Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 27/2 (augustus 2011) pag. 18-24


Passen en meten tot behoud van de St. Vituskerk en de Vredekerk 

Hans Jonker

Klik hier voor de pdf van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

De voorgeschiedenis

Ook in Bussum loopt het kerkbezoek in de jaren zeventig van de vorige eeuw zo gezwind en zo sterk terug dat de besturen van zowel de katholieke als de protestantse kerken een acuut probleem hebben. Het aantal kerken is al gauw te groot en een deel van de gebouwen is bijna een eeuw oud en hard toe aan onderhoud. Daartegenover zijn de vertrouwde inkomsten uit collectes en uit giften en legaten door de snelle ontkerkelijking geminimaliseerd. De kerken beseffen in de loop van die jaren dat de terugval geen tijdelijke zaak is en dat ze met een andere toekomst voor kerkelijk Nederland rekening moeten houden.

Het van oudsher katholieke Bussum is door de vestiging van een aantal vermogende Roomse families verrijkt met twee ongewoon grote kerken: in 1884 met de St. Vituskerk in de toenmalige dorpskern (de Brink) en in 1920 met de Onze Lieve Vrouwe van de Eeuwigdurende Bijstand aan de Brinklaan (beter bekend als de Koepelkerk). Bij de latere uitbreiding van het dorp wordt de capaciteit vergroot met de Heilig Hartkerk aan de Kamerlingh Onnesweg (1932).

In 1982 wordt de Heilig Hartkerk geheel buiten gebruik gesteld en wordt besloten de wekelijkse missen in de St. Vituskerk te beëindigen. Voor bijzondere gelegenheden zoals de Kerstviering blijft deze kerk beschikbaar. De Heilig Hartkerk wordt – na jarenlange vergeefse pogingen tot hergebruik – in 1991 gesloopt (zie het Bussums Historisch Tijdschrift jaargang 21, nr. 2 (september 2005) ).

   
 De Vituskerk in oude luister (coll. HKB)
 

De St. Vituskerk

Het voornemen van het bisdom Haarlem om zich van de last van een geldverslindend en voor kerkelijk gebruik onnodig eigendom op enigerlei manier te ontdoen kent obstakels. De kerk en de toren zijn door bekende architecten ontworpen (P.J.H. Cuijpers en J. Cuijpers) en hebben de status van rijksmonument. Ook draagt het bouwwerk in hoge mate bij aan het Bussumse dorpsgezicht. De wereldlijke overheid heeft haar eigen belangen en zal voor deze opkomen. Met een verbod op ingrijpende verbouwingen, laat staan op sloop, is de verkoopkans gering.

Een jarenlange periode van leegstand volgt. De kerk raakt in de loop van deze jaren steeds meer in verval: door de ingegooide ramen vliegen duiven in en uit. Uit de toren groeit na enige tijd een boom. Een brand in oktober 1988 – waarbij onder meer het orgel onherstelbaar wordt beschadigd – verergert de problematische situatie. Vrijwilligers proberen het verval met enig onderhoud te remmen.

 
 
 Reconstructie van decoraties op bakstenen gewelf in appartementen door Bouwhuis & Journée (foto www.bouwhuisjournee.nl)

Een rij aan ideeën wordt in deze eerste jaren van leegstand geboren. De gedachten gaan uit naar een sociale of culturele bestemming (zoals een zaal voor muziekuitvoeringen). Geen van de voorgestelde nieuwe bestemmingen blijkt in de verste verte realiseerbaar. Later worden plannen bedacht en soms ook uitgewerkt voor een meer zakelijke nieuwe functie van de Vituskerk als congrescentrum, winkelcentrum, repetitieruimte en opnamestudio (zie het uitvoerige artikel van Lars Wieringa in het Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 21, nummer 2 (september 2005), pag. 34-42 (voetnoot 1).

De bedoelingen zijn goed maar de verwerkelijking gering. De geldsommen die volgens de opeenvolgende berekeningen nodig zijn om het wel erg grote, wel erg bewerkelijke en op vele plaatsen wel in erg slechte staat zijnde gebouw weer gebruiksklaar te maken overtreffen verre de aanwezige mogelijkheden. Ook de berekeningen van het verdere onderhoud leiden tot onhaalbare uitkomsten.

 
Reconstructie van decoraties op bakstenen gewelf in appartementen door Bouwhuis & Journée (foto www.bouwhuisjournee.nl)
 

In de tweede helft van de jaren negentig komt een wending. De gedachte aan het bestemmen van de kerk voor andere dan sociaal-culturele doeleinden wordt bespreekbaar en de gemeente Bussum betreedt in een actieve rol het toneel.

In de jaren 1997 en 1998 ontwikkelt het gemeentebestuur een standpunt waarin de eventuele beschikbaarstelling van overheidsgelden in samenhang met een aantal voorwaarden worden gepresenteerd. Een essentiële voorwaarde is vanaf het begin het behoud van de toren, binnen het geheel het moeilijkste voor welk doel dan ook te hergebruiken gedeelte.

De gemeente toont zich bereid in de kerk te investeren door de reservering van een bedrag van 360.000 gulden. De in het vooruitzicht gestelde geldsom dient bij te dragen aan de kosten van het wegwerken van het achterstallig onderhoud, met name van het torengedeelte. Deze geste biedt ook een opening naar de mogelijkheid om voor provinciale en rijkssubsidie voor het herstel van het monument in aanmerking te komen.

In april 1998 stelt de gemeenteraad de definitieve uitgangspunten vast voor de herbestemming van de kerk. Met een zorgvuldige woordkeuze worden nuanceringen in de punten aangebracht die het mogelijk moeten maken het gebouw weer in gebruik te nemen. Uiteraard binnen de kaders van het gemeentelijke beleid ten aanzien van het dorpsgezicht en de huisvesting.

 
 
 Appartement Brinklaan 5 c 2 Appartement Brinklaan 5 c 2 (foto www.funda.nl)

Hoofdpunt in de uitgangspunten: “Voor de herbestemming van de kerk, de toren, de kapel en de pastorie en voor de overige onderdelen van het gehele terrein dient een integraal plan te worden ontwikkeld” (voetnoot 2).
Een onderscheid wordt gemaakt tussen twee onderdelen van het gebouwencomplex: “Er wordt slechts meegewerkt aan herbestemmingen als deze het behoud van het kerkgebouw, de toren en de doopkapel ten doel hebben. Gestreefd wordt naar behoud van de pastorie”.

Het raadsbesluit gaat uit van een aantal gebruiksmogelijkheden:
“woonappartementen zijn in de kerk toegestaan mits deze voor ten minste een vierde in de sociale huursfeer worden gerealiseerd”;
“kantoorruimte in het kerkgebouw is toegestaan mits dit is ter benutting van ruimte die niet voor wonen of parkeren geschikt is of in redelijkheid niet geschikt is te maken”;
“een woon-of kantoorfunctie voor de kerktoren is toegestaan”;
“wonen, dienstverlening en/of kantoorruimte zijn in de pastorie toegestaan”.

 
De toegevoegde ramen aan weerszijden van de oude kerkramen en de openingen in de kap van de zijbeuken om buitenruimte te verkrijgen (foto auteur)
 

De grenzen aan de uiterlijke verandering van het kerkgebouw worden eveneens verwoord met de voor realisatie nodige nuanceringen:
“gestreefd wordt naar het zo beperkt mogelijk houden van aanpassingen aan het exterieur van de opstallen en naar het zoveel mogelijk respecteren van de architectonische en monumentale waarden van het gehele terrein”;
“bouwwerken mogen aan de buitenzijde van de kerk worden aangebouwd, mits deze esthetisch verantwoord zijn”;
“voorts wordt gestreefd naar het zo min mogelijk doen afnemen van het beeldbepalende karakter van het complex”.
Inwendige eisen worden niet gesteld. De vrijheid om binnen de muren van een monument wijzigingen aan te brengen is groot. Zelfs biedt de wet- en regelgeving de mogelijkheid om in geval van een monument ontheffing te krijgen van bepaalde overal strikt gehandhaafde bouweisen.

Tegen de eeuwwisseling is een moment bereikt waarop het bisdom Haarlem op zoek kan gaan naar een projectontwikkelaar die mogelijkheden ziet om (met financiële steun van de verschillende overheden) een forse investering te doen en deze met verkoop en verhuur weer terug te verdienen.

De Amersfoortse projectontwikkelaar Van Zwol is een van de belangstellenden in de aankoop van de kerk. Zijn plannen zijn daarom interessant omdat deze de verkoop van een aantal goedkope woningen aan de woningcoöperatie Dudok Wonen bevatten (aanvankelijk werd gesproken van acht van de 32, later van zes van de 31 woningen). Daarmee kan aan een belangrijke gemeentelijke randvoorwaarde worden voldaan. Na veel tekenwerk en vele kostencalculaties blijkt deze opzet niet tot een sluitende exploitatie te kunnen leiden. De woningcoöperatie trekt zich terug.

Deze teleurstellende ervaring werpt nieuw licht op het haalbaarheidsgehalte van de geformuleerde uitgangspunten. Het voortgeschreden inzicht leidt tot het verder verleggen van de koers. Na het verlaten van het sociaal-culturele doel en vervolgens van het betrekken van sociale huisvesting bij de herbestemming richten de partijen zich op een meer commerciële opzet. De nieuwe eigenaar Van Zwol (onderdeel van Heijmans Vastgoed) geeft aan het Nijkerkse architectenbureau AB2 opdracht om daartoe een ontwerp te maken.

De gemeente Bussum wordt ook een kopende partij. Het behoud van de pastorie (geen monument maar wel beeldbepalend) is het de gemeente waard om deze in 1999 in eigendom te verwerven en als kantoorruimte aan maatschappelijke organisaties te verhuren. De pastorie was daarmee geen onderdeel meer van het project. 

 
 
Niet alle gewelfschilderingen konden in het zicht blijven. In deze ruimte voor de verwarmingsinstallatie wordt Sancta Maria op temperatuur bewaard (foto auteur)

Het ontwerp

De indeling van de kerkramen bepaalt in hoge mate de mogelijkheden die de architecten hebben. Zij vullen de kerkruimte met vijf bouwlagen. De mogelijkheid om een kelderverdieping met een parkeergarage te bouwen blijkt niet realiseerbaar. De constructie van vijf woonlagen vereist het onderheien en storten van een dikke betonvloer. Een betonnen skelet wordt opgetrokken binnen de kerkmuren waarin de appartementen worden gebouwd.

Is eerst nog sprake van een ‘vide’, een open ruimte over meerdere verdiepingen waarmee licht wordt gebracht aan de binnenkant van de kerk, deze wordt in het uiteindelijk ontwerp weggelaten. De toren bevat wel zo’n vide. Hierin worden de lift en het trappenhuis aangebracht.
Het voor bewoning vereiste licht wordt verkregen door het vervangen van de glas-in-loodramen en het toevoegen van extra vensters.

Het lukt de architecten om 32 appartementen in zeer verschillende vormen en afmetingen in het kerkgedeelte en ook in een gedeelte van de toren onder te brengen. Een deel van de appartementen heeft twee woonlagen. Het is zelfs gelukt om in de appartementen en de gemeenschappelijke ruimten nagenoeg alle pijlers, zuilen en gewelven zichtbaar te laten. De kapel naast de toren wordt niet bij de appartementen betrokken en blijft onveranderd. Niet alle beschilderingen van de gewelven kunnen worden behouden. De schade van de brand in 1988 is zo ernstig dat de bakstenen met verlies van de afbeeldingen moeten worden gereinigd.
Na het gereed komen van het ontwerp moeten de vergunningen worden aangevraagd. De jarenlange leegstand van het monument blijkt bij de beoordeling en toetsing een allesbepalend gewicht in de schaal te leggen.

De Rijksdienst voor de Monumentenzorg geeft in haar advies lucht aan de hoge prijs die voor het bruikbaar maken van de kerk moet worden betaald: “Met de complete verkaveling van de kerk ten behoeve van woningen zonder enige vide bij entree of koor gaat de ruimtelijkheid van de kerk geheel verloren” (voetnoot 3).
Maar ook bij de Rijksdienst bestaat begrip voor de afweging van ideaal en werkelijkheid:
“Tijdens het (…) langdurige planproces van het huidige plan is intensief gezocht naar mogelijkheden van een vide. Dit bleek niet mogelijk, wel is zorgvuldig gezocht naar een verkaveling van appartementen en maisonnettes die integratie van de gewelven en de zuilen mogelijk maakt, zodat het idee van ‘wonen in de kerk’ in ieder geval in de woningen herkenbaar blijft.”

De dienst maakt ook haar eigen afweging en geeft al met al groen licht voor de verbouwing van het rijksmonument. “Het verlies van de ruimtelijkheid van het interieur betekent een ernstige aantasting van het monument dat zonder de huidige voorgeschiedenis van het plan in principe tot een negatief advies zou leiden”. Maar dan: “Dezerzijds wordt verder uitstel van iedere vorm van onderhoud aan de kerk en de toren niet langer verantwoord geacht. Om deze reden bestaat er vanuit het oogpunt van monumentenzorg geen bezwaar tegen de uitvoering van het plan en adviseer ik u (weliswaar node) positief.” 

 
Aan de voet van de toren worden de bewaard gebleven gebrandschilderde ramen getoond (foto www.funda.nl)
 

De gemeente Bussum volgt dit advies. Haar is er alles aan gelegen om de kerk in het dorpsbeeld van Bussum te behouden, zo schrijft het college van B&W in zijn besluit. B&W maken een uitvoerige afweging van de voors en tegens van het commerciële appartementenplan en zijn van mening zich niet door emotionele argumenten te moeten laten leiden. Een zijdelingse opmerking betreft ander dorpsbelang: “Waar mogelijk zullen de gebrandschilderde ramen die de geschiedenis van Bussum voorstellen in de plannen worden betrokken.” (voetnoot 4). 

De voor de verbouw vereiste Monumentenvergunning wordt op 20 september 2001 afgegeven.
Het project wordt binnen twee jaar gerealiseerd. Tot stand komen 31 appartementen in zeer verschillende prijsklassen die in de in 2003 nog goed lopende Bussumse woningmarkt voor een groot deel snel worden verkocht. Een eerst onmogelijk lijkende opgave blijkt uiteindelijk dan toch te zijn gelukt.

Het doet het meest recht aan de prestatie van de architecten Egbert Kielstra en Cees Schippers van het Nijkerkse architectenbureau AB2 om ze het zelf te laten verwoorden: “Een grotere uitdaging dan appartementen te maken in een door architect Cuypers ontworpen kerk uit 1883 is haast niet te bedenken. Bij een dergelijke functiewijziging is het de uitdaging om met behoud van alle karakteristieke elementen en nieuwe situatie te creëren. Wij hebben dan ook heel ingetogen de gevelstructuur een aantal nieuwe ramen gegeven, nodig voor de appartementen, in een bij de grote kerkramen passende vorm en afmeting. Buitenruimten (dakterrassen en loggia’s) zijn zo toegepast dat het geen enkele verstoring in het aanzicht geeft.“ … “Alle gewelven in de kerk blijven behouden en zijn grotendeels de plafonds van de woonkamers geworden, waardoor de sfeer van het wonen is bepaald.” (voetnoot 5).
Inderdaad is het monumentale karakter van de buitenkant van het bouwwerk in stand gebleven en is het idee van ‘wonen in de kerk’ in de woningen herkenbaar gebleven, zoals de Rijksdienst eerder schreef.

De meeste delen van het kerkinterieur zijn ofwel overgebracht naar andere kerken (zoals naar de Koepelkerk) ofwel verkocht. In de toren zijn de vijf gebrandschilderde ramen met een lokaalhistorische achtergrond in lichtkasten opgehangen. Ook zijn twee gevelstenen ingemetseld, waaronder de eerste steen die in 1843 werd gelegd bij de bouw van de Waterstaatkerk die later voor de Vituskerk moest wijken.
Voor de kapel is nog geen echte bestemming gevonden, zij functioneert nu als een stilteruimte. De vereniging van eigenaren heeft een van de muurschilderingen als proef laten restaureren en zoekt momenteel externe financiering voor de verdere restauratie van de kapel.

 
 
Het interieur van de nog in gebruik zijnde Vredekerk. De overlopen van het trappenhuis in de hoek van de kerkruimte zijn nu slaapkamers (coll. HKB)

De Vredekerk

Is bij de Vituskerk het zo min mogelijk veranderen van de directe omgeving van de kerk een uitgangspunt, bij de Vredekerk geldt het tegendeel. Het eventuele hergebruik van de kerk wordt gezien als een onderdeel van plannen om de grond rondom het gebouw opnieuw in te richten. Ook krijgt de architect veel meer ruimte voor veranderingen: de vrijheid die hem werd geboden om aan het kerkgebouw wijzigingen aan te brengen is vele keren groter dan bij de Vituskerk.

Het ontwerp van architect N. Doornberg (uit 1914) heeft dan ook geen monumentale status maar bepaalt wel het straatbeeld aan het begin van de Huizerweg. In de visie van de gemeente is het het behoud van deze beeldbepalende functie die van het grootste belang is. Sloop van het gebouw moet worden voorkomen, een standpunt dat leidt tot ruimhartige gemeentelijke medewerking aan de realisatie van het hergebruik.

 
De decoratie is vooral gezocht in het metselwerk (metselverbanden, profielstenen) (foto auteur)
 

Zoals bij de katholieke kerken aan het eind van de twintigste eeuw sprake is van een boventallig aantal kerkgebouwen speelt bij de protestants-christelijke kerken een vergelijkbare situatie. De kloof tussen de verschillende geloofsrichtingen (die op een bepaald moment in zeven verschillende gebouwen kerkten) wordt onder druk van het teruglopend kerkbezoek overbrugbaar. In 1994 wordt een keuze gemaakt en afgesproken de Zuiderkerk (Ceintuurbaan hoek Abraham Kuyperlaan) en de Vredekerk af te stoten. Over blijven de Wilhelminakerk, de Verlosserkerk en de Spieghelkerk.
De Zuiderkerk zal worden gesloopt om plaats te maken voor een appartementencomplex. Voor de Vredekerk blijken reële mogelijkheden voor hergebruik aanwezig te zijn. Het beschikbaar komen van de terreinen aan de achterzijde biedt namelijk kansen voor een bijzondere oplossing.

In een samenwerkingsverband geven projectontwikkelaar Slokker Vastgoed en de woningcoöperatie Patio (nu Dudok Wonen) opdracht aan architectenbureau Inbo om een integraal plan te bedenken. In een uitvoerig artikel in het Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 21, nr. 2 (september 2005), pag. 44-49 heeft architect Wim Westinga van Inbo de ontwikkelde plannen toegelicht.

 
 
De (dichte) achterzijde van de kerk met de aangebouwde consistorie (foto auteur)

De kerk gaat een van de vier zijden vormen van een hofachtig complex waarin twintig woningen worden gebouwd. De bouwstijl van de Vredehof sluit aan bij die van de kerk.

Bij de Vredekerk blijkt het wel mogelijk de ruimtelijkheid van het ‘schip’ te behouden. Doornberg heeft in zijn ontwerp voorzien in een vrijdragende kapconstructie (zonder pilaren) die nu kansen biedt aan de nieuwe architect. Hij kan wel een vide ontwerpen en daarin een (glazen) liftschacht en een open trappenhuis bouwen.
Dankzij de ruime gemeentelijke randvoorwaarden is het mogelijk sterk in te grijpen in de buitenkant van het kerkgebouw: de dichte achterkant (hier stond namelijk het orgel) werd weggehaald om het licht toe te laten. Met grote ramen werd licht in de centrale ruimte gebracht. Het orgel werd overgebracht naar de Wilhelminakerk.

Met veel passen en meten heeft de architect oplossingen gevonden voor het krijgen van voldoende licht in alle woningen. Zoveel mogelijk wordt van de oude raamopeningen gebruik gemaakt. Niet te ontkomen is aan niet-ideale oplossingen en komen sommige ramen op vloerhoogte en boven ooghoogte.

 
De opengemaakte achterzijde van de kerk. De consistorie is gesloopt (foto auteur)
 

In de kerk zijn in totaal 18 appartementen gebouwd: in het oude kerkgedeelte per verdieping vier appartementen, op de hoogte van de kap twee. Een van de appartementen heeft een wel heel bijzondere indeling omdat dit zich tot deels in de toren uitstrekt. Via de vroegere galmgaten heeft de bewoner nu een prachtig uitzicht.

Veel soberder is de uitvoering van de protestants christelijke Vredekerk dan die van de katholieke St. Vituskerk. Ook is de kerk in een andere tijd gebouwd: het eind van de negentiende eeuw en de jaren van de Amsterdamse School zijn onvergelijkbaar. In de Vredekerk zijn nog wel glas-in-lood ramen toegepast, maar deze zijn niet beschilderd. De decoraties zijn te vinden in het metselwerk (in de metselverbanden, de profielstenen en de zandstenen sluitstenen). Bij de verbouwing is bewust geen perfecte restauratie nagestreefd. De architect: “De metseldecoraties in de gevels zijn zo veel mogelijk in de originele staat gehandhaafd. Daar waar openingen zijn aangepast is dat zichtbaar door de originele zandstenen elementen te handhaven en het ontbreken van profielstenen te accepteren.” (voetnoot 6).

De vergelijking van het hergebruik van de twee zo verschillende kerken is interessant omdat het illustreert wat er daarbij in de praktijk mogelijk en onmogelijk is. Vaak vooral het laatste. Een nieuwe uitdaging wacht als ooit Mariënburg vrijkomt en er een bestemming moet worden gevonden voor het gebouw en de kapel. Bussum heeft inmiddels ervaring. We wachten af.

Noten

1. Lars Wieringa, “Een nieuwe bestemming voor kerken: kijkshops in de Vitus, kantoren in de Vredekerk?” Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 21, nr. 2 (september 2005), pag. 34-42
2. Definitieve uitgangspunten voor de herbestemming van de Sint Vituskerk april 1998 (archief gemeente Bussum)
3. Advies Rijksdienst voor de Monumentenzorg 30 juli 2001 (archief Gemeente Bussum)
4. Monumentenvergunning 20 september 2001 (archief Gemeente Bussum)
5. Verkoopcatalogus Heijmans Vastgoed, september 2001 (collectie HKB)
6. Wim Westinga, “Een nieuwe context voor een kerk. De Vredekerk in Bussum” Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 21, nr. 2 (september 2005), pag. 44-49

Hans Jonker (1950) woont sinds 1993 in Bussum en schrijft uit interesse in de lokale en regionale geschiedenis artikelen in het Bussums Historisch Tijdschrift en de Bussumse Krant. Sinds zijn vervroegde pensionering in 2010 studeert hij cultuurwetenschappen en wil hij afstuderen op een Bussums of Goois historisch onderwerp.