Skip to main content
Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 8, nummer 1 (april 1992) pag. 32-37

Oorlog en bevrijding

Ina de Beer

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel 
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting

 

De twee hierna volgende verhalen zijn opgetekend uit de monden van mijn broers Henk en Bep. Hierin wordt verteld hoe de een bij een razzia uit huis werd gehaald en hoe de ander zich op het arbeidsbureau moest melden. Hierbij ben ik niet zo zeer ingegaan op de arbeid die zij moesten verrichten, maar heb ik hen laten vertellen hoe zij na de bevrijding via veel omwegen en ongemakken uiteindelijk weer veilig terugkeerden naar het ouderlijk huis in Bussum

 

Razzia

Eenentwintig jaar was mijn broer Henk toen medio september 1944 er geruchten de ronde deden, dat een razzia zou worden gehouden. In die jaren woonde ons gezin aan de Mecklenburg- laan op de grens van Bussum en Naarden. Wij schrokken toen 's morgens de bel ging. Henk rende meteen naar de achtertuin om over de schutting te klimmen. Daarachter lag tussen de schutting en de schuur van de firma Mauritz een smalle gang van ongeveer 50 centimeter breedte. Ik liep hem achterna om hem een handsteun te geven, Inmiddels had moeder de voordeur geopend en kwamen twee Duitse soldaten huiszoeking doen. Moeder hoopte dat Henk inmiddels zijn schuilplaats had bereikt en schrok hevig toen de Duitsers vanuit de keuken zijn vluchtpoging zagen. Met hun bajonetten kwamen zij op ons af en sommeerden Henk omlaag te komen. In de huiskamer probeerde moeder uit te leggen dat Henk "hersenkrank" was. Maar er hielp geen "lieve moeder" aan en hij moest mee. "Ik had die dag vreselijke kiespijn", herinnert Henk.

Met andere uit huis gehaalde jongemannen liep hij naar het sportpark, waar zij uren in de rij moesten staan. Omdat het vermoeden dat zij daar waren moest ik van moeder proberen om hem nog een ontbijtkoek te geven. De eerste wachtpost liet mij door. Bij de tweede werd ik ook niet tegengehouden, maar toen ik probeerde tussen al die jongemannen mijn broer Henk te vinden werd ik staande gehouden. Met mijn geringe kennis van de Duitse taal kwam ik niet veel verder. Ik gaf de ontbijtkoek af in de (ijdele) hoop dat hij die wel zou krijgen. Na het lange wachten moesten de jongemannen - met de waarschuwing dat iedereen die een vluchtpoging zou wagen meteen zou worden doodgeschoten - zich opstellen in rijen van vier om diezelfde dag naar Amersfoort te lopen. Met zijn lotgenoten werd Henk ondergebracht in kamp Amersfoort, waar de nacht op een brits werd doorgebracht. Omdat de kiespijn steeds heviger werd, werd Henk de volgende dag door een tandarts, een gevangene, behandeld, waarbij de kies zonder verdoving getrokken werd. Omdat hij de slaap niet kon vatten hoorde hij een kraan druppelen en met een bekertje ving hij enkele druppels water op om zijn mond te spoelen. Na enkele uren klonk het bevel "aufstehen" om zich op te stellen om in de nacht naar station Amersfoort te lopen. Omdat een locomotief door sabotage was ontspoord, werd de nacht doorgebracht op het perron om tenslotte in goederenwagons naar Arnhem vervoerd te worden. Daar aangekomen moesten zij lopen naar het Diaconessenziekenhuis in de Lawik van Papstraat, waar zij werden overgedragen aan andere Duitsers.

In Schaarsbergen, waar de bewoners waren geëvacueerd wegens hevige gevechten, moesten de jongemannen loopgraven aanleggen en bunkers bouwen. Het eten was er redelijk goed. Als er niet genoeg was, werd dat door de tewerkgestelden "georganiseerd". Op een keer kwam een V-l op 150 meter a£stand van het ziekenhuis neer op een woonwijk. Henk herinnert: "twee huizen waren verdwenen, terwijl de gordijnen in de boom hingen. Wat vreemd dat ik dat nog zo helder voor mij zie."

 

Witte Donderdag.

In april 1945, het was op Witte Donderdag, zag Henk kans om met drie anderen fietsen te "organiseren" uit de leegstaande huizen. Maar een poging om op die manier naar Bussum te komen mislukte, want na enkele kilometers werden zij opgepakt en met een truck afgevoerd naar kamp Ede, waar hun straf bestond uit het vullen van zakken met graan. De Duitsers gingen op de vlucht toen de gevechten steeds meer naderbij kwamen, maar niet voordat zij eerst het kamp Ede in brand hadden gestoken. Toen zag Henk weer kans om te vluchten. Hij werd opgevangen op het politiebureau in Ede, waar hij goed werd behandeld.

Na de Duitse overgave slaagde hij er in om met enkele jongemannen uit het Gooi een lift te krijgen. Met Engelse en Canadese soldaten in een legertruck mochten zij meerijden richting Amsterdam. Bij Naarden vroeg Henk te mogen uitstappen. Met een pakje sigaretten en chocola die de bevrijders hem toestopten, liep hij, gekleed in een overall en een paar versleten schoenen, over de Lambertus Hortensiuslaan naar het ouderlijk huis. Toen wij hem zagen aankomen, renden wij naar buiten: "Ha wat fijn dat jij er weer bent, Henk!". In de huiskamer liet moeder haar tranen de vrije loop toen zij Henk na acht maanden weer in haar armen sloot. "Nu Bep nog, he jongen" zei moeder.
Toen ik Henk later over de ontbijtkoek vertelde, zei hij: "ontbijtkoek..? Ik heb geen ontbijtkoek gezien. Trouwens, ik verging van de kiespijn." Nu was het wachten nog op een veilige thuiskomst van mijn broer Bep, die in april 1943 in Duitsland was tewerkgesteld.

      
Foto uit 1946; links Henk, rechts Bep
 

 

Tewerkstelling.

Het arbeidsbureau aan de Prins Hendriklaan 3 was op 22 april 1943 het adres waar mijn, toen 23-jarige, broer Bep zich moest melden om daarna met andere jongemannen in de op het perron van het station gereedstaande trein te stappen om in Duitsland tewerkgesteld te worden. In de trein bevonden zich op dat moment al veel mannen. Via Keulen stopte de trein uiteindelijk in Stuttgart, waar Bep anderhalf jaar op de metaalverharderij van de firma E. Bosch moest werken. Ook op andere plaatsen werd hij ingezet. Het eten was matig. Via briefwisseling had hij kontakt met het ouderlijk huis. Zijn werkkleding bestond uit een grijze werkbroek en een grijs jasje. In plaats van sokken vouwde hij een vierkante poetslap om zijn voeten om daarna in zijn zijn klompschoenen te stappen: "de Boschsokken".

 

Jarig in cel nummer 10

Onverwachts werd hij op een dag meegenomen door de politie, die hem van zijn werk oppikte. Met de tram werd hij naar de staatsgevangenis in Stuttgart gebracht waar hij zeven dagen in een cel werd opgesloten. Was er sabotage gepleegd ...? Overdag moest hij meewerken aan de Stollenbau: het uithouwen van schuilgangen in een rotsachtig gedeelte van de bergen; speciaal bedoeld voor de rijken. Op 12 november vierde hij zijn 25ste verjaardag in zijn cel. Een lotgenoot uit Middelburg was dit niet vergeten en deed zijn felicitatie met een tekening. Dat hierop zijn leeftijd niet juist stond vond Bep niet erg.

Toen hem op een keer werd opgedragen om in weer een andere fabriek te werken, ging dit niet door vanwege het luchtalarm. Achteraf gezien, zou dit het moment van zijn bevrijding inluiden. Want op 17 mei 1945 vertrokken Bep en zijn lotgenoten met de geallieerden in legertrucks naar Straatsburg, waar de nacht werd doorgebracht. De daarop volgende morgen gingen zij naar Mulhouse.Na eerst te zijn ontluist met DDT en nadat zij wat te eten hadden gekregen, vertrokken zij in goederenwagons richting Parijs. Bep kon toen nog niet vermoeden dat het bijna een maand zou duren voordat hij eindelijk thuis zou zijn. Op de perrons van diverse stations werd door het Rode Kruis eten en drinken uitgereikt. Drie dagen later werden zij, na een vijftien uur durende reis, ondergebracht in een tentenkamp nabij Parijs: kasteel Ris-Orangies, waar Bep veertien dagen verbleef. Op dinsdag 5 juni vertrok de groep in goederenwagons om via Parijs naar Brussel te gaan. Ook daar werden zij niet vergeten door het Rode Kruis, die op op diverse perrons klaar stond om broodjes uit te reiken.

Eindelijk, op 6 juni 's avonds stond Bep weer op Nederlandse bodem: in Roosendaal. In Tilburg werden zij eerst in een school ondergebracht, waarna Bep nog één week mocht doorbrengen bij een gastgezin in Waalwijk, de familie Chris Litzroth. Bep vertelt prettige herinneringen aan deze familie te bewaren; enkale jaren na de oorlog ontving hij een uitnodiging voar een huwelijksfeest. Bep vertelt: "Na de trein, legertrucks, goederenwagons en vrachtwagens gingen wij naar Den Bosch om van daaruit met een trekschuit naar Utrecht te varen. Daar stapte ik met anderen op de trein die ons naar Hilversum bracht,"
In een ordner heeft Bep al zijn originele papieren op volgorde opgeborgen; hij was dus in staat om datum, dag en soms zelfs het uur te vermelden.

 

Vergeefs wachten.

Na de bevrijding stonden veel mensen bij het station Naarden- Bussum te wachten op een of meerdere familieleden die uit Duitsland konden komen. Ook wij hebben vele malen vergeefs staan wachten. Toen het op een avond weer niet lukte, gingen wij moedeloos naar huis. Maar toen mijn jongste zus 's avonds laat nog even uit het slaapkamerraam keek, zag zij op de Stargardlaan iemand lopen."Kijk!, Kijk daar, daar komt Bep tóch aan!" Iedereen in huis was in rep en roer. Bep vertelt: "Toen ik met nog twee Bussumers in Hilversum stond, hebben wij een taxi genomen die ons naar het station Naarden-Bussum heeft gebracht. Door de Stargardlaan liep ik daarna naar huis." Na een traan en een lach kwamen de verhalen los en Bep was verrast toen hij zag dat de huiskamer versierd was met veel slingers. Vader en moeder waren in de bruidsdagen van hun 30-jarig huwelijk. Het werd op die manier een driedubbel feest.