek en dan hoorde je van de mensen wat ze dwarszat, welke problemen ze hadden. Veel valt daar niet over te zeggen. Tegenwoordig kan je dat allemaal op de televisie zien. Veel kon ik eigenlijk niet voor ze doen. Ik kon vreugde niet versterken en verdriet niet verminderen. Een luisterend oor en de mensen het gevoel geven dat ze gehoord werden, daar ging het om.

Geen heavy metal

Werden er ook initiatieven ontplooid om jongeren meer bij de kerk te betrekken of ze voor de kerk te behouden?
Elke laatste zaterdagavond van de maand was er een jongerendienst in de jaren zeventig en tachtig. Dat heette de misviering van Mensen Jong van Hart en die werden opgeluisterd door een jongerenkoor van het Sint Vitus-college. Dan werden er eigentijdse liederen gezongen met Nederlandse teksten en moderne muziek die afkomstig was uit het repertoire van de top tien. Dat waren toen nog harmonische melodieën, geen hard rock of heavy metal. Die missen werden vooral bezocht door jongeren in de middelbare schoolleeftijd en niet zelden ook door hun grootouders.

Kan je zeggen dat zij een soort protestantisering van de Nederlandse katholiek in de hand werkten? Meer ruimte voor het eigen geweten, een liturgie in de eigen taal, minder eenvormigheid, minder top down?
Protestanten hebben dezelfde problemen gekregen en nog, net als de katholieke kerk.

Maar percentueel toch minder. Zij waren op een wat zelfstandiger manier tot hun geloofsinzichten gekomen en misschien daardoor beter bestand tegen de nieuwe tijd dan katholieken die een collectiever, autoritairdere vorm van geloven gewend waren?
De eenvoudige mensen hadden een simpel beeld. Die zeiden ze hebben ons wat wijs gemaakt. Over hemel en hel, over seksualiteit. Nu weet ik wat meer. En als je er dieper over nadenkt is dat voor een deel wel waar. De pastores die hiermee werden geconfronteerd waren in dat traditionele patroon opgevoed en konden ook niet anders, denk ik.

Stond u welwillend tegenover progressieve ontwikkelingen in de kerk?
In Amsterdam-Oost was ik al in aanraking gekomen met grote sociale problemen. Grote gezinnen van negen kinderen, mensen die dat niet aankonden, slechte behuizing, keukentjes waar je net in een pan kon roeren. Ze stemden allemaal socialistisch of communistisch, op de PvdA of teveel soms op de CPN. De liturgie en de leer van de kerk sloegen daar helemaal niet aan. De CPN en de PvdA maakten zich drukker over die toestanden dan de katholieke kerk die zei: je moet je lot maar dragen want boven wordt het wel leuk. Daar werden mij de ogen geopend en heb ik me gerealiseerd dat een kerk die toekomst wil hebben naast de mensen moet staan.

Hoe reageerden uw directe collega’s op die ontwikkelingen in de jaren zestig?
Velen dachten er hetzelfde over. 

 
 
 
Lutherse Kerk, Mecklenburglaan, 1965, coll. M. Heyne

Kerstkatholieken

Hoe reageerde u op die ontkerkelijking. En wat vond u van gelovigen die alleen op hoogtijdagen kwamen, zoals met Kerstmis?
Er is een mijnheer in dit tehuis [Antonius Hof, JC] die me nog steeds lelijk aankijkt omdat ik 20 jaar geleden in een artikel in de Gooi-en Eemlander heb geschreven, en dat is ook zo, tegen de Kerstkatholieken. Dus katholieken die alleen met Kerstmis naar de kerk kwamen. Dat was natuurlijk een stommiteit van mij. Wees blij dat mensen willen komen. Ik verklaar mijn opvatting van toen uit mijn frustratie in die periode. Nu denk ik, als een mens ook buiten de kerk wat doet voor een bejaarde, een dakloze of kinderen in de problemen, daar iets voor betekent dan is dat eigenlijk wezenlijker. De kerk is ook maar een hulpmiddel. Maar het is natuurlijk wel een beetje droevig. Nu komen er nog 150 mensen naar de kerk als ik op zondag af en toe wel eens voorga.

Maar wat dan? Na de jongerenmissen en de liedjes van Huub Oosterhuis.
Die teksten van Oosterhuis zijn wel erg l’art pour l’art, maar de melodieën van Oomen en Huijbers waren erg goed. Die teksten zijn soms net zo moeilijk als die formules van vroeger. Oosterhuis is en blijft een gelovig neerlandicus.

De oecumene in Bussum, de samenwerking tussen katholieken en protestanten, kon die het tij keren?
Twintig jaar geleden ging ik al voor in de Lutherse kerk in de Mecklenburglaan met dominee Hans Haan en zaterdagavond kwam hij in de Jozefkerk. Dat ging allemaal heel goed. Ik zat ook in de Raad van Kerken, maar dat is allemaal teruggedraaid door Rome. Een collega in Hilversum had vorig jaar met oud-katholieken en protestanten een dienst met communie en zo, die is door de bisschop op het matje geroepen. Ik ben emeritus dus misschien een beetje onschendbaar voor de gezagshebbers. De kerken hebben hun bestaansrecht zeker gehad, maar laten we nu samen doen in de zorg voor de wereld om ons heen. De katholieke kerk is teveel gestold in de eigen ideeën over liturgie, zoals dat Christus vooral aanwezig is in de communie.

De oecumene in Bussum was verschrikkelijk goed, maar is door hogerhand getorpedeerd. Heb het gevoel dat ook de protestantse broeders inmiddels gewoon soms moe zijn. Ook zij zien hun kerkgang teruglopen. Ik heb vaak de indruk dat een hoop kerken een beetje op de boel passen en het overlaten aan een volgende generatie, waarvan ik denk dat die wel gelovig of christelijk is, maar niet meer aan traditionele kerken verbonden willen zijn. 


 
 

Geen geheimen

Wat zei u tegen mensen die bij u kwamen met vragen over gezinsplanning, het gebruik van de pil?
Ik zei dat ze het zelf moesten uitmaken. In de Wieringermeer kwamen mensen biechten dat ze aan zelfbevrediging hadden gedaan. Ik zie daar geen kwaad in als je je naaste maar niet benadeelt. Sommige priesters waren, zoals een pastoor in Koog aan de Zaan, vaak bezig met lekker eten en wijnen verzamelen. Dat is ook een compensatie. En het celibaat is trouwens pas in een concilie in de 12de of 13de eeuw geïntroduceerd. Het argument van beschikbaarheid voor de gemeenschap van gelovigen is natuurlijk onzin. Kijk naar dominees of priesters in de Grieks-katholieke, de Russisch-orthodoxe, de Anglicaanse en de oud-katholieke kerk.

Met dat vrouwbeeld van de katholieke kerk kan ik helemaal niet leven. De kerk, de bisschoppen, houden hun ogen gesloten. Wie zijn hier in het tehuis [Antonius Hof, JC] de vrijwilligers? Zeven van de acht zijn vrouwen. De meeste mensen die zich inzetten voor anderen zijn vrouwen. Anderzijds geloof ik niet dat als het celibaat wordt opgeheven er meer priesters zullen komen. De secularisatie gaat gewoon door.

Hoe keek u aan tegen collega’s die hun gelofte van het priesterschap verbraken en soms al jaren een relatie met een vrouw bleken te hebben?
Dat begreep ik heel goed. Maar ik vond het jammer dat ze dat geheim moesten houden. Ikzelf ben nooit zover gekomen. 

 
 
 
Lou Lejeune 2008, foto Ton Kastermans  4

Beginnen bij Adam en Eva

Hebben de pogingen tot restauratie van Rome en de Nederlandse bisschoppen enig effect gehad?
Nee. In Vogelzang hebben ze een opleiding voor priesters volgens de normen van voor het Vaticaans Concilie en die worden in parochies losgelaten. Er ontstaat het ene conflict na het andere.

Wie zijn die overgebleven gemiddelde gelovigen in de parochies die nu nog bestaan. Na de uitloop van progressieven en orthodoxen naar een kerk of priester waarbij zij zich wel thuis voelen?
De gemiddelde katholiek? Wie is dat? Ik denk dat veel mensen nu ook nog komen voor het gesprek en de ontmoeting na de kerkdienst en ik denk dat ze zeer uitzien naar dat half uur na de mis, vanwege het samenzijn.

Ik heb ooit geleerd dat geloven gemeenschap is?
Precies. Dat heb je dan goed geleerd. Als je alleen maar in een harde bank mag zitten en luisteren naar een man die het alleenvertoningsrecht heeft en na jaren wordt gezegd nu gaan we de gemeenschap induiken, dan is dat toch positief.

Zelfs al zou je mensen kunnen terugwinnen, dan nog is het de vraag of er niet een enorme kenniskloof is ontstaan die niet meer te dichten valt. Ga eens aan mensen vragen wat er precies met Pinksteren, Pasen of zelfs Kerstmis wordt gevierd.
Ja, dat is zo. Soms als ik een uitvaartdienst houd dan begin ik ook eerst te vertellen wat is kerk, hoe zit een en ander in elkaar. Je moet letterlijk bij Adam en Eva beginnen.

Anderzijds hebben mensen behoefte aan rituelen bij grote gebeurtenissen in het leven: geboorte, huwelijk, dood. Die rituelen heeft de katholieke kerk in huis of is de toekomst aan de doe-het-zelf rituelen, wel of niet met waxinelichtjes?
Als mensen hun emoties met zelfbedachte rituelen vorm geven, dan heb ik daar geen enkel probleem mee. En wat die kenniskloof betreft, de restauratie door Rome zal niet lukken. Want de misvatting is dat kerk weer doel kan worden en zij is vooral een middel.

Lou Lejeune vist een tekst van een zondagsviering van zijn tafel en laat mij die lezen. De woorden zijn van de Spaanse heilige, Teresia van Avila. “Christus heeft nu geen handen meer om uit te strekken naar degenen die lijden, behalve de onze. Hij heeft geen ogen meer om zijn liefde te delen met degenen die aan eenzaamheid en wanhoop kapot gaan, behalve de onze. Hij heeft geen voeten meer die hem dragen naar degenen die in het donker uitgeteld liggen, behalve de onze. Hij heeft geen hart meer dat breken kan bij het zien van een stervend kind, behalve het onze”. Dat bedoel ik nou zegt hij.

 

Joris Cammelbeeck (1947) was journalist bij de Gooi- en Eemlander (1970-1978) en de Volkskrant (1978-2007), eerst als redacteur buitenland en later als redacteur van de opiniepagina. Hij is lid van de redactie van TVE.