Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 37, nummer 1 (april 2021), pag 3

De Godelindebuurt

De redactie

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel

Het moet in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw in Bussum en omgeving een gouden tijd zijn geweest voor architecten, aannemers en anderen die in de bouw hun brood verdienden. Een kleine 50 jaar eerder was het Gooi ontsloten door de aanleg van de spoorweg. Bussum had daar al van geprofiteerd door de komst van welgestelde stadslui naar het Spiegel. Maar vervolgens werd de verdere ontwikkeling van Bussum en meer nog die van Naarden geblokkeerd door de welbekende Kringenwet. De militaire functie van de vesting was al honderden jaren een sta-inde-weg voor Naarden. Maar vlak voor de aanleg van de spoorweg in 1874 werd dat probleem nog eens flink vergroot door de aanleg van het Offensief voor Naarden, waardoor ook een halve cirkel rond Bussum tot onbegaanbaar of in elk geval tot onbruikbaar terrein werd gedegradeerd. Dat gebied hoorde toen overigens nog bij Hilversum.

Naarden en Bussum zullen dus opgelucht adem hebben gehaald toen de Kringenwet in 1926 voor de Vesting Naarden buiten werking werd gesteld. Zoals u in het vorige nummer van het Bussums Historisch Tijdschrift al kon lezen, leidde dat in de jaren twintig en dertig tot een explosie van bouwactiviteiten in het gebied ten zuiden van de vesting. In Bussum werd in diezelfde periode het Brediuskwartier volgebouwd, zoals we in 2019 bij de viering van het eeuwfeest van het Bredius hebben gememoreerd.

Maar er werd in diezelfde tijd nog een wijk bijna letterlijk uit de grond gestampt, in het gebied tussen de Huizerweg en de wel geplande, maar nog niet gerealiseerde Ceintuurbaan. Het was echter een heel andere wijk dan de eerder genoemde, want het hart ervan werd gevormd door een paar honderd arbeiderswoningen. Dat was andere koek dan de villaparken die tot dan toe rond het oude boerendorp waren ontstaan. Hoe dat allemaal in zijn werk is gegaan leest u in deze aflevering van Bussums Historisch Tijdschrift.

Daarnaast schrijft Eric Bor over het oudste gebouw in het uiterste hoekje van dit gebied, de Gooische Boer, bijna net zo’n roemrucht etablissement als Jan Tabak, dat maar een goede kilometer verderop lag. Langs de spoorlijn van de Gooische Stoomtram lagen trouwens nog een paar pleisterplaatsen, waar we te zijner tijd misschien nog eens bij stil moeten staan.

Van heel andere orde is het laatste stukje industrieel erfgoed in de wijk, het restant van het Jumbofabriekje aan de Huizerweg, waar aan het begin van de vorige eeuw schoensmeer werd gemaakt. Hans Jonker legt uit waar u dat kunt vinden.

Niet precies in de wijk, maar wel er vlakbij, aan de overkant van de Huizerweg, staat de Indonschool, school voor INDividueel ONderwijs, en dus niet, zoals sommigen destijds dachten, voor kinderen uit voormalig Nederlands-Indië. De school bestaat dit jaar 70 jaar. Dat is wel een eerbetoon waard, niet alleen voor de school, maar misschien vooral voor twee mensen, die aan de wieg van de school hebben gestaan: de heer J. van Hummel en mejuffrouw E. Boon. Zij hebben het met grote inzet en nietaflatend enthousiasme opgenomen voor de kinderen die in het gewone lager onderwijs niet konden meekomen. Van Hummel schreef in 1990 onder het pseudoniem Gerben van Ginder een autobiografisch boekje Op weg naar het leven, dat we nergens kunnen vinden. Als een van u het in zijn of haar bezit heeft, zouden wij heel graag even contact met u willen hebben!