Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 27/1 (februari 2011) pag. 33-35


Historische sensatie in Bussum

Rudolf Geel

Klik hier voor de pdf van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Een aanvulling op onderstaand artikel staat in Bussums Historisch Tijdschrift 27/3 (december 2011), pag. 25-26.

In de discussie over het wel of niet slopen van twee oude pandjes aan de Nieuwe Brink, het meest fantasieloze pleintje in Het Gooi, kwam een vermeend historisch gegeven naar voren dat voor enige commotie zorgde. Het ging om het historische winkelpandje waarin de kledingzaak Raffles gevestigd was, totdat een uitslaande brand zware schade aanrichtte. Inmiddels is het pand weer hersteld en opgeknapt en wacht het slechts op een huurder. Ooit, toen Bussum ook nog dat prachtige raadhuisje bezat, zou het als burgemeesterswoning gediend hebben. Koningin Wilhelmina zou er zelfs een kop koffie gebruikt hebben toen Bussum in 1898 het kroningsfeest vierde. Van historische zijde kwam onmiddellijk een weerlegging. Wilhelmina had Bussum nooit officieel bezocht en de koffie hadden de bewoners van het pand dus zelf moeten drinken.

   
 Nieuwe Raadhuisstraat ca. 1925. Rechts Rafflers. Coll. HKB
 

Jammer, in principe. Ik koop sinds jaar en dag mijn kleding bij Raffles, en het idee dat ik vanuit het pashokje de oude koningin had kunnen begluren, staat mij zeer aan.

Omdat de lezers van dit blad in historische zin ontwikkeld zijn, zullen zij bij de vorige zin hun wenkbrauwen hebben opgehaald. Toen de koningin er kwam was het pandje nog geen kledingzaak en van pashokjes kan die tijd dus geen sprake zijn geweest.

Precies, zo is het, maar onze fantasie stelt ons nu eenmaal in staat historische plaatsen te bevolken met onze eigen aanwezigheid en ook nog eens op de manier die wij willen. Jammer overigens, dat ik mij niet op een historische plaats verkleed heb, maar daar kan ik mee leven. Tenslotte is er historie genoeg in Bussum. Het huis aan de Meerweg bijvoorbeeld dat ik zelf sinds 1977 bewoon, was ooit in het bezit van de familie Duys; de kleine Willem moet ongetwijfeld met zijn vele broertjes geravot hebben op de plaats waar ik dit stukje zit te tikken.

Misschien stelt de lezer zich nu de vraag in hoeverre wij Willem Duys tot de historische figuren kunnen rekenen. Maar ik ben van mening dat wij in deze niet mogen discrimineren. Iedere Nederlander van mijn generatie kende de man, hij was een van de eerste beroemdheden van de televisie. Dat zijn belang als historische figuur voor velen in het niet zinkt bij dat van Herman Gorter en de kunsthandelaar Theo van Gogh, de broer van Vincent, maakt voor zijn historische gehalte niets uit, al zal hij ongetwijfeld eerder vergeten worden dan de twee genoemden. (Vanzelfsprekend heeft het vergelijken van een tv-coryfee met een schrijver als Gorter en een kunsthandelaar als Theo van Gogh enigszins een appelen-en-peren-gehalte.) Het zou mij overigens niets verbazen als Duys voor mijn generatie kwantitatief gesproken de beide anderen in beroemdheid verre overtreft. Mij doet het overigens niets dat hij in mijn huis heeft gewoond. Ook een koffie drinkende koningin kan mij persoonlijk niet opwinden. Een van mijn vrienden heeft ooit op een werkbezoek van de huidige koningin op de plaats waar hij en ik werkten een door haar gebruikt servetje weten te bemachtigen. Zelf zou ik zoiets hebben weggegooid.

   
 
 Koningslaan, Villa Helma, 2006. Coll. HKB

Dat was anders met de man die vele jaren geleden huize Helma kocht, op de Koningslaan. In dit huis had de weduwe van Theo van Gogh, broer van Vincent, een pension gedreven, omgeven door het oeuvre van haar overleden zwager. Ger Beukenkamp, schrijver van op de historie geënte toneel-en tv-spelen, vertelde mij ooit dat een latere koper van het huis werkelijk al het behang van de muren had verwijderd, in de hoop een vergeten tekening van Vincent tegen te komen. Helaas voor hem, die was er niet.

Sinds mijn komst op de Meerweg heb ik verschillende keren per week langs huize Helma gelopen. Er stonden donkere, bijna zwarte bomen. Voor mij een historische plaats zonder weerga, waar ik iedere keer dat ik er langs liep een pure historische sensatie onderging, omdat de verbintenis van het verleden en de bewonderde schilder uit iedere voeg ervan spatte. De huidige bewoners hebben de bomen gekapt, de tuin keurig laten bewerken en zij hebben van de gemeente Bussum toestemming gekregen drie moderne en foeilelijke garages in die tuin te laten bouwen. Voorbij historische sensatie. De magie is gebroken. Die mensen neem ik dit niet eens kwalijk. Niet iedereen heeft iets met de geschiedenis. En om historische sensaties te ondergaan moet je in ieder geval een minimum aan fantasie in huis hebben.

De term ‘historische sensatie’ is ooit door Johan Huizinga gelanceerd. In hun prikkelende studie De vreugde van Houssaye. Apologie van de historische interesse, schrijven Tollebeek en Verschaffel: “Dat de voorkennis een cruciale rol in het ontstaan van de historische sensatie speelt, ligt voor de hand. Niemand zal toegang krijgen tot een verleden dat hem volslagen onbekend is.” Om de historische sensatie te ondergaan, is volgens de auteurs slechts een minimale bekendheid vereist met het verleden waarvan de plaats of het voorwerp een overblijfsel is (voetnoot 1).

Nog belangrijker wellicht dan de voorkennis is volgens Tollebeek en Verschaffel de voorliefde van de toeschouwer. “De interesse die aan de sensatie voorafgaat, is meer dan de afstandelijke wil een probleem op te lossen, een gaatje in de eruditie te vullen of een intellectuele onduidelijkheid weg te werken. Zij is onafscheidelijk verbonden met het verlangen een bepaald fragment van het verleden te kennen en te begrijpen, omdat men dat verleden graag wil kennen, omdat men ervan houdt.” (voetnoot 2).

   
Raffles 2010, foto: Frank de Groot
 

Het gaat er naar mijn mening niet alleen om dat iemand expliciet van een bepaald aspect van het verleden houdt. Ook ontzag kan een goede voedingsbodem zijn voor de historische sensatie. Vorig jaar was ik voor de eerste keer in mijn leven in Heiligerlee, bij het monument ter herdenking van de befaamde slag aldaar, die in 1568 gevoerd werd en eindigde met de eerste overwinning van de opstandelingen in de Tachtigjarige Oorlog. In mijn jeugd ben ik op school uitgebreid over deze gebeurtenis onderhouden. Ik weet dus dat de geschiedenis hier een keerpunt heeft genomen, al stelde die slag op zich vergeleken met de moderne oorlogsvoering niet eens zo veel voor. Toch probeerde ik, om het monument heen lopend, mij voor te stellen hoe het er daar ooit aan was toegegaan. En ik wil graag bekennen dat ik danig onder de indruk was van deze plaats.

Toch doet het bezoeken van deze voor de geschiedenis van Nederland belangrijke plaats mij niet zoveel als het minuscule steentje dat ik ooit heb meegenomen uit de Termen van Caracalla in Rome. (Het lag los, zeg ik er voor de zekerheid bij.) Als ik dat steentje aanraak probeer ik mij het dagelijkse leven uit een ver voorbije tijd bij voorstellen; de historische sensatie zet mijn fantasie in werking, die met reuzensprongen het verleden induikt en mij ermee verbindt.

De nieuwe bewoners van huize Helma in de Koningslaan hebben wellicht niets met schilderkunst en met Vincent van Gogh in het bijzonder. Pas als ze zouden beweren dat dit wel zo is, laten zij daarmee merken dat de historische sensatie van hun eigen huis toch niet is aangekomen. Overigens is de historische sensatie die ik in Zuid-Franse plaatsen als Saint Remy en Arles onderga veel sterker dan mijn verloren sensatie op de Koningslaan. In die plaatsjes zie ik de grote schilder en briefschrijver bij wijze van spreken nog moeiteloos lopen. En ik mag hem dan vergezellen, in mijn fantasie, die ons mensen zo doet verschillen van het dier. Onze fantasie stimuleert moeiteloos onze persoonlijke voorstelling van het verleden en de prestaties uit het verleden. En met de gedaantes en stemmen uit dat verleden, die ons eigen leven een extra dimensie verschaffen.

Ten slotte is er nog iets. Als de fabel over burgemeesterswoning van Raffles niet door een historicus was neergesabeld, zou de plaats voor mensen die daarvoor gevoelig zijn misschien zijn uitgegroeid tot een lieu de mémoire met de daarmee verbonden mogelijke historische sensatie. Onterecht. Daarom is historisch onderzoek belangrijk. Want surrogaatsensaties zijn er genoeg. Daarvoor hoef je alleen maar de tv aan te zetten.

Misschien moeten wij gezamenlijk de plaatsen waar in Bussum nog meer historische sensaties te ondergaan zijn (zoals het huis waarin Herman Gorter woonde) maar eens in kaart gaan brengen. Voordat de laatste ingangen tot het verleden zijn uitgewist door bestuurders en burgers die daar niet van weten. Dus lezers van dit blad: aan de slag!

Literatuur

Jo Tollebeek, Tom Verschaffel, De vreugden van Houssaye. Apologie van de historische interesse. Amsterdam 1992: Wereldbibliotheek

Noten

1 Tollebeek en Verschaffel 1992: 30.
2 Tollebeek en Verschaffel 1992: 30.

Rudolf Geel publiceerde vele romans en verhalenbundels. Van 1986 tot 1997 maakte hij onder meer als voorzitter deel uit van het bestuur van het Nederlandse Centrum van de internationale schrijversvereniging de P.E.N. Momenteel is hij voorzitter van het P.E.N Writers Emergency Fund, dat schrijvers en journalisten financieel steunt die om hun werk vervolgd worden. Hij werkte lange tijd als docent Taalbeheersing aan de Universiteit van Amsterdam en promoveerde op een studie over de geschiedenis van het Nederlandse schrijfvaardigheidsonderwijs in de negentiende en twintigste eeuw.