Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 27/1 (februari 2011) pag. 24-32


De Grond van onze straat

 Nel Krijnen-van Gog

Klik hier voor de pdf van dit artikel
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.


Het Spiegel, de bekende villawijk in Bussum, met zijn grillige stratenpatroon... Menigeen is er verdwaald. Eigenlijk is dat niet verwonderlijk. Als men op de eerste kadasterkaart van Bussum uit 1824─1832 kijkt, ziet het Spiegel eruit als een lappendeken. De stukken grond, ook wel ‘kampen’ genoemd, bestonden voor het merendeel uit bouwland omgeven met heggehout (een wal van eiken- of elzenhout). Je ziet op die kaart al waar de latere Meentweg, Herenstraat, Beerensteinerlaan en Spiegelstraat komen, die toen nog maar een zandpad waren.

   
 Het gebied de Bruijker, kadasterkaart circa 1824. Coll. Stad en streekarchief Naarden
 

De boerenfamilies

De boer had vaak een kamp land bij zijn boerderij, zijn overige land lag verspreid rondom Bussum en in de engen. Ook op het grondgebied van Hilversum en Huizen en hun naaste omgeving was dat het geval. Vele kampen hadden vóór het bestaan van het kadaster veldnamen zoals: Vlooijenkamp, Fransenkamp, Postkamp, Nellenkamp en Honingkamp. Evenals Meijerdekamp gelegen bij het kerkhof aan de weg van Bussum naar Hilversum. Maar ook Gerrit Bruijnenkamp gelegen in Gobergen (nu Gooiberg) en Besjeskamp (bij de Ruthardlaan).

Zo lag er in ’t Spiegel ook de Bruijker bestaande uit de Voorste, de Middelste en de Westerkamp. Die lagen in de zo genaamde Achterbuurt. Dat was in die tijd geen scheldnaam, maar verwees naar enkele boerderijen die daar stonden, wat achteraf en buiten het dorp, ter hoogte van de Spiegelstraat en de Herenstraat. De Bruijker heeft gelegen tussen de Herenstraat en de Beerensteinerlaan. In 1741 werd een stuk omschreven als ‘land genaamd de Bruijker, gelegen buiten Bussum aan de ’s-Gravelandse weg’.

In 1878 werd de naam de Bruijker nog gebruikt in enkele notariële akten van verkoop oor Tijmen Krijnen, die een groot stuk van de Bruijker door erfenis en ook door het terug te kopen, in zijn bezit had gekregen. De naam Krijnen is een veel voorkomende naam in Bussum. De Krijnens waren boeren en erfgooiers. Om de verschillende families uit elkaar te houden, hadden ze bijnamen. Zo heeft deze familie Krijnen de bijnaam ‘de Nappen’. Hoe ze aan de naam gekomen zijn, weet niemand. De één zegt: de oude Krijnen stond net zo als Napoleon op zijn erf. Een andere verklaring is, dat er ’s zomers, als de koeien op de meent gemolken waren en de melkemmers vol naar de boerderij gebracht moesten worden, altijd een nap op de melk lag om te voorkomen dat de melk over de rand zou klotsen. Of de oude Krijnen had de gewoonte om met een nap de nog warme melk vers van de koe te drinken.

In vroegere tijden was het gewoon dat een rijke boerendochter moest trouwen met een rijke boerenzoon, anders werd er niet getrouwd. Maar ook bezittingen moesten in de familie blijven. Dat kan men zien aan de Bruijker, die eens eigendom was van Dirk Claasz Klaver. Na circa 300 jaar is de familie Krijnen, als nazaten van Dirk Claver, nog steeds eigenaar van enkele kleine stukjes van de Bruijker. Dit is het verhaal van de bewoners van dat stuk grond.

 

Dirck Claesz Heijnen / Klaver

We beginnen bij Dirk Claasz Heijnen, die zich later Dirk Claasz Klaver (Claveren) noemde. Deze erfgooier en boer was de zoon van Claas Hendriksz. Hij trouwde in 1674 in Naarden met Gerritje Feecken en woonde in het gehucht ‘Lage Bussum’. Zij kregen vier kinderen van wie er twee zeer jong overleden. De oudste dochter Geertie en de jongste dochter Claasje trouwden en kregen kinderen, maar de ouders overleefden hun kinderen.

Dirk Klaver was eigenaar van twee huizen in Bussum. Bij een van deze huizen/boerderijen lag een kamp bouwland de Bruijker, groot 19½ schepel1, met aan weerszijden een weg. Ook in Huizen bezat hij een huis. Hij had veel landerijen rondom Bussum, waaronder een aantal kampen bouwland in het Spiegel, te weten de Fermerijkamp, de Kattekamp, de Appelenkamp. Ook bezat hij bouwland, gelegen aan de Kolfbaan in het Spiegel onder Naarden; bouwland aan de Meersteeg, aan de Achtersteeg en aan de Huizerweg. Er is nu nog een straat met de naam Kolfbaan. Ook bezat hij grond die verder weg lag, zoals 14 voet maatland2 gelegen op de Hilversummer maat in de Beijevang, 18 voet maatland op het Laarder Angerecht, een half zwad3 maatland op de Hilversummer maat. Vele van die maatlanden had hij verhuurd, en hij leende ook geld uit.

Op 22 januari 1718 overleed Gerritje Feecken in Bussum. Ze werd begraven in de grote kerk van Naarden. Aan impost (belasting) werd 6 gulden betaald. Twee maanden voor haar dood waren zij en haar man naar de notaris geweest om een testament op de langstlevende te laten maken. Na haar dood werd Dirk aangesteld als boedelhouder4 van alle bezittingen. Hun kindskinderen werden de erfgenamen. Dirk trouwde in datzelfde jaar voor de tweede maal, nu met Marrij Jans, jongste dochter uit Huizen. Na jaren in Bussum gewoond te hebben verhuisde Dirk naar Huizen en werd daar op 29 september 1718 als lidmaat van de gereformeerde kerk ingeschreven. Hij woonde er in een huis met erf en schuurtje belent de kerk ten zuiden en het schoolhuis ten noorden.

   
 
 Grafsteen Dirk Claasz Klaver in de Grote Kerk van Naarden

Na het overlijden van zijn tweede vrouw trouwde hij in 1726 voor de derde maal, nu met de Wed. Dirkje Wicherts, ook uit Huizen. In november 1727 overleed Dirk als oude man en al woonde hij dicht bij de kerk in Huizen, toch werd hij in de grote kerk van Naarden begraven. Zijn grafsteen ligt daar nog steeds. Aan impost werd 30 gulden betaald. Het duurde tot december 1728 voordat de boedel kon worden verdeeld onder de kleinkinderen.

De oudste dochter Geertie (Gerarda) Dirks Klaver (1675-1710) trouwde in Naarden op 4 mei 1698 met Jacob Rijcksen. Uit dit huwelijk werden drie kinderen geboren, waarvan er ook twee jong overleden. Hun derde kind, Seijtie Jacobs, geboren in Bussum in 1710, trouwde in Huizen op mei 1728 met Jacob Jacobs Gleijn. Zij erfde de helft van de nalatenschap van haar grootouders, onder andere: het huis in Huizen, bewoond door Dirk Claasz Claver tot zijn dood, daarbij 3 schepel bouwland bij het huis, maatland gelegen in de Beijenvang, maatland gelegen op Laarder Angerecht, het zesde stuk van de Huizer wal, maatland gelegen op Hilversummer Hooge Maat, 5 schepel bouwland gelegen aan de Amersfoortseweg, bouwland op Voormeulen, ook alle inboedel (meubelen en klederen).

De jongste dochter van Dirk, Claasje Dirks Klaver (1684-1715), trouwde rond 1707 met de weduwnaar Gerrit Volkertzoon Ruijsendaal (geboren circa 1676 en overleden Bussum 3 maart 1724). Hij was de zoon van Volkert Janszoon en Geertje Harmense. Hij was voor de eerste maal getrouwd met Lijsbeth Willems, zij overleed 25 april 1707 in het kraambed van haar eerste kind. Na het overlijden van Claasje Dirks Klaver trouwde Gerrit Volkertz Ruijsendaal in 1720 als weduwnaar met drie jonge kinderen voor de derde maal. Nu met Clara Adriaanse Beijer uit Eemnes.

Uit het huwelijk met Claasje werden in Bussum vijf kinderen geboren:

  1. Volkert, gedoopt rk in Blaricum op 17 oktober 1708 en begraven in de grote kerk van Naarden op 31 januari 1709.
  2. Volkert, gedoopt 15 januari 1710 en begraven op 4 april 1710 in de grote kerk van Naarden.
  3. Geertje Gerrits Ruijsendaal (1711-1732) overleden in Huizen. Zij trouwde met Lambert Jacobze Glijn. Haar viel ten deel uit de erfenis van haar grootouders onder andere 12 schepel in de nieuwe Neng, bouwland in de Kattekamp, bouwland aan de Meersteeg. Ook eenderde deel van de Bruijker, de middelste bouwkamp.
  4. Agatha Gerrits Ruijsendaal (1712-1734) overleed op 22-jarige leeftijd te Bussum. Ze was ongehuwd. Haar deel uit de nalatenschap van haar grootouders bestond uit stukken grond, zoals 2 akkers in de middelste buitendijk, bouwland aan de Meersteeg, aan de Cortenhoeverweg, de helft van ’t land van Mooij Jan, een huis in Bussum. Maar ook eenderde deel van de Bruijker, de Westerkamp. Op 18-jarige leeftijd liet zij al een testament opmaken, zou ze ziekelijk zijn geweest? Haar zuster Geertje zou bij haar overlijden de som van 25 gulden krijgen, en ook haar halfbroer Volkert kreeg 25 gulden. Haar broer Jacob kreeg al haar eigendommen, goederen en effecten en ook haar derde deel van de Bruijker, de Westerkamp.
  5. Jacob Gerritsze Ruijsendaal, gedoopt op 27 augustus 1714 en overleden op 10 oktober 1767. Hij trouwde in Bussum op 27 augustus 1737 met Emerentia Hendriks Boelhouwer.

Uit het derde huwelijk werden twee kinderen in Bussum geboren:

  1. Joanna, gedoopt op 18 februari 1722, maar werd begraven op 7 maart 1722 op het kerkhof van Naarden.
  2. Volquerus (Volkert), gedoopt op 27 juli 1723. Hij kreeg niets uit de nalatenschap van Dirk Klaver.

Gerrit Volkertz Ruijsendaal was geen keuterboertje. Bij zijn overlijden was er een akte van boedel en nalatenschap van 3 maart 1724. Hij had in Bussum een boerderij, bestaande uit een voorhuis, zijkamer en achterhuis, een schuur en een tuintje. Hij had 4 paarden en 12 koeien, in zijn huis had hij een snaphaan (een geweer). Verder had hij vele stukken land onder andere in ’t Mouwetje, aan de Lange Weijnzeweg, 3½ schepel bouwland aan het vaargat. Ook onder Laren had hij een akker maatland op de Doornkamp. Over zijn nog minderjarige kinderen Geertje, Agatha en Jacob Gerritsz Ruijsendaal waren voogden aangesteld. Deze voogden waren Theunis Hendriksz, Marten Gijsbertsz, Roel Gerritsz en Elbert Jansz.

 

Jacob Gerritsze Ruijsendaal

Jacob Gerritsze Ruijsendaal (1714-1767) trouwde in Bussum op 27 augustus 1737 met Emerentia (Emmetje) Hendriks Boelhouwer 1716-1745), dochter van Hendrik Jacobsz Boelhouwer en Gerritje Hendriks Geun. Op 18 oktober 1737 werden er huwelijkse voorwaarden opgesteld. Jacob werd hierbij geassisteerd door zijn voogden Marten Gijsbertsz en Elbert Jansz, Emmetje door haar vader.

Na het overlijden van zijn eerste vrouw trouwde Jacob voor de tweede maal, nu met het Bussumse meisje Claasje Hendriks Fokker (1716-1751). Zij overleed bij de geboorte van haar derde kind en werd begraven op het Laarderhoogt. Zij was een dochter van Hendrik Gerritsen Fokker en Ariaentje Antonij. Voor de derde maal trouwde Jacob op 17 juni 1758 in Naarden met Anna Maria Martens van der Hoeven. Zij was de weduwe van Jasper van der Bogert.

Kinderen van Jacob Gerritsze Ruijsendaal, allen geboren en RK gedoopt in Bussum:

Uit het eerste huwelijk:

  1. Gerardus (1739-1795) trouwde 20 oktober 1770 met Wijgje Roele Distelblom.
  2. Henricus, gedoopt 31 oktober 1740, overleden 5 november 1740.
  3. Henricus, gedoopt 29 oktober 1741, overleden 14 november 1741.
  4. Nicolaa (roepnaam Claasje), gedoopt 23 maart 1743, overleden te Bussum en begraven op het Laarderhoogt op 16 oktober 1807. Trouwde op 29 mei 1762 met Tijmen Teunisz Krijnen.

Uit het tweede huwelijk:

  1. Agatha (1747-1748).
  2. Emerentiana, gedoopt 9 februari 1750.
  3. Nicolaas Jacobs, gedoopt 5 juni 1751, is jong overleden.

Uit het derde huwelijk:

  1. Hermanus Jacobs (1739-1833), overleden te Bussum.
  2. Martinus Jacobs, gedoopt 1 november 1746.
  3. Volguerus Jacobs (1767-1840), overleden te Bussum.

Jacob Gerritsze Ruijsendaal had al verschillende bezittingen geërfd: een boerderij in de Achterbuurt en de voorste bouwkamp in de Bruijker, groot 6 schepel en 2 spint5 uit de erfenis van Dirk Claasz Klaver. Van zijn zus Agatha erfde hij het derde deel van de Bruijker, de Westerkamp. Ook het huis van Agatha werd zijn bezit.

Jacob Gerritsz Ruijsendaal overleed te Bussum, hij was pas 53 jaar oud. Zal de oorzaak drank geweest zijn? Voor zijn dood in 1766 verkocht hij het huis of boerderij dat eens van zijn zus Agatha was geweest aan Claas Janse Majoor voor 1300 gulden. Door de verkoop kon hij een deel van zijn schulden betalen: leningen die hij had afgesloten met zijn huis als onderpand. Toch kun je zeggen dat hij geen onbemiddelde boer moet zijn geweest. Hij had bouwland op Hooge Neng, bouwland aan de Meersteeg, op Dijkbergen, Mooij Jan kamp. Ook vele stukken grond die door erfenis in zijn bezit waren gekomen zoals de Vlooijenkamp, geërfd van zijn zus Agatha, die het weer van hun vader Gerrit Volkers had geërfd. Jacob verkocht het in 1766 voor 780 gulden. Na zijn overlijden kocht zijn weduwe Anna Maria van der Hoeven uit de boedel het huis in de Achterbuurt voor 320 gulden. De 16 nog overgebleven stukken grond, waaronder een enkele graskamp, weiland en bouwlanden, werden verkocht. Hiervan kocht Hendrik Martensz van den Berg voor 182 gulden het eerder genoemde stuk bouwland in de Bruijker in de Achterbuurt, groot 6 schepel en 2 spint.

 

Familieperikelen

Nicolaa (Claasje) Jacobs Ruijsendaal trouwde (RK) in Bussum op 29 mei 1762 met Tijmen Teunisz Krijnen. Hij woonde en werkte al enkele jaren in Bussum als meesterknecht bij boer Roel van der Stranden. Tijmen was geboren in Blaricum gedoopt RK in Blaricum 3 oktober 1731; als zoon van Teunis Meuwessen Krijnen en Teuntje Tijmens Vos. Hij is overleden in Bussum op 2 februari 1812. Uit dit huwelijk geboren en RK gedoopt in Bussum:

  1. Anthonij (1763-1789), begraven te Laren.
  2. Gerrardus (Gerrit) Tijmens (1764-1834). Trouwde in Naarden op 14 januari 1813 met Jaapje Jansse Dijkman.
  3. Antonia (Teuntje) Tijmens (1766-1831). Trouwde circa 1805 voor de eerste maal met Elbert Gijse Huijsman; trouwde voor de tweede keer op 22 oktober 1815 in Naarden met Paulus Dankelschijn. (Antonia en Elbert zijn de opa en oma van mijn overgrootmoeder Wilhelmina Dorresteijn).
  4. Jacobus Tijmens (1767-1846). Trouwde met Wijgje Jacobs Heerschop.
  5. Meuwis Tijmens (1770-1837). Trouwde met Cornelia Machiels Banis.
  6. Henricus Tijmens, gedoopt 2 december 1773, begraven Laren 12 december 1773.
  7. Emerentia (1775-1848). Trouwde rk in Blaricum op 10 mei 1807 met de landbouwer/kleermaker Jan Gerritsz Rigter.
  8. Catharina, gedoopt 5 november 1778.
  9. Henricus (Hendrik) Tijmens, gedoopt 13 juli 1781, overleden 9 augustus 1828. Trouwde op 12 januari 1817 te Naarden met Margareta Ruijer. (Hendrik en Margareta zijn de voorouders van mijn man.)
  10. Joannes Tijmens, gedoopt 5 oktober 1783, begaven 22 oktober 1783 te Laren.


Tijmen zal het in Bussum naar zijn zin hebben gehad. Toen hij met Claasje wilde trouwen, had dat nogal wat voeten in de aarde. Claasje kreeg geen toestemming van haar vader. Zelf vond ze dat haar vader geen wettelijke reden had om haar dit te weigeren. Haar vader was zelf driemaal getrouwd. Uit zijn eerste huwelijk waren Claasje en haar oudere broer Gerrit geboren. Claasje, die toch wilde trouwen, richtte zich in 1760 tot de Burgemeester en regeerders van de Stad Naarden. Hierbij werd ze gesteund door Willem Jansen Ruijsendaal, Claas Gerrit Fokker en Volken Gerrits (haar ooms) en Marten Gijsberts (haar oudoom en oom van haar moeder). Verder Harmen de Jong, Arent Ruijsendaal en Jacob Steur, voogden van Claasje. Ze schreef dat ze een wettig huwelijk wilde aangaan met Tijmen Teunisse Krijnen, die van ordentelijk gedrag was. De reden voor de weigering van haar de vader noemde zij de erfenis. Door het vroege overlijden van haar moeder Emmetje Hendriks Boelhouwer was bij testament beschreven, dat Claasje en haar oudere broer Gerrit ieder de som van 1150 gulden als erfdeel bij meerderjarigheid of huwelijk zouden ontvangen. Dit gold ook voor de nalatenschap van haar grootouders, de ouders van haar moeder. Haar grootmoeder Gerritje Hendriks Geun overleed in september 1748 en haar grootvader Hendrik Jacobs Boelhouwer op 3 november 1749, beiden te Bussum. Van deze erfenis kregen Claasje en haar broer elk een kwart deel met een waarde van ƒ 3392-5-15 (3392 gulden 5 stuivers en 15 penningen). De erfenis bestond onder andere uit een huis met erf in de Achterbuurt, met bij het huis 18 schepel grond en nog eens 7 schepel bouwland.

Haar vader, die toeziend voogd en deelvoogd over hen was, was verplicht zijn kinderen behoorlijk op te voeden en te onderhouden. Hiervoor kreeg hij van de voogden Marten Gijsberts en Harmen de Jong, die de erfenis beheerden en de administratie bijhielden, een jaarlijks bedrag aan alimentatie. Dit zou duren totdat zij daar zelf over kon beschikken. Dit betekende voor Claasje dat zij na haar huwelijk over haar erfenis kon beschikken. Van de verzorging moet weinig terecht zijn gekomen. Haar broer Gerrit moest zich als boerenknecht verhuren om in zijn onderhoud te voorzien. Toen Gerrit ziek werd en naar het huis van zijn vader terugging om te herstellen, werd hij niet verzorgd. Hij werd door zijn vader en diens vrouw zeer hard behandeld om uiteindelijk weer het huis uitgejaagd te worden zonder geldelijke steun. Ook Claasje onderging een harde behandeling van haar vader, zodat ook zij genoodzaakt was het huis te verlaten en zich onder bescherming en toezicht heeft moeten stellen van haar oom en voogd Claas Gerrits Fokker. Toen ze nog thuis woonde, was ze het een en ander van haar goud en zilver kwijtgeraakt, zonder dat ze kon ontdekken waar het gebleven was. Ze beschreef ook dat haar vader in zeer slechte conditie was en zichzelf dagelijks aan sterke drank (jenever) te buiten ging, waardoor hij onbekwaam was om zijn zaken goed te regelen en van dag tot dag grote schulden maakte. Zo zou hij naar schatting in tien jaar tijd ongeveer twintigduizend gulden zijn ingeteerd. Door haar huwelijk met Tijmen Krijnen zou haar vader het geld en beheer over haar erfenissen moeten missen. Tijmen en Claasje trouwden toch en wel in Naarden op 29 mei 1762. Tijmen was landbouwer, erfgooier, werd enkele keren gekozen als Buurmeester en Schepen van Bussum in 1774, 1787, 1792. Hij werd armmeester in 1771 en 1778 en heeft met enkele andere Bussumers het de gemeente Naarden knap lastig gemaakt door te strijden voor een onafhankelijk Bussum

.

De Bruijker

Tijmen woonde ook in de Achterbuurt in een boerderij, die hij in 1783 van de Wed. Rut Teunisz Post voor 600 gulden had gekocht. In 1803 werd hij eigenaar van een boerderij in de Achterbuurt die eens van zijn schoonvader was geweest en daarvoor van Dirk Claase Klaver. Op deze boerderij liet hij zijn dochter Antonia met haar man Elbertus Huijsman wonen. Op 9 maart 1808 kocht Tijmen Krijnen van Antonie Kooy uit Huizen 7 schepel bouwland in de Bruijker. Ruim een jaar later (13 december 1809) kocht hij 6½ schepel en 2 schepel bouwland in de Bruijker van Hendrik Martense van den Berg terug. Zo had Tijmen een deel van de grond, die eens van zijn schoonvader was geweest en daarvoor van Dirk Claasz Klaver, in zijn bezit. Claasje mocht dat niet meer beleven, zij overleed op 16 oktober 1807. Tijmen is overleden op 2 februari 1812. Per testament had hij de boerderij waarin hij woonde al nagelaten aan zijn zoon Gerrit. Zijn drie nog ongetrouwde kinderen Gerrit, Catharina en Hendrik Krijnen, zouden 300 gulden krijgen. Voor een pak kleren kregen ze nog eens 50 gulden, net zoals zijn getrouwde kinderen bij hun huwelijk hadden gekregen. Zijn huisraad en vee werd bij opbod verkocht. Zijn onroerende goederen werden in gelijke delen onder zijn zeven kinderen verdeeld. Het bouwland, gelegen in de Bruijker, ging voor een deel naar zijn oudste zoon Gerrit Krijnen. Deze kreeg 2 schepel. Jacob Krijnen kreeg 6½ schepel en Hendrik Krijnen, de jongste zoon, kreeg als deel 7 schepel, of wel 1 hectare en 40 are bouwland in de Bruijker. De boerderij in de Achterbuurt die van zijn schoonvader was geweest, ging naar zijn oudste dochter Antonia Krijnen. De overige bouw-en groenlanden werden ook onderling verdeeld.

 

Henricus (Hendrik) Tijmensz Krijnen

Henricus (Hendrik) Tijmensz Krijnen (1781-1828). Trouwde in Naarden op 12 januari 1817 met Margareta Ruijer (1798-1828). Zij was een dochter van Jacobus Janse Ruijer en Johanna de Lange.

Uit dit huwelijk zijn geboren te Bussum:

  1. Tijmen Hendriks (1817-1823).
  2. Jacob Hendriks (1820-1857). Trouwde op 5 mei 1845 met Ariaantje Bus.
  3. Tijmen Hendriks (1823-1881). Trouwde in Blaricum op 24 juni 1852 met Maria (Marritje) Heerschop.
  4. Johanna (Anna Naatje) (1825-1854). Trouwde in Bussum op 4 november 1851 met Tijmen Dekker.

Hendrik Krijnen, die eigen grond bezat, kocht in 1814 zijn eigen boerderij. Deze stond vlak bij de Brink in Bussum waar nu de Krijnenweg is. De grond liep door tot aan Bensdorp. Na het plotselinge overlijden van Margaretha op 8 augustus 1828 en een dag later van Hendrik, bleven er drie jonge kinderen achter: Jacob, Tijmen en Johanna (Naatje) Krijnen. Ieder erfde een derde deel van het huis en de grond. Zo werd het deel van Hendrik in de Bruijker weer in drieën gedeeld.

   
 Tijmen Krijnen 1823-1881. Coll. Nel Krijnen-van Gog
 
 Marretje Krijnen-Heerschop 1824-1902. Coll. Nel Krijnen-van Gog
 

In april 1845, de jongste zoon van Hendrik, Tijmen Hendriksz Krijnen (1823-1881), was toen 21 jaar maar voor de toenmalige wet nog minderjarig, liet zijn voogd Cornelis Dorresteijn het éénderde deel van de erfenis in huis en grond namens hem terugkopen van zijn broer Jacob Krijnen voor 600 gulden. Tijmen Krijnen woonde toen al jaren in Blaricum. Zou hij zijn opgegroeid bij zijn tante Emmetje Krijnen, die getrouwd was met Jan Gerritse Rigter? In ieder geval stond Tijmen Hendriksz Krijnen in 1850 ingeschreven in het bevolkingsregister van Blaricum en woonde in bij zijn neef Tijmen Rigter en diens vrouw Mietje Heerschop. Daar zal hij zijn vrouw Marretje (Maria) Heerschop (1824─1902) wel hebben leren kennen, zij was de zuster van Mietje. Bij hun huwelijk op 24 juni 852 woonde hij nog steeds in Blaricum. Maar na hun huwelijk vertrokken ze naar Bussum en gingen wonen in het ouderlijke huis van Tijmen, dat nu voor tweederde zijn eigendom was. Het éénderde deel van zijn zus Naatje Dekker-Krijnen kocht hij op 19 juli 1852 voor 600 gulden. Zo werd het bezit van zijn vader weer compleet.

Net als zijn opa en naamgenoot Tijmen Teunisz Krijnen en zijn zwager Elbert Heerschop, de burgemeester van Blaricum, hield ook deze Tijmen Hendriksz Krijnen zich bezig met de gemeentepolitiek. In 1861 kwam hij in de gemeenteraad en in 1869 werd hij wethouder. Zo zal hij ook te maken hebben gehad met de bouwexploitanten die grootse plannen hadden met het Spiegel. Tijmen, die eigenaar was van veel grond (onder andere nog steeds een deel van de Bruijker), ging ook enkele stukjes grond verkopen. In 1878 verkocht hij ongeveer 7 aren en 50 centiaren in de Bruijker voor 350 gulden aan Nicolaas Cornelis Witsen, koopman te Amsterdam. Op die plek kwam villa ‘de Noord’. Tijmen Hendriksz Krijnen overleed in 1881. Zijn weduwe Marretje Krijnen-Heerschop bleek ook een zakenvrouw te zijn. Zij kocht en verkocht grond. In 1882 verkocht zij circa 24 are en 50 centiare in de Bruijker voor 800 gulden aan Gerardus Johannes Vlieken en Johann Heinrich Wark, beiden uit Amsterdam, die daar een villa lieten bouwen. Dit huis staat er nog: Herenstraat 105.

 

De Melkweg

Marretje Krijnen-Heerschop bleef tot op hoge leeftijd nog zelf haar zaken regelen. Ze verkocht aan haar zoon Jacobus, die trouwplannen had, op 11 mei 1895 een stuk bouwland in de Bruijker voor 1258 gulden. Hij liet pal naast de villa van de heren Vlieken en Wark een boerderij bouwen, met een erker. De boerderij had een grote voortuin en de voordeur lag aan de Herenstraat. Op 14 december 1895 verkocht ze aan Arie Sikking, banketbakker in Weesp, een stuk bouwterrein voor 600 gulden. In het koopcontract was opgenomen dat het bij deze verkochte perceel te allen tijde recht van weg zal hebben over het perceel sectie A.3943 dat de verkoopster verplicht zal zijn binnen een jaar na heden voor hare rekening hard te maken en in begaanbare staat te brengen.

 
 
 De huishoudster Jansje van Wijk. Coll. Nel Krijnen-van Gog

Aan haar andere zoon Lambertus verkocht ze op 16 december1895 een perceel bouwterrein tegenover zijn broer, voor 2200 gulden. Ook Jan Koelink zag het daar wel zitten: hij kocht op 14 januari 1896 een stuk bouwterrein voor 1196 gulden. Ook daar kwam een boerderij. De drie hoeken van de nieuw geprojecteerde weg waren bebouwd. Marretje hield zich aan de afspraak, binnen een jaar was er de nieuwe weg. In de raadsvergadering van de gemeente van 1 september 1896 kreeg de weg officieel de naam Melkweg. De Melkweg liep van de Herenstraat naar de Beerensteinerlaan langs Jac. Krijnen Tz. Het was geen mooi geasfalteerde weg, maar meer een zandpad.

Toen sloeg het noodlot toe. Op 20 augustus 1896, tijdens het feest van het honderd jaar bestaan van de St. Vituskerk (1796-1896) en vanwege de nieuwe toren met de klokken, werd er die avond vanaf deze toren vuurwerk afgestoken. Er moet iets misgegaan zijn, want het rieten dak van de boerderij van de Wed. Krijnen stond in lichterlaaie en de boerderij kon door de brandweer niet meer gered worden. De huishoudster Jansje van Wijk, die de gewoonte had om haar klompen buiten de deur uit te doen, week ook nu niet van haar gewoonte af. Ze zette haar klompen buiten bij de deur en liep op kousenvoeten de brandende boerderij binnen om te redden wat er te redden viel.

Men ging niet bij de pakken neerzitten. Lambertus Krijnen, die al grond aan de Melkweg van zijn moeder had gekocht, liet hier een boerderij bouwen. Op 1 oktober 1896 was de aanbesteding. Enkele weken later, op 22 oktober, werd de eerste steen al gelegd door zijn drie maanden oude neefje Tijmen Krijnen. De boerderij kreeg de naam Maria hoeve, vernoemd naar zijn moeder die, samen met hun huishoudster Jansje van Wijk, ook in de nieuwe boerderij kwam wonen. De tussenliggende gronden werden door Marretje Krijnen in kleine bouwkavels verkocht en er werden woningen op gebouwd. Achter Melkweg 19 heeft zelfs begin 1900 een diamantslijperij gezeten, opgericht door J. Buijs.

De heer T. Brandenburg, spoorwegambtenaar, bewoner van Melkweg 3, schreef, ook namens de andere bewoners, op 11 juni 1900 een brief, gericht aan de burgemeester en wethouders. De brief ging over het gemis aan verlichting in de straat, die niet bestraat of gegrind was, zodat zich bij regen diepe plassen vormden, die in het donker niet ontweken konden worden. Ook vroeg hij, of, als de eigenaar van de straat bezwaar had tegen het aanleggen van gasverlichting, er dan petroleumverlichting kon worden aangebracht. Op 24 december 1900 diende Marretje een verzoekschrift in om de Melkweg, die haar eigendom was, te begrinten. Hiervoor zou zij de gemeente het bedrag van 542 gulden aanbieden, uitgaande van een breedte van 3½ meter begrinting. De kosten voor 4 meter breed zouden 620 gulden zijn, terwijl een klinkerbestrating van 4 meter breed op 1054 gulden werd begroot. Burgemeester en wethouder stelden voor om de Melkweg over te nemen, onder voorwaarde dat Marretje Krijnen-Heerschop bij overdracht aan de gemeente de som van 620 gulden zou betalen, zijnde de kosten van begrinten. Al had raadslid de heer C. van Norren eerst een andere mening, toch werd het voorstel met algemene stemmen aangenomen.

 
Handtekening Marretje Krijnen-Heerschop verkoop akten 1901. Coll. Stad en streekarchief Naarden.
 

Marretjes zoon Jacob Tijmensz Krijnen, die in de gemeenteraad zat (van 1897 tot 1903) en bewoner van de Melkweg was, stemde ook voor. Omdat er van de weg veel gebruik werd gemaakt, legde de gemeente er een klinkerweg aan. Op 16 februari 1901 werd de koop gesloten door de heren Jonkheer Reinier van Suchtelen van de Haare, burgemeester van Bussum, de locosecretaris van Bussum Lambertus Smit (uit Laren) en Marretje. Zij tekende met M. Heerschop Wed.T. Krijnen. Zij had dus, om van haar straat de Melkweg, groot 11 aren en 85 centiaren, af te komen, 620 gulden moeten betalen. Marretje overleed op 1 januari 1902 op 77-jarige leeftijd.
In 1902 gaf Jacob Krijnen, die achter zijn stal nog een laatste stukje overgebleven land van de Bruijker had, de aannemer L.B. Majoor, opdracht om voor 6400 gulden twee dubbele woonhuizen te bouwen (nu de nummers 6, 8, 10, 12). In 1913 heeft Jacob zijn boerderij laten verbouwen; de serre werd afgebroken en de voordeur werd verplaatst naar de zijkant van de boerderij. Het adres werd Melkweg 2, later 4. Zo kon hij in zijn voortuin een dubbel woonhuis laten bouwen.

Nu, in 2010, zijn in de boerderij aan de Melkweg 4 appartementen gemaakt en is de eigenaar weer een Tijmen Krijnen Tijmensz. Zelf woont hij in het voorste deel van de boerderij: Maria hoeve, waar zijn vader in naam de eerste steen heeft gelegd. Nummer 6 en 10 zijn ook nog steeds het eigendom van een Krijnen. De negende generatie dus, die eigenaar is van grond die vroeger in de Achterbuurt lag en de naam de Bruijker had.

 

Noten

  1. Een schepel is ongeveer 1/8 ha.
  2. Maatland is weideland gelegen vóór de hoge grond en buiten de eigenlijke zeedijk. Een voet is ca. 30 cm.
  3. Een zwad is een strook gemaaid gras met de breedte van een zeisslag.
  4. Boedelhouder: hij die in het bezit blijft van de boedel totdat deze onder de erfgenamen is verdeeld.
  5. Een oppervlakte die met een spint (= 1/20 deel van een hl) bezaaid kan worden: 200─250 m².


Bronnen

  • Oud Notarieel Archief Naarden (ONAN) Inv.Nr.3743b, akten 17, fiche 387.
  • ONAN Inv. Nr. 3743b, akten 42, fiche 388.
  • ONAN Inv. Nr. 3745, akten 1041, fiche 392.
  • ONAN Inv. Nr. 3745, fiche 394.
  • ONAN Inv. Nr.3753, akten 118, fiche 421.
  • ONAN Inv. Nr. 3764, akten 79, fiche 468.
  • ONAN Inv. Nr. 3781, akten 121, fiche 661.
  • Oud Rechtelijk Archief Naarden (ORAN), Inv. Nr.3011, fiche 2.
  • ORAN Inv. Nr.3036, fiche 104.
  • Oud Notarieel Archief Muiden (ONAM) Inv. Nr. 3628, akten 343.
  • ONAM Inv. Nr. 3631, akten 207.
  • Notulenboek gemeente Bussum 7-8
  • Nieuw Archief Bussum Inv. Nr. 1153
  • Nieuw Notarieel Archief Bussum Inv. Nr. 29, akten 2407, verkoop Melkweg.


Nel Krijnen-van Gog is sinds 1979 medewerkster bij de Nederlandse Genealogische Vereniging en sinds 1984 lid van de Historische Kring Bussum.