Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 34, nummer 3 (december 2018), pag 31-33

Jan des Bouvrie, ‘de man die Nederland leerde wonen’

Nol Verhagen

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De afbeeldingen zijn aanklikbaar voor vergroting 

In een nummer dat gaat over architecten, bouwen en gebouwen in Bussum mag een portret van ‘de man die Nederland leerde wonen’ niet ontbreken. Jan des Bouvrie zegt zelf dat zijn leven zich afspeelde tussen Bussum en Naarden, hoewel hij ook graag verblijft in zijn huis in St. Tropez. Hij is in het ziekenhuis in Naarden geboren, maar groeide op in Bussum, waar hij tot twintig jaar geleden ook zijn befaamde winkel had op de hoek van de Kerkstraat en de Brinklaan. Ik sprak hem in het Arsenaal in Naarden. Ik hoefde niet veel moeite te doen om hem aan de praat te krijgen. Ik laat hem daarom maar zelf aan het woord.

      
 
De hoek Brink-Kerkstraat voor de komst van Des Bouvrie

‘Mijn moeder was vanuit het Brabantse Etten-Leur op een meisjesschool in Amsterdam gegaan. Daar leerde zij mijn vader kennen, die met mijn opa een meubelzaak aan de Rozengracht had – ze verkochten toen al moderne meubels. Maar mijn moeder vond Amsterdam maar niks. Ze was een heel ondernemende vrouw. Dus ging ze op eigen houtje naar Bussum, waar ze zomaar een winkel-woonhuis aan de Brink huurde. En zo kwamen we dus in Bussum terecht.

Voor het programma ‘Verborgen Verleden’ heeft men ooit mijn stamboom uitgepluisd tot 1400. En wat denk je? Allemaal schrijnwerkers, meubelmakers, stoffeerders … Ik geloof erg in “bestemming” – het meubelvak zit ons Des Bouvries kennelijk in het bloed …

Mijn voorvaderen waren lutheranen. Als hugenoten zijn ze uit Frankrijk naar het noorden uitgeweken en later, na de val van Antwerpen in 1585, naar Amsterdam. Onlangs ontdekte ik dat Luther een fervent Jodenhater was, zoals veel van zijn tijdgenoten. Dat heeft me wel geschokt. Nog erger is dat een van mijn twee leermeesters, de Franse architect Le Corbusier, ook een Jodenhater was! Dat is toch niet te geloven! En dat terwijl ik zelf van de kant van een van mijn grootvaders ook joods bloed in mijn aderen heb …

      
Een jonge Jan des Bouvrie met de heer Obermann van meubelfabriek
Gelderland, voor wie Des Bouvrie de Kubusbank ontwierp.
 

Mijn andere leermeester is Gerrit Rietveld. Ik heb nog op de later naar hem genoemde academie gezeten, die toen nog de Kunstnijverheidsschool heette. Voor de toelating had ik een glazen maquette gemaakt van een woonboot. Ik heb vier dagen naast de brievenbus gezeten om de uitslag af te wachten. Toen viel de brief met de toelating op de mat. Dat was de gelukkigste dag van mijn leven!
Mijn schoolcarrière was op z’n zachtst gezegd niet zo’n succes. Ik ben linkshandig en zwaar dyslectisch. Daar hadden ze in die tijd nog nooit van gehoord. Ik kwam dus in het buitengewoon lager onderwijs terecht, op de Indonschool aan de Albert Neuhuijslaan. Een mooi gebouw, maar ik was daar totaal niet op mijn plaats. Gelukkig heeft de heer Odink van de Brandsmaschool mij toen onder zijn hoede genomen. Ik heb ook op de Brandsmamulo gezeten. Twee keer blijven zitten. Die Kunstnijverheidsschool was echt een bevrijding voor me. En weet je waar ik nou zo trots op ben? Dat er twee ontwerpersopleidingen zijn die mijn naam dragen. Het Jan des Bouvrie College is onderdeel van het ROC Amsterdam en de Jan des Bouvrie Academie maakt deel uit van Saxion Next in Deventer. Ik geef daar zelf ook les en ik zie daar allemaal jongens en meisjes als ik.

      
 
De winkel van Des Bouvrie, voor de verhuizing naar
het Arsenaal in Naarden

Ik had zo’n leuke tijd op die Kunstnijverheidsschool. Ik was al van kleins af aan bezig met ontwerpen. Schilderde mijn kamer zwart, en dan weer wit of rood, domweg om te voelen wat bij me paste. Ik treinde op en neer naar Amsterdam, samen met Wim T. Schippers uit Bussum, die toen al bezig was iedereen op het verkeerde been te zetten. De leerlingen en de docenten waren allemaal communisten. Maar wel aardig. Alleen, toen ik van mijn verdiende centjes (ik werkte bij mijn ouders in de zaak) een sportwagen – een Austin Healy Sprite – had gekocht en die voor de school parkeerde, nam de directeur mij even apart. Of ik hem niet ergens anders kon neerzetten, want dit was niet goed voor het imago van de school…

Mijn moeder was de drijvende kracht achter de zaak. Ze had smaak en was ook sociaal heel bedreven. Via haar klanten kwamen mijn ouders ook in aanraking met de hogere kringen, of in elk geval met andere kringen. Vergeet niet dat Bussum toen het centrum van de televisie was. Veel bekende Nederlanders uit die tijd kwamen bij ons over de vloer. Onze winkel was    een Goed Wonen-winkel. Goed Wonen was een stichting die zich verbetering van de woninginrichting in de ruimste zin van het woord ten doel stelde. Er waren maar zo’n honderd Goed Wonen-winkels in Nederland. Ze voerden goede merken, zoals Pastoe-meubelen, en stoffen van De Ploeg. Aan de hand van mijn moeder heb ik het vak geleerd. Etalages maken en vooral: klanten adviseren. De mensen weten vaak precies wat ze willen, maar niet hoe ze het moeten doen. Daar moet je ze bij helpen. Het fijne van mijn vak is dat je ze daar heel gelukkig mee maakt.

           
Bank 430, ofwel de beroemde Kubusbank uit 1969.
Nog steeds in vele kleuren leverbaar
    

Toen ik na mijn opleiding in de zaak kwam, heb ik mijn moeder overgehaald om meubels van de echt grote ontwerpers in huis te halen. Mijn ouders dachten dat zij dat helemaal niet konden betalen, het was best sappelen in die tijd. Maar ik ben gewoon naar ze toe gegaan en ze waren maar wat blij om ons hun meubels uit te lenen. Zo is het begonnen. Er waren maar vier van zulke zaken in Nederland: in Amsterdam bijvoorbeeld Metz&Co aan de Leidsestraat. Het was meteen een succes. En ik werd ook uitgedaagd om zelf te gaan ontwerpen. Voor meubelfabriek Gelderland ontwierp ik toen de Kubusbank. Dat is nu vijftig jaar geleden. Die bank werd een enorm succes, in binnen- en buitenland. Hij is zelfs opgenomen in de collecties van het Museum of Modern Arts in New York en van het Stedelijk Museum in Amsterdam. Maar de mooiste eerbewijzen die ik heb gekregen kwamen van een aantal jonge ontwerpers. Jop Smeets maakte voor mij een zwaard, omdat ik voor de jongeren het pad had vrij gehakt. En Marcel Wanders maakte een beeld van mij. Dat moet als ik dood ben in Naarden komen te staan, bij de Grote Kerk, naast Comenius, haha.

      
 
Jan des Bouvrie. Foto Erwin Olaf

Ik heb geholpen de tuttigheid uit Nederland te verdrijven. Van schoon metselwerk maakte ik wit gestucte muren. Ik wilde ruimte creëren, de hokjesgeest letterlijk en figuurlijk afbreken. Eigenlijk een beetje wat mijn vriend Wim T. Schippers op de televisie heeft gedaan, bijvoorbeeld met Hoepla. Ik heb de muur tussen de keuken en de woonkamer gesloopt, zodat je ook tijdens het koken contact met elkaar kunt houden. In mijn ideale huis zit maar één deur, voor de wc. En ik bouw graag veranda’s, lekker buiten, als een tweede woonkamer. Vandaar dat ik ook tuinmeubilair heb ontworpen, onder andere voor de Gamma, net als Marcel Wanders. Daar ben ik wel om verguisd, maar ik vind dat ook mensen met weinig geld recht hebben op mooie dingen.

Nederlanders wonen met veel smaak, ook jonge mensen geven geld uit om fijn te wonen. Veel meer dan in de meeste andere landen. Nee, ik werk niet alleen maar voor de geprivilegieerde klasse. Op dit moment ontwerp ik voor de sociale woningbouw zo’n 30 appartementen met een lage huur. Ik vind dat ieder kind recht heeft op een eigen kamer. Met een eigen badkamertje, voor de privacy. Dat kan op 3 m². Wat ik van Ikea vind? Geweldig! Ze maken daar zulke mooie dingen, voor een betaalbare  prijs. Ik heb toch zo’n fantastisch vak! Mensen blij maken. Omdat ik niet goed kon lezen, las mijn vader mij vroeger voor uit de Winkler Prins Encyclopedie. En nu sta ik er zelf in!’