Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 23, nummer 2 (september 2007) pag. 17-18


Dr. A.C.J. de Vrankrijker - een Bussums icoon voor het Gooi en heel Nederland

Hendrien Landeweer en Adriaan Branderhorst 

Klik hier voor de pdf van dit artikel.
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergroting.

Dit jaar is het honderd jaar geleden dat dr. A.C.J. de Vrankrijker (1907–1995) te Bussum werd geboren. Een mooie aanleiding om aandacht te besteden aan zijn leven en werk in Bussum. We hebben ons laten leiden door de boeiende verhalen van zijn twee dochters: Marijke de Kleijn-de Vrankrijker uit Voorschoten en Ineke Brandsmade Vrankrijker woonachtig in Naarden.

Beiden zijn opgegroeid aan de Constantijn Huygenslaan, aan de rand van het Vondelkwartier met uitzicht op het oude parkje, zoals ze toen het Mouwtje noemden. Ze zijn ook beiden in hun vaders voetsporen getreden. Marijke koos de meer wetenschappelijke kant na haar studie agrarische sociologie voor de westerse gebieden en werkte achtereenvolgens bij het CBS, ministerie van Volksgezondheid, TNO en RIVM. Ineke kwam na veel omzwervingen (SCGB en SWOB) terecht in het speciaal onderwijs, waar haar hart ligt.

Vader De Vrankrijker groeide op in de Kapelstraat, waar diens vader een schildersbedrijf had. Zijn moeder (een Van den Brink) stamde uit een Larens erfgooiersgeslacht. Na de lagere school ging hij, mede op advies van de pastoor, naar de MULO. Vervolgens maakte hij een overstap naar de RK HBS in Hilversum en behaalde daar het eindexamen HBS-B. (voetnoot 1)

Na een staatsexamen gymnasium rondde hij zijn studie geschiedenis af in 1933 af met een promotie. Zijn meest inspirerende leermeesters waren de hoogleraren Brugmans, Posthumus en Steinmetz. Het liefst zou hij als schrijver verder zijn gegaan, maar zijn schoonmoeder vond dat een te wankele basis voor een gezinshoofd. Hij werd dus leraar geschiedenis en aardrijkskunde. 

Méér dan een leraar

Vanaf 1933 tot 1980 heeft hij lesgegeven, onder andere in Amersfoort aan een Montessorischool voor voortgezet onderwijs. Zijn belangstelling voor deze vorm van onderwijs was groot en hij verdiepte zich erin. Tijdens lessen van collegae nam hij achter in de klas plaats om deze specifieke onderwijsvorm beter te leren kennen.

In 1941 begon zijn loopbaan aan de Gooische HBS (nu Goois Lyceum) in Bussum.
Hij stond bekend als een boeiend verteller en hij had ook veel te vertellen. Vanuit de gebeurtenissen in het heden bracht hij zijn kennis over het verleden over aan zijn leerlingen en gaf daarin de verbanden aan. Hij was een man met groot gezag en als zodanig werd hij ook tegemoet getreden. Dat weerhield hem er niet van allerlei ‘buitenschoolse’ activiteiten te organiseren. Als Sinterklaas daalde hij ooit via een touwladder in de gymnastiekzaal naar beneden. Hij gaf bijles aan leerlingen van het blindeninstituut, organiseerde excursies en de werkweken in Garsthuizen waren een begrip.

In de regel gaf hij vier dagen per week les. Eén dag in de week gebruikte hij voor het bezoeken van bibliotheken en raadplegen van archieven, want hij ging grondig te werk. Het schrijven zelf gebeurde met de hand in een luie stoel, tot diep in de nacht. Het manuscript werd uiteindelijk met de typemachine op het bureau geproduceerd.
Het resultaat van zijn schrijven is een indrukwekkende hoeveelheid van 180 (!) publicaties Hij heeft hiervan nauwkeurig een lijst vastgelegd en bijgehouden, tot en met zijn allerlaatste boek over huize Godelinde dat twee maanden voor zijn dood uitkwam. ‘Laboravit dum potuit’ is op hem van toepassing, zo zei zijn dochter tijdens de begrafenis. Hij was actief zolang dat mogelijk was. In zijn boekje Jong leven in een oude dorpskern heeft hij als 70-jarige zijn jonge jaren van zijn leven in Bussum en het Gooi op een originele manier beschreven.

Aan zijn publicaties kun je goed zien hoe breed zijn belangstelling als historicus was. Hij publiceerde veel over het Gooi, zijn geboortestreek waar hij zo aan verknocht was: veelomvattende werken zoals De geschiedenis van het Gooi en Naerdincklant, maar ook het nodige kleine werk over kinderspelen in het Gooi, de Majella, Sint Jan en Eembrug. Daarnaast heeft hij een groot oeuvre geschreven over de meest uiteenlopende onderwerpen: de 80-jarige oorlog, de geschiedenis van de belastingen, volksontwikkeling, de socialistische dagbladpers, vier eeuwen studentenleven, anarchisme en de Gouden Eeuw. 

Natuurvorser, sociaal en betrokken

Naast de geschiedenis van het Gooi had ook de natuur zijn belangstelling. Gewapend met laarzen, flora en lakmoesstrips onderzocht hij de ecosystemen van het Hilversumse Wasmeer, ‘t Bluk, de Gooise hei en de IJsselmeerkust. De resultaten daarvan werden gepubliceerd in De levende natuur.

Door zijn rooms-katholieke afkomst gaf zijn overstap naar de socialistische wereld wel enige beroering. Hij noemde zich geen socialist, maar ‘sociaal bewogen’. Dat uitte zich in actieve deelname in emancipatoir gerichte organisaties, zoals het Instituut voor Arbeiders Ontwikkeling (IvAO), het latere Nivon (Nederlands instituut voor volksontwikkeling en natuurvriendenwerk). Twintig jaar heeft hij als landelijk voorzitter deze organisaties geleid. Daarnaast was hij actief voor het arbeidersreisbureau De Vrije Wereld, veelal als reisleider. Avond na avond was hij op weg om lezingen te houden, vergaderingen te leiden, avondscholen te openen.

Zijn betrokkenheid bij de samenleving leidde tot principiële stellingnames. Zo ging hij niet naar Spanje met vakantie, vanwege het totalitaire regime van Franco. Hij las geen Telegraaf. Hij koos voor een huurhuis, omdat het bezit van een eigen huis te kapitalistisch werd bevonden en de aanschaf van een auto werd zo lang mogelijk uitgesteld. Zijn veelzijdigheid en betrokkenheid ervoeren zijn dochters ook. Toen zijn oudste dochter Marijke als elfjarige toelatingsexamen moest doen in Hilversum en anderhalf uur pauze had, fietste haar vader tussen de middag naar Hilversum en ging met haar lunchen in De Karsenboom. Ook leerde hij zichzelf blokfluit spelen om zijn jongste dochter Ineke daarbij te helpen. 

Waardering

Tijdens zijn leven heeft hij veel waardering ondervonden voor het vele werk dat hij heeft verricht op diverse terreinen. Hij had gezag en men had ontzag voor hem. Aan zijn kennis en kunde werd niet getwijfeld. Ik (AB) heb hem meegemaakt als voorzitter van het project Regionale educatieve planning in Gooi en Vechtstreek in de jaren ‘80. Rustig, gezaghebbend, bescheiden en beminnelijk, zo heb ik hem leren kennen. Dr. De Vrankrijker werd onder andere door de gemeenten Naarden (1950) en Hilversum (1960) geëerd. In 1973 werd hij benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. In 1988 kreeg hij van de gemeente Bussum de Kleine Johannes. Op 25 oktober 1995 overleed hij, bijna 88 jaar.

Met dank aan Marijke en Ineke de Vrankrijker 

Noot
1 A.C.J. de Vrankrijker, Jong leven in een oude dorpskern, (Zeist, 1977)