Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 27/3 (december 2011) pag. 22-24


Jo van Gogh-Bonger en de victorie van Van Gogh (1853-1890)

 

Marcus van der Heide

 

 Klik hier voor de pdf van dit artikel

Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

 
 Jo van Gogh-Bonger met zoon Vincent-Willem, 1890 (coll. Van Goghmuseum)

 

 

Op 29 juli 1890 overleed Vincent van Gogh ten gevolge van het schot dat hij op zichzelf afvuurde. Nog geen half jaar later stierf ook zijn boer Theo, de Parijse kunsthandelaar die altijd in Vincents werk geloofd heeft en in ruil voor zijn werk hem financieel steunde. Aan zijn vrouw Johanna Bonger is het te danken dat de nalatenschap van Vincent voor het nageslacht bewaard is. Hun zoon immers kon omstreeks 1960 de bestaande Van Gogh-collectie overdragen aan de Nederlandse Staat, die het Van Gogh Museum liet bouwen, dat in 1973 geopend werd. Theo van Gogh trouwde op 18 april 1889 met Jo[hanna], geboren 4 oktober 1862, dochter van een makelaar in assurantiën in Amsterdam. Jo zelf schreef aan Vincent dat ze in verwachting was: Ik zal beginnen je een groot nieuwtje te vertellen […] dat wij deze winter een baby hopen te krijgen, die wij Vincent zullen noemen als je zijn peetvader wilt zijn (brief 601). Op 31 januari 1890 werd inderdaad een zoon geboren, die Vincent Willem genoemd werd. Nog geen jaar later is Jo weduwe en eigenaar van een overstelpende hoeveelheid doeken, aquarellen en tekeningen, gezien als non-valeurs. Want Van Gogh bleek niet te verkopen,

 

 
 
Villa Helma. (coll. HKB)

Villa Helma

De jonge weduwe vestigde zich mei 1891 in het gezonde Gooi: om haar kind gezonde, frisse lucht te geven ben ik in Bussum gaan wonen, schrijft ze 15 november 1891 in haar dagboek dat ze in Bussum weer begon bij te houden. Ze vervolgt: Behalve de zorgen voor het kind heeft Theo mij nog een andere taak nagelaten, het werk van Vincent ongeschonden te bewaren voor het kind. De keuze Bussum was een bewuste. Jo kende Frederik van Eeden, die in de herfst van 1890 in Parijs de ziek geworden Theo behandeld had. Verder had Van Eeden in de Nieuwe Gids van december 1890 het ‘eerste’ Van Gogh-essay geschreven, vol bewondering en eerbied voor het werk van een geniaal, nagenoeg onbekend Hollands kunstenaar. Om in haar levensonderhoud te voorzien begon Jo in Villa Helma, Koningslaan 4, een pension.

Toen Lodewijk van Deyssel omstreeks 1890 terug wilde keren naar het Gooi, wees Van Eeden hem in oktober 1892 op mogelijke “inwoning bij mevrouw van Gogh, de schoonzuster van den schilder, en weduwe van den kunstverkooper. Zij houdt pension en zal geneigd zijn, voor betrekkelijk weinig (b.v. f 40,- ‘s maands) je vrouw en zoon te herbergen. De lucht hier, die tamelijk koortsvrij is, zal haar misschien ook goeddoen. Het huis is vlak bij ons, honderd passen misschien. Het is een lief jong vrouwtje met een zoontje van drie jaar”.

Al eerder had Van Deyssel van de componist Diepenbrock gehoord dat deze bij de Wed. Van Gogh het hele huis vol van Vincenten had gezien (brief van 10-81892), en Van Deyssel schrijft later op zijn beurt: “op zolder alle of nagenoeg alle, later bekende werken. De handelswaarde was toen gemiddeld twintig gulden per stuk”.

Over Jo en Helma weet de grote dichter der Tachtigers, Willem Kloos, ons uitgebreider te informeren. Frederik van Eeden had hem voor behandeling van zijn drankproblemen na zijn zelfmoordpoging in mei 1896 zelfs in huis opgenomen, maar in oktober 1896 verhuisde Kloos naar Pension Linn aan de Parklaan. Hier begon hij vervolgens zijn relatie met zijn toekomstige echtgenote Jeanne Reyneke van Stuwe. In een brief (tussen 23 en 26) april 1899 attendeert Willem haar op Jo van Gogh, “de weduwe van den overleden kunstuitgever van dien naam. Ze heeft een zoontje van tien jaar en heeft dichtbij ‘t station op Villa Helma een gezellig pension. Ik ken mevrouw Van Gogh persoonlijk en kom’s avonds wel eens bij haar op theevisite. Zij is een beschaafde, ontwikkelde vrouw onder de veertig jaar. Ik heb over ons engagement van haar een lief briefje gehad, dat ik je zal laten lezen, als je hier bent”.

Jeanne logeerde van 4 mei tot 6 juni 1899 in Bussum, eerst bij mevr. Bosmans-Hamacher, Villa Louise, Koningslaan 14, hoek Meerweg, daarna veertien dagen in Villa Helma (betaling achteraf): “Lief, ik ben bij mevr. Van Gogh geweest. Ze was heel aardig, ze sprak heel hartelijk over je, en verontschuldigde zich bij mij, dat ze je niet als logée kon beschouwen. Ze deed mij verhalen van teleurstellingen, door mensen die gekomen zouden zijn, als niet een plotselinge kinkhoest van Vincent… Enfin, je begrijpt ‘t wel, ‘t was heel lief gevoeld. Ze zal rekenen twee gulden per dag. Ik vind, dat ze het nogal redelijk maakt”.

In 1932 publiceerde Jeanne in De Nieuwe Gids haar herinneringen aan Jo van Gogh-Bonger. Ze schrijft o.a.: “Ikzelve heb haar mooi en flink karakter leeren bewonderen en waardeeren, gedurende een verblijf te haren huize op Villa Helma in de Koningslaan te Bussum. Aan deze dagen heb ik de prettigste herinneringen behouden. Mevr. van Gogh stond aan het hoofd van een pension en wist haar gasten werkelijk een tehuis te bieden. En tegelijkertijd was zij voor haar zoontje de liefste en zorgzaamste moeder […].Villa Helma hing vol van de werken van den te-laat beroemden schilder, en jaren lang is zij bezig geweest met het uitzoeken en rangschikken van de brieven van Vincent. Alle proeven corrigeerde zij, ook die van de Duitsche uitgave, en haar illusie was, ook een Engelsche uitgave te bezorgen. Zij had toen ze stierf, 265 brieven in het Engelsch vertaald”.

 
Toegangsbewijs tentoonstelling in Arti 1892 (coll. Van Goghmuseum)
 

Levenswerk

Een jaar na haar komst naar Bussum vonden al de eerste, nog bescheiden Van Gogh-tentoonstellingen plaats, zoals in februari 1892 in Arti (Amsterdam). Het is een heerlijke avond geweest – iedereen die ik graag wou dat ze zouden zien, is gekomen – Breitner, Israëls, Witsen, Jan Veth, Jan Stricker en Kee Vos, Martha van Vloten. Het was stampvol. De mensen vonden ze mooi. Nu ga ik in ernst en met ijver aan de brieven beginnen, schrijft Jo in haar Dagboek.

Naast exposeren zag ze als levenswerk namelijk de publicatie van de brieven van/aan de beide broers. Deze verscheen in 1914. Ze schreef er een inleiding van 64 pagina’s bij, de basis voor alle verdere Van Gogh-studie. Bijzonder is dat ze Vincent alleen in de laatste drie maanden van zijn leven heeft meegemaakt en dat slechts drie maal. De eerste maal was op 17 mei 1890, toen Vincent vanuit het gesticht in Saint-Rémy naar Parijs kwam om de baby te bewonderen: “Hij bleef drie dagen en den eersten morgen stond hij al heel vroeg in hemdsmouwen zijn schilderijen te bekijken waarvan ons appartement vol was, in de zitkamer, overal onder het bed, onder de sofa, onder de kasten, in het logeerkamertje”.

Inzake de informatie voor haar inleiding heeft Jo het naast de bestudering van de brieven dus vooral van de verhalen van Theo en zijn moeder (overleden in 1907) moeten hebben.

 
 
Jo van Gogh-Bonger in Amsterdam, 1910 (coll. Van Goghmuseum)

Huwelijk

In 1901 hertrouwde Jo met de schilder/schrijver over kunst Mr. Johan Cohen Gosschalk, gepromoveerd op een proefschrift Belediging door caricatuur (1896). Hij was leerling van de schilder Jan Veth (Parklaan, Villa Op den Akker), waartoe hij september 1900 in Bussum was gaan wonen. Het gezin verhuisde naar de Regentesselaan 39, villa Eikenhof. Drie jaar later vertrokken ze naar Amsterdam, waar Jo tot haar dood woonde in het bovenhuis Brachthuyzerstraat 2, hoek Koninginneweg. Gosschalk overleed al in 1912 en heeft de uitgave van de brieven niet meegemaakt. Wel heeft hij mede gezorgd voor de Van Gogh-appreciatie: de grote Van Gogh-tentoonstelling in 1905 in het Stedelijk Museum, waarvoor hij de Catalogus samenstelde: er hingen meer dan 400 werken waarop duizenden bezoekers afkwamen. De erkenning, waarvoor Jo van Gogh-Bonger sedert 1891 vanuit Bussum ijverde, was 15 jaar na Vincents dood definitief geworden.


Eeuwfeest 1953

In het kader van de Eeuwfeesttentoonstelling in 1953 bezorgde Ir. Dr. V.W. van Gogh de nieuwe editie Verzamelde Brieven (1953/1954) en hij herinnerde zich nog precies hoe het er in Villa Helma uitzag: Op de schoorsteen hing de Aardappeleters, ernaast de (paarse) Vaas met bloemen. In de gang beneden Vincents tekeningen van de binnenplaats van het ziekenhuis te Arles en de fontein te St. Rémy […]. Op de slaapkamer de drie Bloeiende boomgaarden, de Bloeiende amandeltak, de Pietà naar Delacroix en La veillée naar Millet.

In het Van Gogh-jaar 1990 verscheen een nieuwe uitgebreide versie bij de SDU Uitgeverij Den Haag: 908 brieven, geschreven door of gericht aan Vincent van Gogh. Van 2009 stamt de ‘wetenschappelijke’ uitgave van L. Jansen, H. Luijten, N. Bakker: De Brieven: De volledige, geïllustreerde en geannoteerde uitgave (6 kloeke delen, 2500 p., waaraan 15 jaar gewerkt is; 325 euro).

Marcus van der Heide (*1943) is classicus. Schrijft regelmatig over Gooise schrijvers en musici, o.a. Bussum door schrijversogen (1984) en 125 jaar Toonkunstkoor Bussum (2008). Is als Gooibergpers uitgever van ondermeer Schilderachtig Gooiland van J.H. Biegel (1987) en Matthies’ Kerkenpad door Bussum (2001). In 2002 ontving hij ‘De kleine Johannes’.