Skip to main content
Contactblad van de Historische Kring Bussum' jaargang 1, nummer 3 (juni 1985) pag 27-29

INTERVIEW MET TOOS STAALMAN

Fred Bos

Klik hier voor de pdf van dit artikel

De illustratie is aanklikbaar voor vergroting. 

"ln wezen moet de mens veel alleen doen, je moet"het alleen opknappen."
Deze woorden tekenen wij op uit de mond van de sinds 1976 in Bussum woonachtige schrijfster Toos Staalman. Tijdens een interview op 20 april, in gezelschap van echtgenoot Hans en twee ons flankerende, eveneens zeer vriendelijke poezen. De kinderen van het echtpaar zijn op een leeftijd dat zij niet meer thuis vertoeven. Toos (qeb. 1929 in de Haarlemmermeer) kwam in 1939 in Hilversum wonen.

De eenzame mens, in vele gevallen wèl, soms niet alleen komen wij in vele gedaantes en situaties tegen in haar verhalenbundels  'De enkeling' (1979, her-uitgegeven 1983), 'Door gebrek aan adem' (1972) en de vorig jaar uitgegeven 'Vuurvogel'. De wijze, waarop de figuren in deze bundel worden geschetst, verraadt echte belangstellinq voor de medemens. een verademing in deze tijd.

Waarom korte verhalen?

"Ik ben nooit een mens van veel" woorden geweest,vandaar misschien".
Toch was haar debuut in 1968 een roman: 'Alle weken heben dagen'. Ook in deze roman staat een mens centraal: een levenslanq aan haar bed gekluisterde vrouw die zij in Hilversum heeft qekend. In dit boek komt de positíeve instelling waarover de vrouw ondanks haar ziekte beschikt, duidelijk naar voren.
Het positieve element klinkt overigens door in het gróotste deel van haar oeuvre. De optredende personen leggen zich niet neer bij hun problemen, doch stellen zich daartegen teweer. Mensen laten elkaar in hun waarde. Dit alles maakt haar verharen juist zo menselijk en daardoor boeiend.

Behalve de verhalen in de genoemde bundels zijn er nog een groot aantal gepubliceerd in o.m. Het Vrije Volk, Hollands Maandblad, Mensen van Nu, en Ouders van Nu. Voorts is er een aantal verschenen in diverse korte verhafenbundels, waaronder een bundel ten dienste van de analyse van verhalend proza, samenqesteld door C. Brugman en Drs. J. SchÍpper, en 'Over en weer', welke in 1977 het licht zag. 

Visser- Neerlandia-prijs

Naast de korte verhalen, het schrijven waarvan Toos Staalman als haar favoriete bezigheid zieL, zijn er de hoorspelen; verhalen worden omgewerkt tot hoorspelen en deze leveren omgekeerd soms weer een kort verhaal op.
Toos heeft een groot aantal hoorspelen op haar naam staan, één van de laatste werd in 1983 door de N.C.R.V. uitgezonden. Liefst drie maal heeflt zij voor een hoorspel de Visser Neerlandia-prijs ontvangen, zo genoemd naar Mr. H.L. Visser, die bij zijn overlijden een vermogen afzonderde waarvan de opbrenqst wordt bestemd voor de toekenning van prijzen op sociaal en cultureel terrein; de uitvoering ligt in handen van het Algemeen Nederlands Verbond (ANV), dat met name dienstbaar wiL zijn aan de handhaving en ontplooiing van de Nederlandse cultuurgemeenschap.

Zij kreeg de prijzen in 1970 voor 'Remise', in 1975 (het jaar waarin ook Bert Garthoff, Ton Koot en componist Willem Strietman tot de prijswinnaars behoorden) voor 'De sleutel' en in 1978 voor 'De koninq blijft de koning'. Dit laatste hoorspel heeft Toos Staalman bewerkt tot één van de verhaen in de bundel 'Vuurvogel' ( 1984) .Deze prijzen, waarvan zij overigens desgevraagd met de haar typerende bescheidenheid gewag maakt, zeqqen voldoende over het niveau van haar hoorspelen. Ook de B.R.T. zond verscheidene hoorspelen uit. De laatste in 1981, getiteld 'De Waarschuwing'. 

Wat betekent schrijven voor je?
"Het is voor mij misschien meer een soort behoefte dan een liefhebberij. Daarbij komt, temninste als je publiceert, ook wel ijdelheid.
Op achttienjarige leeftijd verscheen mijn eerste verhaal in een blad Timotheus, waarop mijn ouders geabonneerd waren. Schrijven is helemaal niet gemakkelijk. Het kost me bloed, zweet en tranen om het op papier te krijgen." Toos Staalman is, en dat blijkt ook uit haar werken, erq taalgevoelig. "Taal is net muziek", vindt ze. Daarom stelt ze hoge eisen aan het 'componeren'. Als iets af is, neemt ze er echter meteen afstand van.

Het gesprek komt terug op 'De enkeling', uitgekomen bij Kok. Hoe is dat mogelijk, bij een uitgever die toch bekend staat als een Christelijke uitgever?
"Je moet mij niet in de Christelijk hoek plaatsen. Maar Kok had een nieuwe serie 'Lettergrepen', waarin wel degelijk boeken uitkwamen van 'Christelijke' schrijvers maar waarin mijn boek zeer wel ondergebracht kon worden."

Haar favoriete schrijvers zijn de Vijftigers, Hugo Claus, Anna Blaman en Bloem. Maar kort geleden heeft ze ook De Kleine Johannes van Van Eeden weer gelezen, "een heerlijk boek om te lezen". Enige tijd was ze lid van de V.V.L., Vereniging van Letterkundigen, "meer een vakvereniging, en ik ben niet zo'n verenigingsmens. Nu ben ik aangesloten bij het Schrijverscontact, doet wat huiselijker aan".

Hoe staat je man tegenover je schrijversactiviteiten?
"Hij stimuleert me weL bij mijn werk" .
Echtgenoot Hans, tandarts geweest, enthousiast tennisser, watersporter, gezellige prater, is meer technisch dan "literair". Hij is fervent zendamateur, waarvan dan ook de imposante antenne op het dak getuigt. Er wordt zelfs van gedachten gewÍsseld met Japan ! Grammaticaal is hij echter Toos steun en toeverlaat. Hij bedenkt ook wel eens een titel en éénmaal zelfs een plot.

Wat zijn je andere activiteiten?
"Mijn eigenlijke baan is het inlezen van banden voor de Nederlandse Blindenbibliotheek, waar overigens ook met vrijwilligers gewerkt wordt. Ik doe het graag, het is eigenlijk toch iets crealiefs, iets waarin je je ziel kunt leggen. In mijn vrije tijd heb ik het pianospelen weer opgevat, in mijn jeugd had ik les".

Wat zijn de toekomstplannen?
"Momenteel ben ik bezig met een bijdrage aan een bundel  'Midden in de winter wordt het licht' (naar een gedicht van Ad den Besten). Ik zou wel weer eens een roman willen publiceren, maar ik zou graag eens iets voor toneel of televisie willen schrijven, bijvoorbeeld één van mijn eigen verhaLen bewerken". Het is te hopen dat deze wens inderdaad wordt vervu]d.

We zien terug op een interessant interview, uitermate gezellig, met een kundig, openhartig,  maar ook erg bescheiden schrijfster, wíer werk het waard is in bredere kring bekendheid te krijgen. Als we de tuin uitlopen naar de auto en ons omdraaien om het echtpaar nog even goeiendag te wuiven, wordt onze blik toch nog even naar omhoog getrokken. Naar die antenne, waarmee je met Japan kunt praten.

Bussum, mei '85