Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 36, nummer 1 (mei 2020), pag 14-16

Hasjalsjèeleth, periodiek voor ondergedoken joden in Nederland

Guusje Hent

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting 

Het Gooi is de enige plek in Nederland geweest waar tijdens de oorlog een illegale krant verscheen die door joodse onderduikers werd gemaakt en verspreid.

Voedsel voor de geest

Na Dolle Dinsdag, september 1944, merkte Salomon van Gelder, voorganger van de Joodse Gemeente in Bussum, dat er onder de joodse onderduikers in het Gooi grote behoefte was aan geestelijke steun en troost. De meeste onderduikers zaten al vanaf 1943 vast op hun onderduikadres en leden niet alleen lichamelijk honger, maar hadden ook gebrek aan voedsel voor de geest. Het feit dat grote delen van Nederland al bevrijd waren maar dat zij, ook tijdens een verschrikkelijke winter, nog steeds vast zaten, was moeilijk te aanvaarden.

De in 1913 geboren Salomon van Gelder was in 1941 benoemd tot voorganger van de Joodse Gemeente. Sinds 1943 was hij ondergedoken in een huis naast de synagoge. Hij kwam op het idee een krant uit te geven. De omstandigheden waren uiteraard moeilijk. Zo kon de redactie van het blad, dat werd samengesteld door joodse onderduikers, nooit bij elkaar komen om te overleggen. Er was natuurlijk gebrek aan papier, aan mogelijkheden om de krant te drukken en ook de verspreiding was een heikel punt. Gelukkig kreeg Van Gelder van diverse mensen hulp. 

Door en voor joodse onderduikers

Een van hen was de heer Philip Samuel (Sam) van Perlstein, die kans had gezien zich als jood te laten uitschrijven. Hij stelde zijn huis in Blaricum ter beschikking. De heer J. van Dam, voorzitter van de Joodse Gemeente in Hilversum, en gemengd gehuwd, werd de centrale figuur van de krant. Bij hem kwam de kopij binnen van joodse onderduikers uit het Gooi, van wie een aantal na de oorlog belangrijke posities in het joodse leven zouden gaan bekleden. Zo waren er bijdragen van dr. Isaac Dasberg, voorzitter van het Nederlands Israëlitisch Kerkgenootschap; Dick Goudsmit, oud-secretaris van de Joodse Gemeente in Den Haag; dr. Hans Keilson, psychiater en auteur, en journalist Sam Hamburger.

      
Biny Patto met echtgenoot Joop Overste
 

Onmisbaar was echter de enige vrouw in het gezelschap, Grietje Sabine Marianne (Biny) Patto. De in 1917 geboren en in 2006 overleden Biny Patto kon  – doordat ze er niet joods uitzag –  vrij rondlopen en werkte her en der als huishoudster. Zij haalde de kopij op, stencilde de krant bij stomerij De Boer in het Spiegel en bracht de krant daarna rond. Daarbij heeft zij heel wat hachelijke momenten meegemaakt.
Zo werd zij op de Franse Kampweg door de Duitsers aangehouden met fietstassen vol kranten. Ze verspeelde hierbij wel haar fiets, maar kon met haar fietstassen te voet verder. Ze vertelde verder hoe blij de mensen reageerden als ze het krantje kregen: ‘Eindelijk weer iets van contact met andere joden!’ 

De Keten

In februari 1945 kwam de 1ste editie uit, nog zonder titel. Daarna kwam door papiergebrek pas in maart 1945 de volgende editie uit, nu getiteld Hasjalsjèeleth (De Keten), met als ondertitel ‘Periodiek voor ondergedoken Joden in Nederland’. Deze editie behelsde 8 gestencilde bladzijden en werd in een oplage van 300 exemplaren verspreid door heel het Gooi, tot Amersfoort en zelfs verder. Zij riep niet op tot verzet en verhaalde nauwelijks over het verloop van de oorlog, dit in tegenstelling tot andere illegale kranten. Nee, zij was eerder filosofisch van aard en ging in op het joodse leven van de onderduik en de toekomst na de oorlog.

     
 
De laatste editie van Hasjalsjèeleth, met als ondertitel
De Vrije Joodsche Courant in Nederland

In het nummer van 16 maart 1945 vertelt de redactie onder andere waarom de krant verschijnt en plaatst een lang verhaal over Pesach, waarbij de uittocht uit Egypte wordt vergeleken met de positie van de onderduiker. ‘Hij die wonderen heeft gedaan voor onze voorouders en hen verlost heeft van de slavernij, Hij zal ook ons spoedig verlossen,’ aldus de krant.

In het nummer van 16 april wordt o.a. opgeroepen tot zelfbeheersing. Nu de bevrijding zo dichtbij is, moet men toch voorzichtig blijven. ‘Bederf toch niet het prachtige werk en vermijd de fatale lekke band vlak voor de eindstreep.’
Er staat ook een mooie ingezonden brief in van dr. Keilson, ondertekend met ‘Schalom Dr.K’ – shalom op zijn Duits gespeld.

In het nummer van 1 mei is een groot artikel gewijd aan het getto van Warschau. Hierbij komt de moed van de joden die zich hier hebben verzet aan de orde. Ook blijkt uit een artikel dat men langzamerhand te weten kwam wat het lot van de joden in de kampen is geweest. Zo verhaalt men over 3 miljoen Poolse joden, die zijn omgebracht. Het lot van de Nederlandse joden is op dat moment nog niet bekend. 

De Vrije Joodsche Courant

De vijfde en laatste krant, die zonder datum na de bevrijding verscheen, heeft een nieuwe ondertitel: De Vrije Joodsche Courant in Nederland, en is enerzijds in jubelstemming, maar toont ook de enorme druk waarin de onderduikers geleefd moeten hebben en de grote vrees over al die dierbaren die naar de concentratiekampen zijn gedeporteerd en waarvan men niet weet of zij nog in leven zijn.
‘Het is voorbij – geen angst meer, niet meer vogelvrij, geen levensgevaar meer ieder uur van de dag de dood in een Duitschen gaskamer te vinden…’ schrijft Van Gelder in een groot artikel.En: ‘Is het mogelijk voor den mensch, dat hij gelijk juicht en weent?’

Deze laatste aflevering eindigt met een gedicht:
Een Nieuw lied Van het eind der aarde, uit verre woestijnen, straalt en stijgt een nieuw lied,
over puinhopen , over verweerde graven in trillende vlucht.
Als onder een lentewind neigt zich het gras op de graven, de dooden ontwaken
en heffen het hoofd en zij luisteren in smartelijke vreugd.
De bergen van Jehoedah, die verwoest zijn, openen het oog.
En op hun gelaten de glans van het eind: Een nieuw lied.

 De medewerkers van de krant

Veel medewerkers van de krant hebben een belangrijke rol gespeeld in het joodse leven van na de oorlog in ’t Gooi.
Biny Patto verhuisde naar Antwerpen, waar zij directrice werd van een Joods bejaardentehuis.
Isaac Dasberg (1900-1997) werd weer huisarts in Amsterdam. Na zijn pensionering emigreerde hij naar Israël waar zijn broer Nathan al woonde.
Sam Hamburger bleef schrijven, nu vanuit Israël.
David (Dick) Goudsmit (1909-2000) was o.a. hoofd godsdienstonderwijs en redacteur van het joods periodiek Hakehilla.

      
 
 Hans Keilson

Hans Keilson ( 1909-2011) werd psychiater en behandelde zwaar getraumatiseerde oorlogsslachtoffers. Tevens publiceerde hij diverse succesvolle boeken. Hij woonde in Bussum, waar hij in 2011 op 102-jarige leeftijd overleed. Op dit moment werkt Jos Versteegen aan een biografie over hem.
Salomon (Sal) van Gelder (1913-1984) zette zich na de oorlog in voor de wederopbouw van de synagoge en de Joodse gemeenschap in Bussum. Hij startte bovendien een succesvolle onderneming in medische artikelen.
Sam van Perlstein bleef nog jaren betrokken bij de Joodse gemeente, hij overleed in 1959. 

Er zijn van deze unieke krant niet veel exemplaren over. De Bibliotheca Rosenthaliana van de Universiteit van Amsterdam bezit een exemplaar, net als de synagoge in Bussum. In het Documentatiecentrum van de Historische Kring Bussum bevinden zich overdrukken van alle vier de afleveringen van de krant. 

Bronnen

  • M. Kopuit, ‘Illegale krant voor ondergedoken joden’, in: Nieuw Israëlisch Weekblad, mei 1979.
  • Het gedicht ‘Nieuw lied’ is overgenomen uit: Moderne Hebreeuwsche Poëzie van D. Koker en J. Melkman.