Skip to main content

Contactblad van de Historische Kring Bussum,  jaargang 2, nummer 3 (mei 1986) pag 3-17


100 jaar Grafrust op de Bussumse Algemene Begraafplaats (1886-1986)

P. Soeten

Klik hier voor de PDF versie van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor vergroting

Van de 169 jaar dat Bussum thans een zelfstandige gemeente is, kan, wat het begraven van de overleden inwoners betreft, worden gezegd dat Bussum in 1986 honderd jaar een algemene begraafplaats heeft op eigen grond en binnen de eigen gemeentegrens. Voor die tijd was men voor het begraven van de eigen ingezetenen afhankelijk van van de twee buurgemeenten Naarden en Hilversum. Waar en op welke wijze werden de overleden Bussummers vroeger begraven? 

Begraven in de kerk

Toen in 1817 Bussum zich eindelijk losmaakte van Naarden, had het dorp voor de ongeveer 400 inwoners geen begraafplaats. Naarden had die trouwens ook niet. De nabestaanden werden of begraven in de Grote Kerk van Naarden Òf op het St. Janskerkhof te Laren. Voor de tijd van de kerkenbouw vonden ook bij de kloosters teraardebestellingen plaats en nog veel langer geleden gebeurde zulks in de grafheuvels op de heide. Een graf in de kerk was echter alleen weggelegd voor de welgestelden en de notabelen. In 1825 werd het begraven in de kerken wettelijk verboden. De stankoverlast werd te groot, terwijl ook de volksgezondheid in gevaar kwam. In Amsterdam is men echter nog tot 1866 doorgegaan met het bijzetten van graven in de kerken. Na inwerkingtreding van dit verbod werd er alleen nog maar bij de kerken begraven. Er werd daartoe een hof bij de kerk ingericht: het kerkhof. 

Doodweg

De Bussummers die in Naarden geen laatste rustplaats konden krijgen, werden (net als in de andere Gooise dorpen zonder eigen begraafplaats) via de Doodweg naar het sinds eeuwen bestaande Sint Janskerkhof te Laren gebracht. Vanouds liepen er vanuit de Gooise dorpen zeven 'doodwegen' naar dit kerkhof. De Doodweg komt als straatnaam nog steeds voor in Laren en Hilversum. Ook in Bussum bestond vroeger de Doodweg, vgl.de kaart van Bussum van 1876 uit Fabius' Geschiedenis van een honderdjarige (1917) :
Dat was de huidige Laarderweg, vroeger ook Zwarteweg geheten. Bij het kruispunt Prinsenstraat-Nieuwstraat-Laarderweg begon de Doodweg. Dat was namelijk het punt tot waar de bebouwde kom van Bussum strekte, het dorp dat toen nog weinig betekenis en omvang had. De Doodweg liep in een vrijwel rechte lijn op het Sint Janskerkhof aan, een afstand van bijna 4 km. Eerst een stuk door de Engh en dan de hei over naar Laren.
Vooral 's winters kreeg men op de Doodweg met onverkwikkelijke toestanden te maken zoals modderplassen; bij sneeuw en ijzel was het nog heel wat erger. Alleen de beboste delen op de hei boden enige bescherming.
Er zijn verhalen over een begrafenistocht bij ijzelweer, waarbij het alleen nog mogelijk was om de kist aan een touw voort te trekken. Het rouwende gevolg was niet in staat om de kist over de beijzelde weg te volgen en moest noodgedwongen huiswaarts keren. 

Burenplicht

Voor de tijd dat het vervoer van de overledenen beroepsmatig werd uitgeoefend kende men als burenplicht een "Keure op het dooden rijden" Toen Bussum in 1817 zelfstandig werd, had de gemeente ook tot taak om het dodenvervoer te regelen. In de raadsvergadering van 19 februari 1818 werd de keure (plaatselijke verordening) vastgesteld, zie Notulen van de Raadsvergadering :

De keure hield dus in: Als iemand in huis no.1 kwam te overlijden, dan waren de bewoners van huis 2 verplicht de overledenen naar het kerkhof te brengen. Echter alleen als deze over een paard en wagen beschikten om de dode te vervoeren. Zo niet, dan ging de verplichting over op de bewoners van huis 3. 

Aansprekers

Begrafenisondernemers bestonden vroeger niet. Men kende wel "aansprekers". Dat waren inwoners die zich tot taak stelden om bij het overlijden van iemand dit bekend te maken bij buren en familie en alles zo te regelen, dat men op 'n waardige wijze naar de laatste rustplaats kon worden gebracht.
In het adresboek van Bussum uit 1893 komen we maar liefst vier inwoners tegen met het beroep van aanspreker. Het waren C.H. de Jager uit de Herenstraat, D. Ledder uit de Nieuwstraat (wiens huis gedeeltelijk op Bussums en Hilversums grondgebied was gelegen), H. Horst uit de Visserstraat en J. Pelt van de Brinklaan. De eerstgenoemde aansprekers oefenden tevens het beroep van brandstoffenhandelaar uit!

In 1868 werd door pastoor Van de Brink in Bussum de R.K. Begrafenisvereniging "Eerbied en Trouw" opgericht. in de volksmond ook wel eens oneerbiedig "Eerbied en Gauw" genoemd. De huidige Begrafenisonderneming Gebr. de Jager aan de Brinklaan dateert van 1895. Het dodenvervoer werd ook door enkele Bussumse aannemers (zoals de firma Fokker uit de Bijlstraat) uitgevoerd. Dat ging met een lijkkoets door paarden getrokken. Schimmels werden van zware kleden voorzien, terwijl de benen met zwarte schoensmeer werden ingesmeerd.

                       
Militaire begrafenis van Lt. Kol. Pierre Versteegh, door Fa. Buwalda (op de bok, stalhouderij Brinklaan 84) op 14-9-45.
Versteegh werd ,"aktief In de Ordedienst, gearresteerd op 12 september 1941 in zijn woning aan de 's Jacoblaan. Na een schijnproces
met 71 andere Nederlanders gefusilleerd in Sachsenhausen" (Joan Bruineman METTERDAAD Vijf jaar onderdrukking en Verzet in
Bussum 1985 pg. 74, uitgeverij Walden Bussum).  Iets over de rol van Versteegh bij de Ordedienst vinden we in DE VIERKANTE MAAN,
een persoonlijk oorlogsrelaas van Gerard Dogger, Elsevier 1979, pg.47-73. Over zijn arrestatie pg 72/3.

Rectificatie

Katholieke Begraafplaats

Bussum was vroeger hoofdzakelijk Rooms Katholiek en als zelfstandige gemeente al vanaf 1796 zelfstandig, In 1808 telde Bussum 359 inwoners en allen waren katholiek. Vanaf 1822 hadden de katholieken hun eigen begraafplaats aan de Nieuwe Hilversumseweg. Deze begraafplaats werd onder Bussums derde pastoor Henricus Kuyer aangelegd. Volgens de Bussumse R.K.Memorialen werd op 19 september 1822 de begraafplaats door de aartspriester van Utrecht gewijd. Pastoor Kuyer was de eeste priester die in 1835 te Bussum werd begraven.

Fabius vermeldt in zijn Geschiedenis van een honderdjarige, dat de Katholieken al vanaf 1812 een eigen begraafplaats hadden. Gezien het eerdergenoemde jaartal 1822 uit de kerkelijke archieven kan veilig gesteld worden dat hij zich 10 jaar vergist heeft. Trouwens, op de oude R.K.Begraafplaats is geen enkele grafbedekking te vinden uit 1812. Maar ook niet meer uit 1822. De oudste nog leesbare grafopschriften dateren van omstreeks 1830. Op enkele plaatsen treft men kale plekken aan tussen de overige grafplaatsen. In veel gevallen betreft het hier heel oude grafbedekkingen, die volledig in het zand ziin weggezakt.

      
Graf van Van Eeden, overleden 15-6-1952,  en zijn
tweede vrouw Truida Everts,  overleden 21-10-1952
 

Diverse bekende personen zijn op de oude R.K.Begraafplaats begraven. Zo werd er in 1922 de heer J.H.Biege1 (mede-ontwikkelaar van het Spieghel) ten grave gedragen. Ook de schrijver Frederik van Eeden vond in 1932 zijn laatste rustplaats, tegenover zijn vriend pastoor Beumer, op deze begraafplaats. De oprichter van het V&D concern A. Dreesmann is er in 1934 eveneens in een familiegraf begraven.

In 1978 werd van onbekende zijde een plan gelanceerd om 28 woningen op deze begraafplaats te bouwen. Dit mysterieuze plan voorzag in het afkopen vande bestaande grafrechten en het overbrengen van de stoffelijke resten naar een op te richten grafheuvel in de omgevinq van het Naarderbos. Vanwege het feit dat bijzettingen in bestaande graven plaatsvonden, en nog steeds plaatsvinden heeft dit onzalige plan geen kans van slagen gehad. Het kan als "begraven" worden beschouwd!

Overeenkomst met Naarden

In 1830 had Naarden een eigen algemene begraafplaats aan de straatweg Naarden-Laren (Amersfoortsestraatweg hoek Brediusweg; zie plattegrond van Fabius op pg. 4 rechts boven) op Bussums grondgebied. De 13 jaar jonge gemeente Bussum had toen nog geen initiatieven genomen om een eigen begraafplaats te stichten. Van het provinciaal bestuur kreeg Bussum in 1830 het verzoek om als gemeente een eigen algemene begraafplaats aan te leggen, of zich tot Naarden te wenden met het verzoek om de overleden niet-katholieke Bussummers op de nieuw aangelegde algemene begraafplaats van Naarden te mogen begraven.
Ook in die tijd was het al de gewoonte om voor een vraagstuk een commissie in het leven te roepen. Op 6 juni 1830 werd uit de Bussumse Raad een commissie samengesteld met de opdracht om met Naarden te onderhandelen. Ondanks dat Bussum nog maar net onafhankelijk was van Naarden, had het kennelijk geen behoefte om zelf een begraafplaats te stichten. Ook zal het niet beschikken over een geschikt terrein daarbij een rol hebben gespeeld. Het grondgebied van Bussum was maar beperkt, ingeklemd tussen Naarden en Hilversum. Bussum bestond destijds hoofdzakelijk uit katholieken; het feit dat deze een eigen begraafplaats hadden, zal bij de besluitvorming ook een rol gespeeld hebben. Een eigen algemene begraafplaats voor Bussum in die tijd zou maar voor een zeer beperkt aantal inwoners van belang zijn geweest.

Commissies konden in die tijd snel werken, want al in dezelfde maand dat de commissie werd geinstalleerd werd verslag gedaan over de onderhandelingen met Naarden.
In de raadsvergadering van 15 juni 1830 deelde de commissie mee, dat het bestuur van de stad Naarden genegen was om de overleden Bussummers op de Naardense begraafplaats te begraven tegen dezelfde tarieven als in in Naarden verschuldigd waren. Het eventuele gebruik van de Naardense lijkkoets zou f 5,-per rit kosten. Nadat in deze vergadering was besloten om ook nog eens uit te rekenen wat de kosten zouden zijn als Bussum zelf een begraafplaats zou aanleggen, werd in de raadsvergadering van 19 juni 1830 besloten om een overeenkomst met Naarden ter zake aan te gaan.
Op de Naardens begraafplaats is ook een gedeelte ingericht als Joodse begraafplaats. Hier ligt bijvoorbeeld de bekende commentator'van de VARA Meyer Sluyser begraven. Naast de algemene begraafplaats bestaat een R.K.Begraafplaats. De meest opvallende grafruimte op de algemene begraafplaats van Naarden is dat van de familie Dudok van Heel: een witte mini-kathedraal is ingericht als familiegraf. 

Een eigen begraafplaats voor Bussum

In 1869 kwam er een Wet op de lijkbezorging. In het spraakgebruik wordt deze wet ook wel Begraafwet of Begrafeniswet genoemd. Artikel 13 van deze wet bepaalt, dat elke gemeente ten minste één algemene begraafplaats dient te hebben. De gemeente werd in 1871 door het provinciaal bestuur aangemaand om aan deze wettelijke verplichting te voldoen. Bussum klopte bij Naarden aan met het verzoek om een gedeelte van de Naardense (op Bussums grondgebied gelegen) begraafplaats af te staan voor de inrichting van een eigen algemene begraafplaats.
Het aantal niet-katholieken in Bussum was inmiddels sterk toegenomen en Bussum dacht op deze wijze op een financieel aantrekkelijke wijze aan haar wettelijke verplichting te kunnen voldoen. Buurman Naarden had er echter geen oren naar en was niet bereid Bussum hierin tegemoet te komen.
De Naardens vroedschap zal bij deze afwijzing wellicht gedacht hebben dat de Bussummers zo graag los van Naarden wilden, dat Bussum nu ook maar op eigen benen moest staan en zelf voor zijn begraafplaats moest zorgen. Door het afstaan van een deel van de Naardense begraafplaats ten gunste van Bussum, zou Naarden zelf in zijn begraafcapaciteit worden beperkt.
In de raadsvergadering van 7 juli 1871 werd het Naardense standpunt besproken. Men kwam tot de conclusie, dat men het maar eens bij de zuidelijke buurgemeente  Hilversum moest proberen. Deze gemeente had toch genoeg grond beschikbaar.
Het oog viel op een gedeelte van het op Hilversums grondgebied gelegen dorpsbos. En zo werd in de Hilversumse raad op 23 januari 1872 een gemeenschappelijke verordening met Bussum goedgekeurd, waarbij het vervoeren en het begraven van lijken op de "Algemene Begraafplaats van Bussum", gelegen op Hilversums grondgebied werd geregeld.
Al was het dan niet binnen de eigen gemeentegrens, Bussum had zijn eigen algemene begraafplaats. Er werd een directeur-boekhouder en een doodgraver aanqesteld, elk tegen een jaarloon van f 25,-  De doodbaar (en ook de dorpsbrandspuit) van de gemeente kreeg een plaats in de Kapel aan den Kerkstraat.

De eerste begrafenis vond plaats op 7 juni 1873 (3e klas). Dat de in 1874 aangelegde Oosterspoorlijn (Amsterdam-Zutphen) zo'n explosieve groei van de bevolking tot gevolg zou hebben, kon men toen nog niet bevroeden. Slechts 13 jaar heeft men van deze begraafplaats gebruik gemaakt.
Deze begraafplaats lag aan de Brinklaan op het beboste gebied (de zgn. "Bouvy-gronden") ten zuiden van het tussen Laarderweg en Brinklaan gelegen gedeelte van de Singel. De Singel zelf was er toen nog niet. Waarschijnlijk zal de begraafplaats hebben gelegen op het hoogst gelegen deel van de Singel, een natuurlijke hoogte en tevens het hoogste gelegen punt van Bussum.
Aannemelijk is dat men van deze natuurlijke hoogte gebruik gemaakt heeft om niet met de problemen van het grondwater te worden geconfronteerd. Het brede onbebouwde en hooggelegen terrein tussen de huizen Singel 6 en 8 zou mogelijk de ligging van deze eerste algemene begraafplaats van Bussum geweest kunnen zijn. Helaas zijn geen situatietekeningen van voldoende schaal beschikbaar, waarop de juiste ligging van deze begraafplaats is aangegeven. Als situatieschets geven we een gedeelte van de Wandelkaart door Gooiland van Braakensiek (1876), sterk vergroot:

De door J.H.Biege1 in 1879 in het leven geroepen "Vereniging tot verfraaiing der gemeente Bussum" verzocht in december 1880 het gemeentebestuur om de begraafplaats een beter aanzien te geven. In 1883 werd er een verbetering gepleegd voor een bedrag van f 850,-  De ontwerper van het verbeteringsplan was de architect J.F.Everts, die in 1884 in gemeentedienst werd genomen als opzichter over de gemeentewerken en -eigendommen op een jaarwedde van f 200,-  Daarnaast bleef Everts nog particulier architect. Hij woonde aan de Nassaulaan; aan de achterzijde van zijn woning (ingang Veldweg) hield hij kantoor als opzichter van de gemeente. Het oude raadhuis van 1884 is bijvoorbeeld een ontwerp van Everts.

De begraafplaats bleek in 1884 al te klein te zijn voor een gemeente van inmiddels 2.669 inwoners. Het is ook gebruikelijk om een begraafplaats aan die zijde van een woonplaats aan te leggen, waar naar verwachting de minste uitbreiding zal plaatsvinden. De Wet op de lijkbezorging bepaalt tevens dat een algemene begraafplaats een uitgestrektheid heeft van minstens tien maal de oppervlakte, nodig voor het vermoedelijk aantal van de aldaar jaarlijks te begraven personen. Die groei van de bevolking bleef niet uit, want in 1909 had Bussum al 12.808 inwoners.
Handhaving van de begraafplaats zou de verdere uitbreiding van de gemeente in de weg gestaan hebben. Tevens lag de begraafplaats in een groter gebied dat bij grenswijziging in 1887 van Hilversum bij Bussum kwam. In de raadsvergadering van 5 februari 1884 werd besloten om naar een ander terrein uit te zien voor een nieuw aan te leggen begraafplaats voor een langere reeks van jaren. 

Nieuwe algemene begraafplaats

In het eerder genoemde boek van Fabius, geschreven ter gelegenheid van het 100 jarig bestaan van Bussum, staat dat de grond van het nieuwe kerkhof door P.J. Loman geschonken zou zijn. Loman heeft samen met Biegel het Spieghel tot ontwikkeling gebracht. De raadsnotulen leren echter dat Loman de grond aan de gemeente beschikbaar stelde in ruil voor diverse bouwpercelen in het Spieghel. 

     
Een van de oudste graven, 
van Nancy Henriëtte de Jager,
overleden 4-1-1887.
Eigen qraf, klas 2 nr 2.
Per 1-1-1981 is afstand van
het graf qedaan,
de "steen" reeds verwijderd.
De foto is genomen door
Martin Heyne, die nog
opmerkt dat deze oudste
stenen, zo ook van dit graf,
van hout zijn.
     
       

In de raadsvergadering van 28-4-1884 werd de grondruil goedgekeurd en 29-1-1885 werden burgemeester en wethouders gemachtigd tot uitvoering van het door gemeenteopzichter Everts ontworpen plan tot aanleg van de nieuwe algemene begraafplaats. In de raadsvergaderinag van 6 april 1886 werd meeqedeeld dat de aanieg van de begraafplaats gereed was om deze op 1 mei in gebruik te nemen en op die datum de oude begraafplaats te sluiten. Op 20 mei 1886 vond op de nieuwe lokatie de eerste begrafenis plaats.

Alle stoffelijke resten van de oudebegraafplaats, iets meer dan tien, werden uit piëteit voor de nabestaanden in avond- en nachtelijke uren de spoolijn over gedragen en op de nieuwe begraafplaats herbegraven.

Toen op 12 december 1888 Loman kwam te overlijden, heeft de gemeente als erkenning voor het vele dat hij voor de gemeente had gedaan op haar kosten een monument (zuil) op zijn graf geplaatst. Ook ter ere van Jhr. R. van Suchtele van de Haare, die van 1884-1909 Bussum als burgemeester diende en zoveel had bijgedragen aan de totstandkoming van de begraafplaats werd op kosten van de gemeenschap een monument op het graf geplaatst. Ook latere burgemeesters, H.de Bordes, M.Fernhout en J.C.Haspels vonden hun laatste rustplaats op deze begraafplaats.

       
Een fraai voorbeeld van een zandstenen
zerk is die "Ter herinnering aan den
dichter Adriaan van Oordt, geboren
 te Dresden 18 feb. 1865, overleden
 te Bussum  9 0ct. 1910.
Zijn vrienden"
In het medailon een treurende figuur.
Herman  Robbers verrichte de
onthulling, na een inleidende rede 
van C.A.J. van Dishoeck.
Het monument is vervaardigd
door de Bussumse beeldhouwer J. Zijl.
   

De graven op de algemene begraafplaats werden in 3 klassen onderscheiden. De 1e en 2e klassen omvatten zowel eigen- als huurgraven. Deze klasse-indeling werd in 1975 afgeschaft. Men kent nu alleen maar eigen graven (familiegraven) met 'n grafrust van 30 jaar en algemene graven (huurgraven) van 10 jaar.
Pas in 1923 werd de begraafplaats verrijkt met een aula. Voor de beplanting liet de gemeente zich adviseren door de bekende Naardens tuinarchitect D.F.Tersteeg. 

Uitbreiding in werkverschaffing

In de dertiger jaren raakte de begraafplaats (15.000m2) al zo vol, dat uitbreiding noodzakelijk was. Van het Goois Natuurreservaat, Stad en Lande van Gooiland en de Spoorwegen werden omliggende gronden (+ 22.000 m2) aangekocht.
Een groot deel van de voor de uitbreiding beñodiqde grond was al in qemeentebezit. Zo kreeg de sportvereniging "Allen Weerbaart1, die vroeger haar sportveld nabij de begraafplaats had, al in 1917 een ander terrein om toekomstige uitbreiding van de begraafplaats mogelijk te maken. Een woonwagenkamp moest naar het einde van de Laarderweg worden verplaatst, terwijl ook een padvindershuis het veld moest ruimen.

De uitbreiding werd als werkverschaffingsobject uitgevoerd. Het uurloon bedroeg 38 cent, de werkweek 48 uur. Door twaalf van de 706 werkloze Bussummers (27.483 inw.) werd op 7 maart 1935 met de werkzaamheden begonnen. Op 5 februari 1936 was het werk voltooid en op 1 juli 1936 kon het nieuwe gedeelte in gebruik worden genomen. Na langdurige onderhandelingen met het Goois Natuurreservaat kwam pas in 1947 de nog voor de verdere uitbreiding benodigde grond beschikbaar. Het Goois Natuurreservaat had er veel moeite mee om haar natuurterrein voor dit doel prijs te geven.
Ook kreeg de gemeente bij haar uitbreidingsplannen te kampen met problemen in verband met de nabijheid van het waterwingebied. Een deel van het landgoed Bantam kon tenslotte met het Goois Natuurreservaat worden geruild voor grond bij de begraafplaats. Ook met de Spoorwegen kon nog een grondruil worden aangegaan. In 1947 kon de begraafplaats nog verder worden uitgebreid.
Er zijn ook nog 18 oorlogsgraven aanwezig, die onder toezicht staan van de Oorlogsgravenstichting in Den Haag. 

Kamphoeve

De gemeente was in 1948 in de gelegenheid om het buitengoed Kamphoeve aan de Franse Kampweg voor een zeer voordelige prijs (f 90.000,-) van de familie Dedel uit 's Graveland aan te kopen. Vooral de na-oorlogse explosieve groei van de bevolking was aanleiding om de raad voor te stellen dit ruime buitengoed (320.00 m2) aan te kopen om daar een geheel nieuwe begraafplaats aan te leggen. Door het provinciaal bestuur kon echter aan het raadsbesluit tot aankoop van Kamphoeve echter geen goedkeuring worden gehecht. Het provinciaal bestuur zag het vraagstuk van de ruimte voor begraafplaatsen voor de bevolking van het Gooi liever in een ruimer verband bekeken. De zaak werd verwezen naar de streekplannen commissie. Ook in het kader van het natuurbehoud kreeg men met de nodige tegenstand te maken.
De gemeente werd aldus genoodzaakt om op een andere wijze in de ruimteproblemen te voorzien. Toen in 1950 het raadsvoorstel kwam waarin het natuurschoon en de recreatie wel gewaarborgd waren, kon de goedkeuring voor de aankoop van Kamphoeve wel worden verkregen.

Voor de gemeente zat er niets anders op, dan de reeds in 1947 verworven gronden voor verdere uitbreiding van de begraafplaats te benutten. In het begin van de vijftiger jaren werd, wederom in het kader van de werkgelegenheid, de begraafplaats uitgebreid. 

Nieuwe aula

De aula uit 1923 was in de zestiger jaren nodig aan vervanging toe. Er waren te weinig zitplaatsen, de elektrische verwarming kon het niet bijbenen en volgens een brief van de gezamenlijke kerkbesturen  "kwam men er om van de tocht". Het gemis van een orgel werd ook naar voren gebracht. Door de raad werd een bedrag van f 186.000,- gevoteerd voor de bouw van de nieuwe aula.
 Per 1 februari 1967 werd de aula in gebruik genomen. Deze kwam niet op de plaats van de oude, maar meer westelijk. De aula werd ook voorzien van een elektronisch orgel, omdat het oude (naar wordt vernomen) dringend aan vervanging toe was. Er werd een nieuwe toegangsweg aangelegd. De oude aula is blijven staan en werd in qebruik genomen als schaftruimte en dient ook voor opslag van materiaal. Nadat in 1981 de nodige aanpassingen aan de aula waren uitgevoerd, werd in 1984 door de Stichting Nederlandse Gehandicaptenraad het internationale toe-gankelijkheids symbool voor mensen met een handicap eraan toegekend. 

Overname katholieke begraafplaats

Het ruimtegebrek op de katholieke begraafplaats werd opgelost toen de gemeente in 1952 een terrein ter grootte van 13.500 m2 (het Z.W. deel van het voor de uitbreiding van de algemene begraafplaats bedoelde gedeelte) aan het rooms katholiek kerkbestuur verkocht. Aan de zijde van de Struikheiweg werd een apar- te toegang gemaakt en er werd een eigen aula gebouwd. De gemeente kon zich permitteren deze grond af te staan, omdat de druk op de beschikbare grafruim- te afnam ten gevolge van het steeds meer in gebruik raken van cremeren (in 1955 wettelijk geregeld). Door het gebruik van grafkelders in 5 lagen wist men zich verzekerd van voldoende ruimte voor langere tijd. Ook de instelling van een maximale grafduur van 30 jaar is daarbij van belang geweest.

Per 1 januari 1974 werd het beheer van de oude en de nieuwe katholieke begraafplaats van de Stichting R.K.Begraafplaats St. Vitus door de gemeente overgenomen. De kosten, met name van het personeel, waren zo sterk gestegen, dat on-danks de subsidie van de gemeente men met exploitatietekorten werd geconfron- teerd. De reserves raakten uitgeput. Door achterstallig onderhoud aan hekwerken en dienstwoning, vermindering van het aantal begravingen door evolue- ring van de crematiegedachte (ook bij de katholieke bevolking) en de teruglo- pende bijdragen van kerkelijke zijde, werden de tekorten ook voor de toekomst verwacht. Voor f 49.734,-werden alle bezittingen en schulden van het St. Vitus-bestuur overgenomen.

Tussen de algemene en de nieuwe R.K.Begraafplaats werd een verbindingsweg aan-gelegd, waardoor de aparte ingang voor de katholieke begravingen aan de Struikheiweg kwam te vervallen. In een later stadium werd de aula van de algemene begraafplaats ook door de katholieken gebruikt.

      
 
Uit: Het menselijk bedrijf JAN LUIKEN 1694

 De doodgravers

Doodgraver was vroeger een zwaar en eenzaam beroep. Thans zijn er dagelijks vier mensen op de begraafplaats werkzaam, die onder meer de beschikking hebben over een moderne grafdelf machine. Vooral bij vorst was het met de hand delven van een graf een zware opgave. Met een pikhouweel werd de harde aardkorst opengewerkt om de stoffelijke overschotten van de dierbare nabestaanden aan de schoot der aarde toe te vertrouwen.
De eerste doodgraver van de oude algemene begraafplaats heette Smeink. Hij was tevens gemeentebode. Zijn opvolger was Van den Berg. Toen de gemeente-opzichter Everts werd benoemd tot gemeente-architect, werd Van den Berg naast doodgraver ook opzichter over de gemeente werklieden. Toen Van den Berg in 1923 met pensioen ging werd hij opgevolgd door Albers. De benaming doodgravers werd vervangen door grafdelver. Als Albers het werk niet alleen af kon, ging hij naar de verzamelplaats van de plantsoenarbeiders en wees één of meer personen aan om hem te assisteren.

In 1946 ging Albers met pensioen. Baas werd zijn opvolger. Deze was al vanaf 1926 in gemeentedienst als plantsoenarbeider. Als Albers vrijwilligers kwam aanwijzen, was Baas vaak van de partij.De benaming grafdelver kwam in de tijd van Baas ook in onbruik. Omdat er een vast ploegje mensen op de begraafplaats kwam te werken, werd het opzichter der begraafplaats.

Tot 1973 bleef Baas op de begraafplaats belast met de leiding. Maar ook na zijn pensionering trad hij noq jaren op als plaatsvervanger van zijn opvolger Calis. Deze was (als opvolger van Ernst) al vanaf 1953 opzichter van de katholieke begraafplaats. Bij de overname van de begraafplaats kwam Calis in 1974 ook in gemeentedienst.
In 1978 werd Calis opqevolqd door de huidige opzichter Holla, die daarvoor ook al in dienst was van de katholieke begraafplaats en bij de overname in gemeente dienst was gekomen. Zowel Baas als Calis wonen nog in de voormalige dienstwoningen op de begraafplaats, hetgeen hun verbondenheid aangeeft met de aan hen zo lange tijd toevertrouwde begraafplaats. 

Tot slot

Tegenwoordig wordt éénderde deel van het aantal overleden Bussummers gecremeerd. De overige worden beqraven. Hieruit volgt, dat ondanks het meer in gebruik raken van cremeren, de meeste Bussummers nog steeds de voorkeur geven aan het traditionele begraven.
In de afgelopen honderd jaar hebben er 13.552 mensen op de algemene begraafplaats hun laatste rustplaats gevonden.

P. Soetens, Gemeentewerken Bussum
Maart 1986

            
Begrafenisfoto ult 1943; zonder paarden
W. Majoor, links voorop, was toen 50jaar lid van de Begrafenisvereniging Barbara te Bussum.
De heer Westerweel rechts met de 'steek' was aanspreker. Plaats: Vitusstraat; rechts het
hek van het  Broederhuis. De winkel links daarvan was van kruidenier Vonk

BRONVERMELDING

archieven c.a.
1. Raadsvoorstellen-en notulen gemeente Bussum (vanaf 1817)
2. Archief gemeentewerken (vanaf 1921)
3. Alqemeen reglement der R.K.-begraafplaats Bussum (l973)
4. Verordening op het beheer en het gebruik van de algemene begraafplaatsen van de gemeente Bussum (1975)
5. Verordening op de heffing en invordering van rechten voor het gebruik van de begraafplaatsen van de gemeente Bussum (1981)
6. ALgemene plaatselijke verordening gemeente Bussum (1982)
7. Voorwaarden en tarieven begraafplaatsen gemeente Bussum (1986)

      
 
Begrafenissteek
beschikbaar gesteld door Fa. De Jager Brinklaan

kranteartikelen
1. Bussumse Courant (7-7-1551)
2. Goois Nieuwsblad (24-4-1967; jubileum.uitgave 150 ;r. Bussum,
3. Goois Nieuwsblad (3-8-1973)
4. Gooi en Eemlander (15-11-1973, 5-4-1978, 16-9-l978)
5. Bussums Weektiad (21-7-1977;
6. Uit Gooiland's verleder.; De Bussumsche Courant 1930 - 1931 (door T. Pluim)
7. Uit de oude doos: De Bussumsche Courant 1930 - 1935 (door A. de Bruin)

Boeken
1. Geschiedenis van een honderdjariqe; zijnde de opkonst van het dorp Bussum (A.N. J. Fabius)
2. Dorp met de Groene Spieghel; honderdvijftiq jaar Bussun (J. Bruinenan-Kaarsgaren en C.D. van Vliet)
3. 150 jaar Bussum (W.J. Rust en S.G. Zwart)
4. Bussum in historisch perspectief ,Stichtinq Tussen Vecht en Eem en Vereniging van Vrienden van het Gooi"
5. Geschiedenis van Gooiland I, II en III : Dr. D.Th. Enklaar en  Dr. A.C.J. de Vrankrijker)
6. Nieuwste geschiedenis van Gooiland -I925 t/m 1975 , Dr. A.C.J. de Vrankrijker)
7. De historie van de vesting Naarden (Dr. A.C.J. de Vrankrijker)
8. Hilversum / Laren de gemene heide van Gooiland; archeologische monumenten in  Nederland nr. 5  (M. Addink - Samplonius)
9. Gooise Legenden (H. v.d. Weerd) 
10. Waarom de Naarders Kraaien genoemd worden en andere Gooise vertellingen (H. Poolman)
11. Walden in droom en daad (J.S. de Ley en B.Luger)

Speciale literatuur
1. Hun laatste rustplaats, kerkhofgids van schrijvers, acteurs, schilders, componisten, politici, sportsterren en andere bekende Nederlanders.
    Bosch en Keuning n.v. Baarn 1985
2. Met het oog op de dood, P.H. Ariès Amsterdam 1975
3. Dood en begraven; 150 jaar begraafplaats Soestbergen te Utrecht, uitgave Centraal Museum 1980
4. Het paarse boekje, een praktische handleiding voor wat u moet regelen voorvoordat u dood gaat, Teleboek Amsterdam 1980
5. Een 75 jarige strijd om geestelijke vrijheid, uitgave van de Vereniging voor facultatieve lijkverbranding  1949
6. Tuinarchitectuur, G.L.J.Schaum Tj. Willink, Zwolle 1920
7. De Armenwet en de Begraafwet, D. Kooiman, bewerkt door R. Kooiman en P. Sikkes, uitgave 1943
8. Wet op de Lijkbezorging, editie Schuurman en Jordens nr. 29, bewerkt door Jhr. Mr. H.F. van Kinschot 1969 18e druk

Kaarten
1. Nieuwe Kaart van Gooilandt -1720 (Ottens)
2. Nieuwe Kaart van Gooilandt -1740 (H. Post)
3. Kaart van Bussum -1824 (Landmeter van het kadaster)
4.  Kaart van Gooiland na de heide verdeeling van 1843 (Landmeters van het kadaster A. van Oosterhout en N. Nelemans)
5.  Kaart van Bussum -1867 (Fabius)
6.  Wandelkaart door Gooiland -1876 (A. Braakensiek)
7.  Situatie-plan naar het Renpark -1880 (Harddraverijvereniging)
8.  Kaart van het bewoonde gedeelte der gemeente Bussum -1884 (Vereeniging tot verfraaiing der gemeente Dussum)
9.  Kaart van Bussum met grenswijzigingen in 1887 en 1902 (A. de Bruin)
10. Platteqrocd van Bussum -1843 (J.F. Everts)
11. Wandelkaart van Gooiland -1900 (A. Braakinsiek; opnieuw bewerkt door A. Keyzer en J.H. van Dodeweer)
12. Plattegrond gemeente Bussum - 1911 (gemeente Bussum)
13. Topografische kaart van het Gooi -1925 (Topografische Dienst)
14. Kaart van Naarden en Bussum -1927 (VVV Bussum-Naarden)
15. Kaart van het Gooi - 1977 (Vrienden van het Gooi , Fietspaden-vereniging Gooi en Eemland, Koninklijke Nederlandse Toeristenbond ANWB)
16. Groene Kaart van het Gooi -1982 (Stichting Gooisch Natuurreservaat, Vereniging tot behoud van Natuurmonumenten in Nederland, VVV,
      Vereniging Vrienden van het Gooi, Fietspaden-vereniging Gooi en Eemland, ANWB)
17.  Kaart van Utrecht, het Gooi en Amsterdam - 1982/1983 (ANWB)
18.  Plattegrond van Hilversum / Het Gooi -1984 (Falkplan)