Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 273 (december 2011) pag. 6-8


Meesterkapper Sebastiaan en Het Hollandsche Kappershuis

 

Bas Hageman

 

Klik hier voor de pdf van dit artikel

Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Er wordt al meer dan 75 jaar geknipt en geschoren in de kapsalons van Stationsweg 30 te Bussum. Zoon Sebastiaan Jacob (Bas; 1930-2015) staat even stil bij zijn vader Sebastiaan Jacob (1892-1967) en roept herinneringen aan hem op.


   
 Het gezin Hageman bij de woning aan de Vaartweg, 1931
 

Toen Sebastiaan Jacob Hageman sr. ruim drieënveertig jaar geleden overleed, was hij bijna vijfenzeventig jaar oud. Als zestienjarige, bijzonder pientere knaap, tevens jongste zoon in een gezin van achttien kinderen, had hij jaren eerder voor een carrière in het kappersvak gekozen. Daarmee voldeed hij niet aan de wens van zijn vader. Die had zeer lang het vak van timmerman-aannemer uitgeoefend, en daarom wilde hij dat zijn jongste zoon hem als hoofd van het betrekkelijk kleine aannemers-en timmerbedrijf zou aflossen. De meeste andere oudere zoons in het grote gezin werkten toen al elders of waren minder geschikt om het werk van hun vader over te nemen. Maar Sebastiaan weigerde op het voorstel van zijn vader in te gaan, en hij hield voet bij stuk!

Als jongste zoon had hij immers vaak armoede geleden in het grote gezin Hageman, vooral als er weinig of geen werk was. Dat wilde Sebastiaan niet meer en daarom koos hij voor het kappersvak. Dat was werk dat echt werd ‘beloond’, met daarbij de fooien van tevreden klanten.

In zijn vrije tijd deed Sebastiaan veel aan sport, en wat zang en muziek betreft was hij met zijn jeugdige basbaritonstem een veelgeprezen en zeer gewaardeerde zanger bij verschillende mannenkoren. Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd hij vanwege bijziendheid afgekeurd voor de militaire dienst, zodat hij daarvan werd vrijgesteld en zijn eigen vak kon blijven uitoefenen.

   
 
 Kapperszaak aan de Stationsweg

Naar het gezonde Bussum

Hij was toen al verloofd met Trijntje van der Pool uit Gouda, met wie hij op 10 mei 1916 trouwde. Daarna betrok het jonge echtpaar in Geldermalsen zijn eerste eigen kapsalon met een achterhuis dat van de vorige huurder was overgenomen. Na de geboorte van hun eerste kinderen (in 1917, 1919 en 1920) besloten zij, door de vochtige toestand in het achterhuis – waardoor de jonge kinderen voortdurend ziek waren – zo gauw mogelijk hun zaak te verkopen en naar het Gooi te verhuizen om daar in de snelgroeiende gemeente Bussum een nieuwe kapperszaak te beginnen. In afwachting van een geschikte locatie kwam Sebastiaan begin september 1921 tijdelijk in dienst van een oudere kapper, Van Welsen, aan de Stationsweg in Bussum, waar hij zelfstandig zijn kappersvak kon uitoefenen.


Het jonge gezin, dat eerst in een krappe parterrewoning was gehuisvest, zou pas een jaar later een degelijk nieuw huis toegewezen krijgen aan de Vaartweg 86. Toen waren de kosten voor eerst de tijdelijke huisvesting en daarna de inrichting van de nieuwe woning zo hoog opgelopen dat Sebastiaan onvoldoende geld over had om daarmee de kosten voor een nieuwe eigen zaak te betalen. Uiteindelijk kon hij in Bussum pas veertien jaar later, in 1935, zijn tweede eigen kapperszaak beginnen.

 
Advertentie De Bussumsche Courant, 3 juli 1935
 

Een nieuwe, moderne kapperszaak

Omstreeks 1930 werd al vanaf de kant van het Stationsplein nieuwbouw gepleegd. Na het gereedkomen van het laatste winkelproject – de nrs. Stationsweg 28, 30, 32 – met een moderne tweelaagse bovenwoning, kreeg Sebastiaan de kans van zijn leven om het middelste van de drie nieuwe panden te huren. Het middelste nieuwbouwpand vond Sebastiaan de beste plek voor zijn nieuwe, moderne kapperszaak met gescheiden kapsalons voor dames en heren. Bovendien bleek die middelste winkel voldoende ruimte en modern gemak te bieden aan meesterkapper Sebastiaan, Trijntje en hun zes kinderen. Er ontbrak wel een fijne ruime tuin en daarmee hadden vooral de jongste kinderen van de familie Hageman het wel even moeilijk. Sebastiaan durfde zijn oude dienstverband bij Van Welsen pas op te zeggen nadat hijzelf het getekende huurcontract voor het pand Stationsweg 30 op zak had.

Volgens zijn eigen inzichten, en met de modernste middelen en technieken kreeg Sebastiaan eindelijk weer de kans zelfstandig zijn beroep uit te oefenen. Alles leek in kannen en kruiken te zijn, maar het ontbreken van een schriftelijk contract met de oude kapper Van Welsen leverde hem toch nog problemen op. Sebastiaan moest vrij kort daarna vernemen dat zijn vroegere patroon toch nog had getracht hem in een kwaad daglicht te stellen.

Met grote kennis van zaken en een voortreffelijk financieel inzicht, toonde hij het door hem aangetrokken personeel vooraf hoe er correct, snel, kundig en accuraat gewerkt moest worden in zijn nieuwe, moderne kapperszaak voor dames en heren, waarvoor hij toen al de naam Het Hollandsche Kappershuis had bedacht.

Direct na de opening bleek zijn zaak vooral ’s morgens vroeg, en aan het einde van de middag tot acht uur ’s avonds, aantrekkelijk te zijn, met name voor het sterk groeiende aantal forensen. Die konden voortaan vóór of na hun dagelijkse treinreis meestal direct door Sebastiaan of een van zijn medewerkers geholpen worden.


Wonderen met de haarpomp

Soms worden er van een meesterkapper wonderen verwacht. Dat overkwam ook Sebastiaan weleens. Van de vele nieuwigheden op kappersgebied, zoals elektrische tondeuses, hoofdhaarmassage, haaruitvalbestrijding en dergelijke, hield hij zich immers voortdurend op de hoogte.

Sebastiaan ging niet over één nacht ijs als een klant hem bij wijze van spreken smeekte met een werkzaam haargroeimiddel te komen. Ondertussen had hij wel een belangrijke ontdekking gedaan met behulp van een omgebouwde legerhelm met rubbervoering en een dunne rubberslang waarin afwisselend lucht in en uit dat hoofddeksel werd geblazen. Sebastiaan noemde die op en neer gaande helm Exerfac, dat zoiets moest betekenen als ´haarpomp´. Voorafgaand aan het gebruik van dat apparaat werd het nog aanwezige hoofdhaar van de klant bedekt met een dik doekje, dat geimpregneerd werd met een bepaald soort ´hoofdhaarwater´. Na zes wekelijkse Exerfac-behandelingen van een half uur zou de haargroei zichtbaar verbeterd moeten zijn, met de – voorzichtige – aantekening dat die verbetering niet voor eenieder gelijk kon zijn.

Omdat het elektrisch in- en uitblazen van de lucht niet geluidloos was, stond de Exerfac in een hoekje van de damessalon. De werkelijke reden was echter dat er in de herensalon nogal veel werd gerookt en dat dit de werking van het apparaat nadelig zou kunnen beïnvloeden. Gedurende ruim een jaar maakte een tiental heren met wisselend succes gebruik van het apparaat, totdat het niet meer functioneerde door een gat in de helm – waardoor de haarpomp niet meer werkte – en dus werd afgedankt. Vele jaren later, na de oorlog toen Sebastiaan zijn Hollandsche Kappershuis allang had verkocht, heeft hij Sebastiaan junior alsnog verteld wat de bijzondere functie van de Exerfac was. Bij dat apparaat ging het namelijk niet om de werking ervan, maar om het door Sebastiaan zelf samengestelde ‘hoofdhaarwater’. Bij veel heren met een dunne haardracht kon dat spul inderdaad, zonder poespas, en zeker zonder Exerfac, gedurende enige tijd hoofdhaargroei stimuleren. Maar bij een paar andere klachten bood dat watertje helaas geen soelaas.

 
 
De eerste staf van de zaak

Het probleem van de scheve schedel

Als kapper-in-opleiding had Sebastiaan al vroeg geleerd hoe hij de coiffure van klanten moest knippen en modelleren. Dat vergde in de eerste plaats een vaste hand bij het hanteren van schaar en kam en soms ook van de tondeuse. Daarvoor was vooral een goede kijk nodig op hoofd, schedel en haardracht van de klant. Die kon hierbij de bewegingen van de kapper slechts in de spiegel volgen en ze soms van commentaar voorzien. Een typisch haarknipproces deed zich echter voor bij klanten met hoofdhaar dat, vrij dicht opeen, recht omhoog groeide en dat daarom in kapperskringen bekend stond als ‘broskapsel’. De meeste kappers hadden er moeite mee recht omhoog groeiend haar iets boven de hoofdhuid horizontaal weg te knippen en er rekening mee te houden dat de linkerkant van de schedel wat lager of hoger kon liggen dan de rechterkant, of omgekeerd. Dat verschil moest dan gecorrigeerd worden door de verticale brosharen kort of minder kort te knippen.

Meesterkapper Sebastiaan wist echter precies hoe hij een klant met broskapsel moest knippen en daarom deed hij dat werk het liefste zelf. Ook omdat hij voor dat precieze vakwerk een iets hoger tarief kon rekenen. De dankbaarheid van de betrokken klant was er echter nooit minder om.

 
Sebastiaan Hageman met zoon, schoondochter en kleinzoon, 1966
 

De prachtige jaren

Er volgden voor Sebastiaan en zijn personeel prachtige jaren in Het Hollandsche Kappershuis. Maar ook het gezin Hageman werkte achter de schermen hard mee. Niet alleen om alles goed te laten verlopen zonder er extra personeel voor aan te trekken, want daarvoor was toen geen geld.

Vooral Trijntje kreeg het drukker dan ooit omdat zij in die eerste jaren niet alleen de zorg voor het gezin had, maar ook nog achter de schermen van alles in en voor de zaak deed. Dat betekende dat zij van vroeg tot laat niet alleen bezig was met huishoudelijk werk en huishoudelijke zorg, maar ook nog hand-en spandiensten voor de zaak verichtte. Het koken was zeker geen sinecure, want anders dan op Vaart-weg 68 was de lange smalle keuken – de ‘pijpenlade’ – op de eerste verdieping van Stationsweg 30 geen ideale ruimte om maaltijden te bereiden en die daar te verorberen.

Maar toch waren het prachtige jaren waarin vooral het zakelijk succes ervoor zorgde dat het geld dat Sebastiaan in de zaak had gestoken, en de extra lening die daarvoor nodig was, binnen een paar jaar vereffend waren, zodat enkele nog noodzakelijke investeringen konden worden gedaan ter ondersteuning van dat succes.

Net als vroeger in Geldermalsen, ging Sebastiaan ook in Bussum wat vaker met de fiets op pad om klanten thuis te bedienen,wat hij als een welkome afwisseling beschouwde van het werk in de kapsalon.

 

Het einde

De inval van het Duitse leger op 10 mei 1940, de daaropvolgende bezetting en de verschrikkingen voor velen, verstoorden ook de droom die Sebastiaan en Trijntje gehad moeten hebben. Hun huwelijk bleek niet meer de veilige veste te zijn voor henzelf en hun zes kinderen. Na de oorlog – na de echtscheiding in 1946 – verkocht hij zijn zaak. Tot op de dag van vandaag is nog steeds een kapperszaak gevestigd op Stationsweg 30.

Bas Hageman woonde tot 1968 in Bussum. Na diverse banen kreeg hij eind jaren zestig een prachtige functie ten behoeve van kunst en cultuur in de gemeente Apeldoorn aangeboden. Vervolgens heeft hij 25 jaar lang een belangrijke bijdrage mogen leveren aan de gemeente Apeldoorn, waarmee hij, na zijn pensionering nu 21 jaar later, nog steeds uitstekende contacten onderhoudt.

Dit artikel is een zeer ingekorte versie van het boek (inmiddels niet meer leverbaar bij de uitgever) dat Bas Hageman over zijn vader heeft geschreven. Foto’s uit collectie auteur.