Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 36, nummer 3 (december 2020), pag 19-23

De blekerijen van Bussum

      
 
J.J. Hoorn, Blekerijen bij Bussum

Chris Leenders

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting 

Op oude ansichten en foto’s van het gebied tussen Bussum en Naarden zijn tal van schoorstenen te zien. Een groot deel daarvan behoorde bij de wasserijen en blekerijen die zich in de loop van de 19de eeuw hadden gevestigd aan de boorden van de Bussumervaart en de zanderijsloten ter plaatse. 

Met de trekschuit

Al vanouds hadden de beter gesitueerde burgers niet veel animo om zelf de vuile was te doen. De was werd daarom vaak uitbesteed aan (boeren)vrouwen in de omgeving. De boeren hadden het in die tijd vaak niet breed en de extra inkomsten uit de wasserij kwamen hun heel goed uit. Ook in Bussum kwam deze bedrijfstak tot bloei. Aanvankelijk kwamen de klanten vooral uit Naarden en – enige tijd later – tevens uit Amsterdam. De aanvoer van was uit Amsterdam vond plaats via de geregelde beurtvaartdiensten, die een nauwkeurige dienstregeling aanhielden. Omstreeks 1860 nam dit zulke vormen aan dat het de wasvrouwen boven het hoofd groeide. In die tijd werden hier de eerste professionele, dat wil zeggen industriële blekerijen gevestigd.

      
De blekerijen langs de Bussumervaart omstreeks 1890.
Bussum kreeg pas aan het begin van de 20ste eeuw een
echte haven
 

Schoon water en schone lucht

In de archieven wordt al omstreeks 1760 melding gemaakt van blekerijen in de omgeving van Bussum; J.J. Hoorn schilderde ze in 1777. Goed is te zien welk een omvang de blekerijen toen al hadden. Omstreeks 1830 waren die echter in het Bussumse weer verdwenen, om later in de 19de eeuw terug te keren.

Voor een blekerij had je niet veel meer nodig dan schoon water en schone lucht. Het water uit de afzandingsloten rond Bussum en Naarden was glashelder en volop beschikbaar. Veel kapitaal hoefde je niet te hebben. Met een schuur met een goede stookplaats en wat kuipen en ketels en stampblokken, zeep en een bleekveld bij het huis of de boerderij kwam je al een heel eind. Meestal begon een lid van de familie een bescheiden bedrijfje en even later werkte het hele gezin in de blekerij, want deze groeiden als kool. Niet alleen in Bussum trouwens. Ook in andere plaatsen onder de rook van Amsterdam waar schoon water beschikbaar was, ging het zo, bijvoorbeeld in Nederhorst den Berg en ’s-Graveland.

Zoals gezegd waren het vooral gegoede Amsterdamse burgers die hun was naar Bussum stuurden. Dat ging vaak om 15 tot 25 waszakken tegelijk, want de gezinnen waren groot en de was werd nog niet wekelijks gedaan.

      
   

 De blekerijen aan de Bussumervaart en de zanderijsloten tussen Naarden en Bussum, omstreeks 1900.
1. Verhoeven; 2. Van Dalen; 3. Schimmel; 4. Hein Ernst; 5. Ruizendaal; 6. Van Eijden; 7. Van Blaricum; 8. G. Dekker; 9. G. van Blaricum; 10. R. v.d. Berg; 11. W. Majoor – Van Wijk; 12. Van Gelderen; 13. Dekker; 14. Van Eijden; 15. Verhoeven; 16. Schimmel; 17. R. van Breemen; 18. J. Dijkman; 19. M.& IJ. Ruizendaal; 20. Fokker – H.Brandhof; 21. V.d. Berg – J.Ruizendaal; 22. V.d. Berg – Pauw; 23. Gerrit Bus; 24. Hein Bus; 25. Jan Bus; 26. Co v.d. Berg; 27. Jaap Sliphorst; 28. T. Klarenbeek; 29. Lamb. de Beer; 30. wed. L. Post; 31. Steef Bus (Keerweer); 32. Lammert Majoor Jacz.; 33. L. v.d. Kuil; 34. Kees Sliphordst – Dieben; 35. De Jager; 36. Ruier; 37. Van Gelderen; 38. Van Eijden; 39. Cor van Thienen; 40. Ruizendaal; 41. Jan van Eijden

Droogzolders en stoommachines

Hoe ging dit nu allemaal in zijn werk? Als het wasgoed was aangevoerd, werd dat eerst gekookt in een ketel die boven een enorm houtvuur was geplaatst. Daarna werd het gekookte goed in een kuip met een zwaar houtblok aangestampt en zo nodig geboend. De volgende stap was dat het wasgoed werd gespoeld in spoelhokken aan de waterkant, in de winter bepaald geen makkelijk of aangenaam karwei. Na het spoelen werd de was uitgewrongen en op het bleekveld uitgespreid. Door de werking van het gras en de in de lucht aanwezige ozon werd het wasgoed mooi wit.
Als het regende, en dat deed het ook toen al tamelijk vaak in ons land, was er dus een probleem. Toen het werk professioneler werd aangepakt, verrezen er daarom droogzolders met verticale luchtopeningen, lamellen genaamd, zodat de wind er doorheen kon waaien. Die werden meestal boven de nieuwe schuren geplaatst. Zo kon het werk ook bij slecht weer doorgaan. Desgewenst werd de was ook gestreken en gevouwen, uiteraard tegen extra betaling. 

Bij het koken, stampen, boenen en spoelen werd vanaf de tweede helft van de 19de eeuw in toenemende mate gebruik gemaakt van mechanische hulpmiddelen, in het bijzonder van stoommachines – vandaar al die schoorstenen in het grensgebied van Naarden en Bussum. Ook kwamen er nieuwe reinigingsmiddelen (vooral chloor en blauwsel) beschikbaar, die de was helder wit maakten, waardoor het bleken uiteindelijk overbodig werd. 

Een ongezond beroep

Het blekersvak was ongezond en dat is goed te begrijpen. De aangevoerde was zat immers vol verontreiniging, ook in de vorm van bacteriën. Blekers en hun familieleden werden dan ook regelmatig getroffen door infectieziekten als cholera en tyfus. Als er in Amsterdam weer eens een epidemie uitbrak, moest op de zakken waarin de was werd aangevoerd vermeld worden welke ziekte er op dat moment heerste. Maar uiteindelijk kwam het vuile water van de blekerij toch weer in een sloot terecht, waaruit verderop weer drinkwater werd geput. De grote gezinnen in krappe behuizingen vormden dan een prima voedingsbodem voor besmetting.

     
 De Blekershoek gezien vanuit de lucht
 

 De gouden jaren

 De jaren na 1870 worden wel de gouden jaren van de Bussumse blekers genoemd. De aanvoer werd zo groot dat men zich niet meer kon permitteren met het drogen van het wasgoed te wachten tot het mooie weer. De droogzolders puilden dan ook uit van het wasgoed. Omstreeks 1890 waren er zo’n 25 blekerijen actief in Bussum. Al die blekerijen lagen aan de Bussummervaart en daarop uitkomende voormalige zanderijsloten. Het gebied aan de kop van de haven van Bussum werd ook wel de Blekershoek genoemd.

     
 
De Gooische Stoomwasscherij, net over de grens met Naarden,
omstreeks 1930

Bekende Bussumse blekers waren o.a. Van Gelderen, Schimmel, Ernst, Van Blaricum, Ruizendaal, Van Breemen, Bus, Van de Berg, Van Eijden, De Beer en Lammert Majoor.

Gebrek aan zeep

In 1900 waren er zelfs 42 blekerijen in Bussum, maar de gouden jaren waren toch voorbij. Aanvankelijk profiteerde de bedrijfstak nog van de komst van nieuwe welgestelde burgers naar de villawijk het Spiegel, maar die namen op den duur hun eigen wasmeisjes in dienst. Veel kleine blekerijen, die de overgang naar de stoommachine niet hadden kunnen maken, legden het loodje. Ook het gebrek aan zeep en andere grondstoffen tijdens de Eerste Wereldoorlog speelden hun parten. Uiteindelijk bleven er na 1920 nog maar enkele grote stoomwasserijen over; en gebleekt werd er al helemaal niet meer. 

Bronnen

  • M.J.M. Heyne, Kent u ze nog, de Bussummers, Europese Bibliotheek, Zaltbommel 1974
  • Nol verhagen e. a., Bye Bye Bussum, Enter, Weesp 2015
  • A.J.N. Fabius, Geschiedenis van Bussum, Boekhandel Los, Bussum 1973
  • P. Schneiders, Buitengewoon Bussum, deel 1, Boekhandel Los, Bussum 2005
  • W.J. Rust en Simon Zwart, 150 jaar Bussum, Bussum 1967
  • J.V.M. Out, Kerckebosch, Die van Lage Bussum, Zeist 1976
  • Dr. J.F. Van Hengel, Het Gooiland, ’s Gravenhage 1875
  • Archief van de auteur