Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 23, nummer 1 (mei of juni 2007) pag. 18-27


Een bekeken zaak.

Hoe de gemeente Bussum het televisiebedrijf zag komen en gaan

 Hans Jonker

Klik hier voor de pdf van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

 

Inleiding

Begin jaren vijftig. De gemeente Bussum komt ter ore dat er plannen zijn om aan de Franse Kampweg twee “benzinelaadstations” te vestigen. De gemeente heeft bij gebrek aan een uitbreidingsplan voor dit gebied geen wettelijke bevoegdheid om de vestiging te voorkomen. In allerijl wordt aan de gemeenteraad gevraagd om in te stemmen met een besluit tot voorbereiding van zo’n uitbreidingsplan, pas dan kunnen vergunningsaanvragen worden aangehouden. De gemeenteraad gaat op 7 augustus 1952 met het voorstel van B & W akkoord.

      
 
Het Gooi en Ommeland 24 April 1954

Een “Uitbreidingsplan voor het Zuidwestelijk deel van de Gemeente Bussum” wordt voorbereid. In het ontwerp duikt een opmerkelijke bestemming op voor een terrein bij de begraafplaats. Het terrein is bestemd voor “bijzondere bebouwing”. Als voorschrift voor deze geheimzinnige bestemming wordt voorgesteld: “De grond (…) is bestemd voor een bijzonder gebouw, met dien verstande, dat 2/5 gedeelte van de totale grond-oppervlakte door gebouwen wordt ingenomen. De wanden van de gebouwen mogen niet hoger worden opgetrokken dan 6,-m boven het maaiveld behalve voor het hoofdgebouw, waarvan de hoogte nader door burgemeester en wethouders kan worden vastgesteld.” Kennelijk wil het gemeentebestuur speelruimte om eventueel een hoog gebouw op deze locatie bij de Franse Kampheide toe te staan.

Bij de voorbereiding van de begrotingsbesprekingen 1953 komt het onderwerp televisie aan de orde. Het Vrije Volk schrijft op 29 april 1953: “ Bussum zal graag de televisie blijven huisvesten. Bij het afdelingsonderzoek van de begroting hebben vele raadsleden zich in deze zin uitgesproken. Er wordt daarom op aangedrongen, dat B&W zullen bevorderen, dat de Televisiestichting ook inderdaad in Bussum gevestigd blijft. Opgemerkt wordt daarbij, dat het bekend is, dat de Stichting zelf ook graag in Bussum blijft. De betreffende raadsleden zouden het toejuichen, indien het gemeentebestuur door het aanwijzen van een geschikt terrein een tegemoetkomend standpunt in zou nemen. Dit kan voor de plaatselijke middenstand en het vreemdelingenverkeer van grote betekenis zijn, zoals in het nabije Hilversum duidelijk is aangetoond. B&W blijken dit standpunt te delen, maar niettemin de nodige reserve te betrachten. Zij wijzen er op, dat zij bij de restauratie van gebouw Irene tot de uiterste grens der welwillendheid zijn gegaan met het verlenen van de vereiste vergunningen. Hieruit blijkt, aldus het college, dat B&W het belang van de televisie onderschrijven. Over de eventuele aanwijzing van een terrein laat men zich echter niet uit “.

      
het Vrije Volk 22 Mei 1954
 

De totstandkoming van het uitbreidingsplan duurt langer dan voorzien, en op 5 augustus 1953 wordt het voorbereidingsbesluit door de gemeenteraad verlengd. Dan verschijnt op 24 april 1954 in het dagblad Het Gooi en Ommeland een bericht: “Bouw van televisiestudio in Hilversum thans vrijwel zeker”.
Twee leden van de gemeenteraad stellen vragen aan het Bussumse college van burgemeester en wethouders. De raadsleden steekt met name de uitspraak van de kant van de Nederlandse Televisie Stichting dat de vestiging van de televisiestudio in Hilversum steeds de bedoeling is geweest.

Het gemeentebestuur geeft uitvoerig antwoord op de gestelde vragen. Kern van de kwestie is naar haar mening “of en zo ja in hoeverre redelijkerwijs mag worden verwacht dat de gemeente Bussum in aanmerking zal komen voor het definitief huisvesten van de televisiestudio’s”.

De bestuurders denken dat Bussum nog enige kans maakt. Het feit dat het de bedoeling van de NTS is om de studio in Hilversum te vestigen heeft immers, aldus de burgemeester en wethouders, “niet in de weg gestaan aan het doen voeren van besprekingen met de voorzitter van ons college“. De gemeente Bussum gaat er van uit dat de besprekingen doorgaan.

Nu de onderzoeker anno 2007 de archieven van de Nederlandse Televisie Stichting en van de gemeenten Hilversum en Bussum naast elkaar kan leggen is duidelijk dat de kaarten in mei 1954 al lang waren geschud. Bussum is nooit meer dan een tijdelijke locatie voor de duur van de experimentele begintijd van het televisiebedrijf geweest. Door een toevallige omstandigheid streek het nieuwe medium neer in het dorp vlakbij de radiostad. En vertrok weer met achterlating van diepe sporen. Het bestemmen van de grond bij de begraafplaats voor een permanent televisiegebouw lijkt een achterhoedegevecht zonder tegenstanders.

In dit artikel wordt geschetst hoe ver de gemeente Bussum in de beginjaren van de televisie is gegaan bij haar inspanningen om de televisie voor Bussum te behouden. Met de nu beschikbare kennis wordt getoond dat tegelijkertijd met deze inspanningen elders een ontwikkeling plaatsvond waar de gemeente Bussum buiten bleef en kennelijk - gezien de taxatiefout in 1954 - ook geen weet van had.

Het gaan tot “de uiterste grens der welwillendheid” heeft het dorp niet uit haar kansloze positie in de race om de permanente televisiegebouwen kunnen halen. De race was in 1951 al gelopen.

 

Hoe ver een gemeente kan gaan ….

In mei 1954 vatten burgemeester en wethouders van Bussum het beleid samen dat zij in de voorafgaande jaren voerden ten aanzien van de televisie: “Onzerzijds is er naar gestreefd voor de gemeente Bussum te behouden hetgeen hier gevestigd is, en wel door maatregelen welke:
1e het tot stand brengen van noodoplossingen in het belang van de Nederlandse televisiestichting zoveel mogelijk vergemakkelijken
2e het stichten van een definitieve studio, met alles wat daarbij behoort, in de gemeente Bussum niet alleen mogelijk, doch ook aantrekkelijk maken.”.
De twee beleidsrichtingen geven met hun tegenstelling tussen “ noodoplossing” en “definitief” goed weer hoe de situatie van de televisie aan het begin van de jaren vijftig is.

Het is nu niet meer goed voorstelbaar dat in die tijd grote onzekerheid bestond over de kans van slagen van het nieuwe medium televisie. Ook is nu niet meer in te denken hoe ongekend populair de radio in die jaren was. De overtuiging bestond dat nog een grote toekomst voor de radio was weggelegd en deze nog lang een belangrijke rol in het maatschappelijk leven zou gaan spelen. Grote investeringen worden dan ook gepland om op deze toekomst te zijn voorbereid.

Zo wordt gedurende de veertiger en vijftiger jaren gedacht aan het -naar het voorbeeld van de enorme Amerikaanse radiogebouwen-inrichten van een “Radio City” in Hilversum. Grote zalen zouden daar de stroom van toeschouwers bij de radio-uitzendingen kunnen herbergen. De tot dan toe strikt gescheiden werkende omroepen zien de noodzaak van samenwerking en verenigen zich in de Nederlandse Radio Unie. De faciliteiten (de studio’s, de grammofoonplatencollecties, de radio-orkesten en –koren) kunnen beter bij een centrale beheerder worden ingehuurd dan in eigendom gehouden. Het is in deze ontwikkeling binnen de omroepen dat de televisie instapt.

Met grote terughoudendheid wordt in het naoorlogse Nederland bezien wat zich inmiddels over de grenzen rondom de televisie afspeelt. De landelijke politiek neemt een afwachtende houding aan. De enorme investering in de opnamefaciliteiten en in de zenders zou in geen verhouding staan tot het geringe aantal huishoudens dat zich een peperduur ontvangtoestel kan veroorloven. In de jaren van wederopbouw ligt de prioriteit alles behalve bij het stimuleren van een luxe product.

Uiteindelijk kiest de Nederlandse regering voor een voorzichtig begin. Op 8 december 1949 besluit het kabinet Drees tot het geven van toestemming voor een experiment van ten hoogste twee jaren. De technische kant zal worden verzorgd door de PTT in samenwerking met Philips en de uitzendingen door de radio-omroepen.

De PTT zoekt een centrale locatie voor een televisiezendmast, Philips een plek in de buurt van deze mast om haar experimentele studio vanuit Eindhoven naar toe te verplaatsen, en de omroepen richten naast de NRU tevens een Nederlandse Televisie Stichting op.

De gemeente Bussum raakt in het begin van het jaar 1951 betrokken bij de uitvoering van het televisie-experiment, als Philips toestemming vraagt om het deels leegstaande Irenegebouw te verbouwen tot opnamestudio. Op 26 januari werd deze vergunning verleend.

Als de toren van de kerk al bij de eerste pogingen tot het zenden van beelden te kort blijkt te zijn om de mast in IJsselstein te bereiken wordt vergunning voor de verhoging ervan gegeven (26 april 1951). “ Bijster enthousiast konden wij over die wijziging van het uiterlijk aanzien van het gebouw niet zijn, doch wij meenden, gelet op de wel zeer bijzondere bestemming, onze bezwaren ondergeschikt te moeten maken aan de belangen, welke de op handen zijne televisie-uitzendingen zouden worden gediend.”, schrijven B&W een paar jaar later aan de gemeenteraad.

Op 29 september 1951 keurt de Tweede Kamer de Televisiebeschikking 1951 goed en kan het experiment voor twee jaren van start gaan.

 

Noodoplossingen

Intussen wordt in Hilversum in opdracht van de Nederlandse Radio Unie gewerkt aan het ontwerp van het project “Radio-City”. Al op de eerste voorlopige indelingen van het daarvoor beoogde terrein aan de Insulindelaan wordt ook een televisiegebouw ingetekend. Het is dan december 1951.

      
 
Het televisiegebouw in de eerste plannen voor een Hilversumse
Radio City (december 1951 ).

Aan dit ontwerp ligt een NRU-rapport ten grondslag waarin de zgn. gemeenschappelijke behoeften van de radio-omroepen worden uitgewerkt. Een van deze behoeften betreft de televisie, waarvan o.m. wordt gezegd “Of de Televisie in Nederland zich zo zal ontwikkelen, dat een aantal grote studioruimten nodig zal blijken, of dat met betrekkelijk kleine speelstudio’s kan worden volstaan, is een vraag die nog op enkele antwoorden uit de practijk wacht”. De opsteller van het rapport, AVRO-directeur Willem Vogt, bepleit daarom het openhouden van mogelijkheden voor eventuele uitbreidingen. Hij schrijft op 2 januari 1952 met vooruitziende blik: “het terrein dat ondergetekende voor Radio- City op het oog heeft biedt de grootst denkbare mogelijkheden”.

De praktijk van het televisiemaken wordt intussen in de Irene-studio in Bussum geoefend met uitzendingen op twee avonden per week. Het gebouw is al binnen een jaar te klein. De gemeente wordt toestemming gevraagd om een aanbouw aan te brengen op een van de hoeken van het kerkje.

De vergunning wordt op 18 juli 1952 verleend, op voorwaarde dat het bouwsel uiterlijk na vijf jaren moet worden afgebroken.“Het zal u niet bevreemden, dat wij er toch wel ernstig bedenking tegen hadden om déze uitbreiding in het centrum der gemeente toe te staan. Wij realiseerden ons zeer wel, dat het aanbouwen van deze studioruimte de omgeving niet zou verfraaien, en het verkeer daar ter plaatse min of meer zou belemmeren. Doch ook toen hebben wij – het grote belang van de televisie erkennende en overwegende, dat het slechts een overgangsperiode gold-gemeend onze o.i. gegronde bezwaren niet te moeten handhaven”, zo verantwoordt het college van burgemeester en wethouders zich in 1954.

In een advies van de zogenoemde Televisieraad (van 15 december 1952) wordt in feite al voor een definitieve vestiging in Hilversum gepleit, en voor uitdrukkelijk een tijdelijk verblijf in Bussum. Maar de minister neemt dit advies niet over.

Door burgemeester en wethouders van Bussum wordt dit in Bussums voordeel uitgelegd:“Wij stellen hier vast, dat de minister dus niet ingaat op de hiervoren gememoreerde suggestie van de televisieraad in zake het bouwen van die studio in Hilversum”. Opmerkelijk is de andere interpretatie waarmee Hilversum hetzelfde standpunt leest. In het archief van de Gemeente Hilversum bevindt zich een interne notitie van de gemeentesecretaris aan burgemeester en wethouders over de Nota. Volgens de secretaris “kan wel de conclusie worden getrokken dat na een niet te lange Bussumse overgangsperiode de definitieve huisvesting van de televisie zal plaats vinden in de gemeente Hilversum, als onderdeel van het Radio-City-Plan”.

Intussen gaat het experiment in Bussum verder en zoekt de Nederlandse Televisie Stichting naar extra bedrijfsruimte. Terugkijkend naar die eerste jaren ontstaat het beeld van een tornado die zich vanuit de Irenestudio ontwikkelt. In een snel groeiend tempo worden binnen een eigenlijk heel beperkte tijd in Bussum gebouw na gebouw door het t.v.-produktiebedrijf in gebruik genomen. Kennelijk speelden de aantrekkelijkheid van het nieuwe medium hand in hand met de coulance van het gemeentebestuur om deze wervelwind van “noodoplossingen” tot stand te kunnen brengen.

Het katholieke verenigingsgebouw in de St.Vitusstraat heeft een feestzaal die zeer geschikt is als studioruimte. Het balkon kan dan als regiekamer worden ingericht. De gemeente Bussum werkt mee aan de ingebruikname van Studio Vitus en vordert zelfs vervangende woonruimte voor de nog inwonende beheerder van het gebouw en zijn (grote) gezin.

In de nieuwbouwwijk Bussum Zuid wordt een ambachtsschool gebouwd zodat het oude gebouw aan de Landstraat kan worden afgebroken. De toename van het verkeer noodzaakt eigenlijk tot verbreding van de doorgaande straat en het schoolgebouw is een forse sta-in-de-weg.

Maar haar ligging direct achter de Irenestudio brengt de NTS op de gedachte om opnieuw een beroep op de gemeente te doen. In mei 1953 wordt een verdieping van het gedeeltelijk al leegstaande gebouw aan het televisiebedrijf verhuurd.

De grote aarzelingen in Den Haag over een meer structureel omroepbeleid leiden er toe dat de termijn van de experimentele periode afloopt zonder dat duidelijkheid bestaat over de uitkomsten van de proef en over de conclusies voor de toekomst. Het experiment wordt met een kwartaal verlengd.

Als uiteindelijk in november 1953 de Tweede Televisie Nota verschijnt blijkt de onverminderde terughoudendheid bij de regering. De “noodoplossing” van de huisvesting in Bussum biedt gelukkig mogelijkheden tot uitstel van een echt besluit voor langere termijn. “ Voor de experimentele periode heeft men kunnen volstaan –ook al gaf dit vaak hoofdbrekens- met de Irene-studio te Bussum voor de studio-uitzendingen, en één reportagewagen voor de buitenuitzendingen. De verruiming van de zendtijd vergt in de eerste plaats een uitbreiding van de studioruimte en in de tweede plaats meer mogelijkheden voor buitenopnamen. Een gelukkige, zij het voorlopige, oplossing voor het studiovraagstuk is aangegeven…”(…)” Door een in de nabijheid van de Irene-studio gelegen gebouw te huren, wordt voldoende ruimte verkregen voor de vijf komende jaren. Op den duur zal echter niet te ontkomen zijn aan de bouw van een nieuwe, aan de eisen des tijds beantwoordende studio. Het heeft echter zijn voordeel, dat de bouw en inrichting daarvan nog enige tijd kunnen worden uitgesteld, zodat eerst enige ervaring kan worden opgedaan met dagelijkse uitzendingen”

De directeur gemeentewerken attendeert het Bussumse college van B&W op de nota. Uit zijn brief van 5 december 1953 blijkt hij de ernst van het -kennelijk in Hilversum voorgekookte-advies van de Televisieraad (de basis voor de regeringsnota) te onderkennen: “De Televisie-raad zegt over een dergelijke nieuwe studio, dat deze in Hilversum zal moeten staan. Het totale vloeroppervlak raamt de Televisie-raad op 1500 vierkante meter, een oppervlakte die overeenkomt met een door de NRU ontworpen studio in het Radio-City plan voor Hilversum”.

Als kort daarop de NTS de villa van dokter Hoelen aan de Brinklaan nr. 124 huurt om haar administratie in onder te brengen (december 1953) strijkt de gemeente Bussum voor de zesde keer de hand over het hart. Ingestemd wordt met een verandering van de bestemming van het woon- en praktijkhuis.

Niet alleen de voormalige Ambachtsschool blijkt toch niet zo in de weg te staan als gedacht, ook het buurpand Landstraat 1 wordt voor de rest van het jaar aan de Nederlandse Televisie Stichting verhuurd. Althans zo was de bedoeling op 26 februari 1954. “Dat besluit werd genomen ondanks het feit, dat daardoor de in het belang van het verkeer noodzakelijke amovering van dat perceel nog enige tijd moet worden uitgesteld”, verklaren burgemeester en wethouders in mei van dat jaar.

Het dorp zou een heel ander karakter hebben gekregen als de plannen voor een Bussumse televisietoren op een van de bestaande gebouwen was gerealiseerd (zie het artikel elders in dit nummer). Uiteindelijk kwam gedurende vijf jaar een demontabele torenconstructie aan de Nieuwstraat te staan. Opnieuw woog het televisiebelang zwaar bij het gemeentebestuur: “ Een toren, op te trekken uit een ijzeren constructiewerk met gemakkelijk los te koppelen verbindingen, met er boven op een cabine, is uitvoerbaar, hoewel uit aesthetische overwegingen niet aanbevelenswaardig. Wij hebben echter gemeend ons tegen het kiezen van die oplossing niet te moeten verzetten.”

 

De oplossing van een andere ruimtenood

Het personeelsbestand van de Nederlandse Televisie Stichting en van de afdelingen van de omroepen die zich met de t.v.-produktie bezighouden breidt zich gestaag uit. Veel van deze medewerkers moeten lange afstanden reizen voor hun werk bij gebrek aan woonruimte in de Gooise gemeenten.

De politiek richt zich in de vijftiger jaren voor alles op de bestrijding van “staatsvijand nummer 1”, de woningnood. De bouwcapaciteit is ondanks alle inspanningen onvoldoende om aan de vraag te voldoen, zodat met een strikt systeem van toewijzingen prioriteiten moeten worden gesteld. Alle Nederlandse gemeenten strijden ervoor om in aanmerking te komen voor een deel van de landelijk vastgestelde contingenten nieuwbouwwoningen. Omdat deze uiteindelijk door de provincie aan de gemeenten worden toegewezen is “Haarlem” voor de Gooise wethouders volkshuisvesting een belangrijke gesprekpartner.

De zeer actieve Bussumse wethouder volkshuisvesting Bouma heeft dan ook intensief schriftelijk (en waarschijnlijk ook mondeling) contact met het provinciehuis. In het Zuidelijk deel van de gemeente zijn nog vele bouwlocaties, alleen komt de toestemming maar mondjesmaat af. De door de provincie toegewezen contingenten bedragen vaak maar enkele tientallen woningen.

Op 21 januari 1954 (kort na het uitkomen van de Televisienota) schrijft de Hilversumse burgemeester Boot aan de Nederlandse Televisie Stichting:
“het deed Burgemeester en Wethouders genoegen van U te vernemen, dat bij de Televisiestichting steeds het voornemen is geweest om Hilversum als plaats van vestiging voor de televisie aan te wijzen, doch dat de door de Burgemeester van Bussum met betrekking tot de woningbouw in het uitzicht gestelde faciliteiten aanleiding waren voor de Televisie- stichting zich er van te overtuigen, dat Hilversum er voor kan zorgdragen, dat de benodigde woningen in Hilversum zouden kunnen worden gebouwd en op tijd gereed zouden zijn.” Kennelijk hebben beide gemeenten de NTS de beschikbaarstelling van woonruimte voor de medewerkers in het vooruitzicht gesteld.

Op 25 april 1954 verschijnt dan het eerdergenoemde artikel in Het Gooi en Omstreken. Het grote nieuws: “Gisterenmiddag is namelijk bekend geworden, dat het provinciaal bestuur de gemeente een extra contingent uit het bouwvolume van driehonderd woningen heeft toegekend en dat niet minder dan 150 van deze woningen bestemd kunnen worden voor de medewerkers van de T.V.”. Dit is een in die tijd ongekend aantal voor een gemeente als Hilversum. De aandacht in zowel de regionale als de landelijke pers is groot.

Een in dit licht opmerkelijk passage in de beantwoording van de kort daarop gestelde vragen vanuit de Bussumse gemeenteraad: “Het is ons onbekend, welke pogingen door besturen van andere gemeenten in het werk zijn gesteld om de definitieve televisie-studio binnen het territoir hunner gemeente geplaatst te krijgen. Evenmin weten wij, welke maatregelen door besturen van andere gemeenten zijn genomen ter verkrijging van bouwvolume ten behoeve van toekomstig personeel van de Nederlandse televisiestichting”. Zou dit een eerlijke erkenning van de eigen naïviteit zijn, of een onderdeel van een nog voortgaand strategisch spel?

Als de NTS later dat jaar in een brief opnieuw een beroep doet op de gemeente Bussum om toestemming te geven voor de huur van bedrijfsruimten blijkt een omslag in de welwillendheid bij de bestuurders. De NTS doet haar beklag over problemen met de huisvesting van medewerkers: “ Tenslotte brengen hierbij te uwer kennis (…) dat in opdracht van Uw heer Bouma aanvragen voor een vestigingsvergunning van de zijde van de Nederlandse Televisie Stichting niet meer in behandeling zullen worden genomen. Gaarne zullen wij van U vernemen, of dit juist is en welke redenen tot deze beslissing aanleiding hebben gegeven” In de vergadernotitie van de B&W vergadering van 29 oktober staat “moeten zich tot ged.staten wenden, die immers bouwvolume voor 150 tel. woningen aan Hilversum gaven burgemeester eventueel bereid met hr Roëll (voorzitter NTS, HJ) naar Haarlem te gaan” Het archief van de gemeente Bussum bevat geen stukken die wijzen op een poging om alsnog een contingent nieuwbouwwoningen ten behoeve van het NTS-personeel te verwerven.

 

Ondanks alles

Terwijl in Hilversum de plannen voor een Radio City, inclusief een televisiegebouw, steeds concreter vorm aannemen blijft de Nederlandse Televisie Stichting de oplossingen voor haar voortdurende ruimteprobleem in de buurt van de studio’s in Bussum zoeken.

Met ongeduld wordt op 13 oktober 1954 gevraagd wanneer de ontruiming van de Ambachtsschool nu plaatsvindt. Voor het onderbrengen van de reportagewagen valt het oog op een volgend gebouw: “Bij geruchte hebben wij vernomen dat de Brandweerkazerne in deze gemeente zal worden ontruimd. Ondershands heeft onze Technische Dienst zich hierover reeds in verbinding gesteld met de Directeur van Gemeentewerken. Beleefd verzoeken wij U ons te willen berichten of de Nederlandse Televisie Stichting de beschikking zou kunnen krijgen over de Brandweerkazerne en zo ja onder welke voorwaarden.” De grens der welwillendheid lijkt bereikt. De directeur van gemeentewerken steekt in het advies aan B&W zijn mening niet onder stoelen en banken. De loods op Sportpark Zuid is volledig in gebruik, maar als het moet… : ”Indien uw college het nodig acht de televisiestichting tegemoet te komen, dan zou zij bijv. uiterlijk één jaar de beschikking kunnen krijgen over de gevraagde ruimte”. Het college wijst het verzoek af en de NTS huurt later voor de reportagewagens de garages van de firma Van Oeveren.

 

In Hilversum kan meer en meer

Het gemeentebestuur van Hilversum, met name in de persoon van burgemeester Boot, gaat in vergelijking tot het Bussumse gemeentebestuur vele keren verder om de vestiging van de televisie binnen het Radio City Plan te bevorderen.

In het boekwerk “ Kathedralen en luchtkastelen van de omroep in Hilversum” wordt in detail geschetst hoe bestemmingsplannen, natuurbeschermende maatregelen en een monumentenstatus worden aangepast om de Nederlandse Televisie Stichting alle ruimte te bieden om haar plannen te verwezenlijken. Een compleet natuurgebied wordt opgeofferd.

 

Het permanente televisiegebouw in Bussum

      
 
Bussumse plannen voor een “bijzondere bebouwing”
(4 juli 1954)

Opening van zaken over de locatie van het nieuw te bouwen permanente televisiegebouw geven burgemeester en wethouders de Bussumse gemeenteraad op 21 mei 1954: “Onze voorzitter (burgemeester Haspels, Hij heeft over een terrein voor het stichten van een studio en bijbehorende gebouwen bij herhaling besprekingen gevoerd met een representant van de Nederlandse televisiestichting. Wij stellen uitdrukkelijk, dat die besprekingen zowel van de zijde van de Nederlandse televisiestichting als van die der gemeente vrijblijvend werden gevoerd. Zij hebben geleid tot het, zoals reeds gezegd, vrijblijvende aanbod van een naar onze mening zeer geschikt terrein voor het stichten van alle nodige gebouwen.  Daarbij is er van uitgegaan, dat dit terrein ter oppervlakte van 81300 m2 tot ten hoogste  30% van die oppervlakte zal mogen worden bebouwd en voor het overige als natuurpark  zal worden gehandhaafd. Het terrein heeft voor het beoogde doel aantrekkelijkheid, omdat het gelegen is op behoorlijke afstand van de spoorbaan en van autowegen, zodat bij het stichten der gebouwen een belangrijke bedrag aan isolatiekosten kan worden bespaard. De gemeente heeft zich voorts bereid verklaard, zich eventueel te belasten met het aanbrengen tvan toegangswegen”.

       
Op het ontwerp uitbreidingsplan wordt een terrein
gereserveerd voor “BG” (bijzonder gebouw) (1954)
 

Het onbebouwde terrein aan de Plaggenweg/Nieuwe ’s Gravelandseweg dat de gemeente beschikbaar wil stellen is blijkens ambtelijke stukken groter dan de oppervlakte die B&W noemen. De naastliggende terreinen van het ziekenpaviljoen en de voormalige manege (in gebruik door gereedschappenfabriek Negema) kunnen zo nodig zonder ingewikkeldheden worden toegevoegd. In totaal is dan 12,57 hectare beschikbaar.

Een belangrijke faciliteit die de gemeente aan de Nederlandse Televisie Stichting heeft aangeboden is de goede bereikbaarheid van het terrein van twee kanten. In het eerste ontwerp van het Uitbreidingsplan voor het Zuid- Westelijke deel van de gemeente zijn twee regionale wegen ingetekend die het televisiegebouw gemakkelijk bereikbaar moeten maken vanaf de rijksweg. De Franse Kampweg wordt doorgetrokken tot Crailo en langs de westkant van de gemeente wordt een regionale weg over Bussums Bloei, de Hilversumse Meent en het Laegieskamp aangelegd die ten Noorden van Bussum aansluit op de rijksweg Op het kruispunt van de Bussummergrindweg en de Franse Kampweg wordt een “roundpoint” aangelegd (nu zeggen we rotonde).

      
   

Als op 11 oktober 1954 het Uitbreidingsplan in de gemeenteraad wordt behandeld komt ook de geplande westelijke weg ter sprake. Wethouder Bouma: “Burgemeester en wethouders zijn (…) van gevoelen, dat er langs de nog aan te leggen weg geen bebouwing moet worden geprojecteerd. Wel is – en daarop vestigt spreker toch even de aandacht, omdat hij later liever geen verwijten hoort richten tot het college, dat het in dit opzicht iets verzwegen zou hebben- er ten noorden van de nieuwe weg een terrein bestemd voor een eventueel te stichten bijzonder gebouw. Die mogelijkheid zou het college hier toch wel willen handhaven.”.

        
   

In de verdere uitwerking van het Uitbreidingsplan ontstaan grote complicaties door bezwaarschriften van allerlei belanghebbenden. Onder andere het Ministerie van Defensie (dat een “mobilisatiecomplex” wil vestigen bij het landgoed Cruysbergen) zorgt voor een enorme vertraging in de procedure bij de gemeente, de provincie en het rijk. Daarmee heeft ook het inzicht ten aanzien van de voor-en nadelen van de geplande regionale wegen kans om voort te schrijden. Uiteindelijk worden beide “wegen over de hei” uit het Uitbreidingsplan weggelaten.

Als de Provinciale Commissie voor de Gemeentelijke Plannen zich op 30 maart 1955 over een herziene versie van het uitbreidingsplan uitspreekt, stelt zij “De overige bestemmingen zijn voor het grootste deel aangepast aan de bestaande toestand of zijn afrondingen daarvan, met uitzondering van het voor een bijzonder gebouw bestemde terrein. De gemeente denkt hier aan een gebouw voor de televisie. De Commissie voor de Gemeentelijke Plannen heeft hiertegen geen overwegende bezwaren, doch betwijfelt of deze bestemming zal worden verwerkelijkt”. Met onze wijsheid achteraf is duidelijk dat de op 24 april volgende toewijzing aan Hilversum van de “televisie-woningen” op het Provinciehuis al bekend is.

Op 17 augustus 1955 wordt het eerste Uitbreidingsplan voor het Zuidwestelijk deel van Bussum door Provinciale Staten goedgekeurd (op het defensiecomplex na). Een plan inclusief de bestemming “bijzonder gebouw”.

Als het jaar 1956 begint kijkt burgemeester Haspels in zijn Nieuwjaarsrede terug op het voorafgaande jaar: “De Vitusstudio werd officieel in gebruik genomen en de Irene- studio werd nà de brand geheel hersteld en gemoderniseerd zodat de Nederlandse Televisie Stichting thans de beschikking heeft over twee uitstekend geoutilleerde studio’s. Het zal ieder duidelijk zijn dat bij het toestaan van de bouw van de televisietoren de eisen van de techniek en het grote belang van het scheppen van de mogelijkheid van verzorgen van goede Nederlandse uitzendingen zwaar hebben gewogen, zelfs nu daartoe een oplossing werd toegestaan welke, naast het spanningsvraagstuk dat bij de toren past, ook nog de spanning biedt met de leer van de grondslagen en de wetten van het schone.”

      
 
Met pijlen wordt door de gemeente de mogelijke
ontsluiting van het televisiegebouw op het
ontwerp wegenplan aangegeven

Op 14 oktober 1957 komt het televisiegebouw weer ter sprake op het gemeentehuis.. Het Uitbreidingsplan Zuid-West is aan herziening toe. De aanvankelijk ten behoeve van de vestiging van de televisie geplande wegen zijn bij deze herziening vervallen. Maar Haarlem ziet de westelijke weg graag in het belang van de regio toch weer opgenomen. De directeur gemeentewerken schrijft aan B&W “ Uw college moge zich herinneren, dat het eerste ontwerp van deze weg in nauw verband stond met de behoefte aan bouwterreinoppervlakte, welke de Televisiestichting in deze gemeente wel eens kon hebben doen gelden. De televisiegebouwen zouden dan gemakkelijk en langs grote wegen bereikbaar moeten kunnen zijn. De zandzee en het gehele voormalige fort II zouden voor de televisie dan ook zijn opgeofferd. Nu er van deze televisievestiging geen sprake meer is, heeft de oorspronkelijk daar gedachte weg zijn directe betekenis voor Bussum verloren….”.De wens van de provincie wordt dan ook niet vervuld, vooral omdat naar de mening van het Bussums gemeentebestuur met de weg over de hei “een onaanvaardbare barrière komt te liggen tussen de bevolking van Bussum en het recreatiegebied van deze bevolking. Het ligt derhalve alleszins in de rede te waken tegen het insnoeren van bebouwde kommen door verkeerswegen zuiver uit een oogpunt van verkeer”. Het laat zich voorstellen hoe Bussum was ingesnoerd als het televisiegebouw aan de Plaggenweg er wel was gekomen. Ons voorstellingsvermogen gaat het te boven om ons een mediapark van de huidige omvang aan de Zuid-Westkant van Bussum in te denken.

 

Conclusie

Als in 1959 met vreugde afscheid wordt genomen van de zendtoren aan de Nieuwstraat schrijft de krant: “Het gemeentebestuur van Bussum kon het bouwsel ook niet mooi vinden, maar het heeft waarschijnlijk vergunning verleend om de Nederlandse Televisie Stichting ter willen te zijn. Als gastheer doet men per slot veel om de gasten te plezieren.” Zo was het, en zo bleef het nog lang. De aanwezigheid van het televisiebedrijf binnen de gemeentegrenzen heeft nog enige decennia haar invloed op de Bussumse gemeenschap gehad. De periode waarin de televisie neerstreek in Concordia en het verenigingsleven verjoeg, waarna hiervoor een noodoplossing werd gevonden bij Sportpark Zuid (’t Spant), die vervolgens ook als studioruimte in gebruik werd genomen. Dat moest nog allemaal komen.

Bussum was door haar coulance een goede plek gebleken voor de zoekenderwijze ontwikkeling van het nieuwe medium. Het beperkte grondgebied maakte haar geen geschikte plaats voor zo’n expanderend miljoenenbedrijf met haar duizenden werknemers. Daarmee is het dorp de onherstelbare schade van het uit haar krachten groeien bespaard gebleven. Gelukkig.

En van die twee “benzinelaadstations” aan de Franse Kampweg is er maar één  gekomen.