Skip to main content

Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 6, nummer 1, mei 1990) pag 25-27


Nog een keer terug

I. de Beer

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting

 

De ambtenaar achter het loket op het station in Nieuw Amsterdam was de kas aan het opmaken terwijl ik wachtte. Omdat ik geen kaartje nodig had wilde ik niet storen. Maar hij dacht er anders over. "Kan ik U helpen"? vroeg hij. Alvorens zijn vraag te beantwoorden is vooraf enige uitleg nodig.

Tijdens de hongerwinter van februari 1945 ging ik als achttienjarig meisje met moeder "de boer" op. Omdat voedsel steeds schaarser werd waren wij genoodzaakt verder te fietsen om wat voedsel te bemachtigen, want met een groot gezin kwam er heel wat voor kijken om de lege magen te vullen. Na een lange fietstocht in de barre koude kwamen wij, na diverse overnachtingen onderweg, terecht in ERICA (Drenthe). Heel lang liep ik met de gedachte rond nog één keer terug te gaan naar die plek waar wij thuis in Bussum zo veel over spraken: Erica.... In mijn herinnering lag de boerderij aan de linkerzijde van 'de weg, een beetje op de achtergrond met een breed pad. Maar hoe was de straatnaam, de naam van de familie en waren zij nog wel in leven?
Dinsdag 23 juni 1987 stapte ik op de trein naar Nieuw Amsterdam.

"Kan ik U helpen" vroeg de ambtenaar. In het kort vertelde ik hem het bovenstaande verhaal. Zijn reaktie was zó spontaan dat ik er verlegen van werd. Omdat zijn dienst er bijna op zat bood hij aan samen met zijn auto door de omgeving te rijden. Langs de Hogeveensche vaart rijdend vond ik geen herkenningspunten. In mijn herinnering had ik ook geen water gezien. Daarom stelde hij, de heer Hekhuis, voor een andere weg te nemen. Langzaam rijdend vroeg ik hem te willen stoppen want één boederij kwam mij heel bekend voor. Wij stapten uit en liepen het brede pad op, in februari  1945 was alles kaal in de natuur en nu zag ik veel groen. "Ik durf het niet te zeggen, maar ik geloof dat wij de boerderij gevonden hebben. De groene deur, de stalraampjes en het brede pad, het komt mij zo bekend voor".

De bewoonster kwam naar buiten en bood aan ons te helpen. "De leeftijd klopt niet" flitste het door mijn hoofd. Weer deed ik mijn verhaal; zij nodigde ons uit binnen te komen. Dikwijls had zij horen vertellen dat veel mensen tijdens de hongerwinter naar die boerderij waren gekomen om eten te kopen of te ruilen. 

"Leeft de familie nog"? vroeg ik. Die bleek enige huizen verder te wonen. Na te hebben bedankt stonden wij enkele minuten later bij het opgegeven adres. Een mevrouw deed open en na enige uitleg nodigde zij ons uit binnen te komen. Na een kopje thee te hebben gedronken nam ik dankbaar afscheid van de heer Hekhuis, mijn begeleider.

Wat onwennig begon het gesprek: mijn verhalen waren verward. Het werd een aftasten naar elkaars herinneringen. Het echtpaar (Horring was de naam) vertelde dat er zóveel mensen geweest zijn dat het onmogelijk was mij en mijn moeder te herinneren.
Maar dat had ik ook niet verwacht. "Maar herinnert U zich nog dat iemand U het trouwboekje liet zien om te bewijzen dat zij een groot gezin had?" Dat wist. mevrouw Horring nog en voegde er aan toe zich destijds te hebben afgevraagd hoe een zo groot gezin aan voedsel kon komen.

      

"Heeft U ook wel eens een stukje sunlight zeep gekregen?".  Nou en of .....  en ging mevrouw Horring verder zich schuldig gevoeld te hebben. "Nadat Uw moeder de rogge, roggebroden, spek en eieren had afgerekend, kreeg ik bovendien nog een stukje sunlightzeep.
Waarom zij dit nog zo goed wist. In 1944 was haar dochtertje Jannie geboren. Tengevolge van de zeer slechte kwaliteit van de zeep kreeg het dochtertje een overgevoelige huid. Het zeer welkome stukje zeep had een goede uitwerking op haar huid.

"Moeder gaf ook nog sigarettenvloei?" In de oorlog werden veel schepen beschoten en toen het een schipper en zijn vrouw al te riskant werd, verlieten zij het schip en kregen onderdak bij de familie Horring. En de schipper ... hij rookte zelfverbouwde tabak.
Omdat ik mij herinner dat moeder en ik voor de lange terugreis boterhammen met spek meekregen, vertelde mevrouw Horring dat de vrouw van de schipper heel zorgzaam was. "Je kunt die mensen toch niet laten gaan zonder eten mee te geven." De narigheid die moeder en ik met de zak rogge hebben gehad heb ik maar niet verteld.

Het echtpaar Horring heeft zich vele malen afgevraagd hoe de mensen thuis kwamen en ook hoe lang zij over de terugreis deden. Onze hongertocht duurde van 20 februari tot 3 maart 1945. De heerHorring was zichtbaar onder de indruk nog te beleven dat een "boer-op-gangster" nog één keer naar zijn boerderij terugkwam. Ook een onderduiker bezocht de familie een aantal jaren geleden.

Deze reis heb ik gezien als een hommage aan mijn moeder. Zij behoorde tot dié huisvrouwen, die door de heer A.J. Gersteling in onderstaand gedicht zijn geëerd.

    

Hulde aan de Nederlandse Huismoeders

De vijand is thans uit ons landje vandaan,
maar wij zullen het nimmer vergeten
dat duizenden moeders in den strijd om 't bestaan,
over dlIJsel en 'k weet niet waar verder vandaan,
met zakken, met koffers en pakken belaân,
naar huis kwamen brengen ... wat eten.

Zij duwden een kar, of een fiets zonder band
langs besneeuwde, bemodderde wegen,
en viel er één uitgeput, moe aan den kant,
de gedachten aan thuis had haar spoedig vermand,
zoo sjouwde de Hollandsche Huisvrouw door 't land
door stormwind en stroomende regen .....

Ook andere Moeders is 't leed niet gespaard:
die 't huishouden moesten regeeren,
met geen eten in huis en geen vuur in de haard
en maar torsen, met hout uit het bosch, als een paard,
en maar wachten in winkels, aan rijen geschaard,
en geen man die hun kon assisteren.....

Men spreekt er wel eens van het "zwakke geslacht",
maar wij moeten ons even bezinnen:
't was Moeder, die 't toch "voor elkaar" heeft gebracht,
de liefde voor ons gaf haar zeldzame kracht,
zij behoort, door dien daad, waarvoor ieder haar acht
tot de Hollandsche Huisvrouw Heldinnen.

H.J. Gersteling
Eind 1944 -begin 1945