Skip to main content
Contactblad van de Historische Kring Bussum' jaargang 1, nummer 3 (juni 1985) pag 14-15

Oorlogsherinneringen van een Bussumse

De boer op voor voedsel 

Goois Weekblad 1-2 mei 1985

INA DE BEER

Klik hier voor de pdf van dit artikel 

Met de fíets - op tuínslangen, wat zwaar fíetsen is - en waarbij kou en honger de boventoon vormden, verlieten moeder en ik - haar achttíenjange dochter - Bussum.

We zouden beginnen aan een lange, lange tocht teneínde voedse| te bemachtígen voor de achterblijvers. Weldra waren we niet de enigen meer op de weg en vormden een klein onderdeel van de lange stoet vrouwen en kínderen in een koude, hongerige penode, de "hongerwinter" genoemd. Ondat moeder en ik met zo goed als Iege magen vertrokken waren, speelde de honger ons al snel parten.
Het uas, dacht ik, in Nunspeet dat wij van de fiets stapten.  "Zie je daar dat gote bord" zei moeder, ,,laat ons die kant uit fietsen". Wij stopten bij het bord waarrop vermeld stond ,,Ortskommandatur". Intussen vertelde moeder haar plan: ,,Als jíj nu eens naar díe Duitser gaat bij het wachthuisje en hem vertelt dat wij honger hebben; wíe weet krijgen wíj wat".
Gespannen liep ik met de fíets aan de hand op de Duitser toe. Nu nog hoor ik mijzelf zeggen "Wir haben Hunger und nichts zu essen". De Duítser gebaarde míjn moeder te blíjven wachten en zei tegen míj, ríchtíng oprijlaan wijzend: ,,Fragen, dort fragen". Met lood ín míjn schoenen liep ik met nijn fíets de oprijlaan op. Daar stond een Duitse soldaat die mij onderzoekend aankeek. Wéér herhaalde ik de woorden ,,Wir haben Hunger und nichts zu essen". Uit zíjn gebaren begreep ik dat ik moest wachten. Hij gíng naar bínnen, weer een andere soldaat kwam naar mij toe en gaf mij een kuche. Een Duits brood, grijs van kleur en naar later bleek - zeer voedzaam.

Nadat ik hem bedankte liep ik snel terug waar míjn moeder ongerust wachtte. Na ook de uacht bedankt te hebben stapten wij op de fiets, terug naar de grote ueg om ons ueer te mengen onder de ,,boer-op-gangers". Het was belangrijk, eerst onderdak te zoeken, want om acht uur 's avonds was het verboden op straat te zijn. Dat vonden wij na vergeefse pogingen in Wapenveld  bij een vriendelijk echtpaar op leeÍtíjd. Nadat de man onze fieten in de schuur zette, konden moeder en ik ons lekker warmen bij de kachel. Dat de maaltijd die avond smaakte, spreekt vanzelf. Na een flínke nachtrust en een goed onlbijt vertrokken wij de volgende dag verder naar het noorden. Dat was nodig, omdat het steeds moeilijker werd voedsel te krijgen.

Heel goed herinner ík mij nog dat wij verder onderdak vonden bij een fietsenmaker ín Hoogeveen. Het was echter wel zo dat moeder heel veel moest praten om het vertrouwen van de mensen te winnen voordat onderdak verschaft werd. Gelukkig in Hoogeveen lukte het ons weer. Ook hier werden wij uitgenodigd aan de warme maaltjd deel te nemen. Wat aten wij? Hutspot, hutspot met vléés, een vorstelijke maaltíid voor onze hongerige magen. Moeder geneerde zích verschrikkelijk, toen ík tegen dc gastvrouw zei: ,,lk kan níet meet op, mag ik vanavond nog een beetje hutspot uragen?"  Maar dat bleek niet meer nodig, het eten uas te zwaar voor mijn  niet meer aan veel eten gewende maag. lk uerd zíek maar tíjd voor ziek  worden was er níet bii. De volgende morgen moesten wíj weer verder.
Uiteíndelijk kwamen wij terecht in Nieuw Amsterdam en Erica (Drenthe). Daar was voldoende voedsel  te ruilen en te kopen en wij besloten in de omgevíng bíj boeren aan te kloppen. 

Ruilen en kopen

Nadat het moeder gelukt was rogge, roggebroden, spek en worsten te bemachtigen en sommige boerinnen ons nog boterhammen mee gaven voor de lange reis naar Bussum, bepakten wij onze fietsen. Zelfs eieren namen wij mee naar huis...In mijn rugzak zaten de worsten en eieren. Om de broekspijpen van de overall die ik droeg, knoopte moeder touwen, waarna het spek in de pijpen verstopt werd.,,Moet dat nou" sputterde ik tegen. Ik had niets te sputteren, alleen maar te doen wat moeder zei. (Later zou blijken hoe belangrijk haar besluit was). De grote zak rogge werd met touwen op mijn bagagedrager gebonden, terwijl moeder de roggebroden e.d. onder haar hoede nam. De boterhammen zouden onderweg goed van pas komen.
Om te vookomen dat de rogge overgeplaatst zou moeten worden, verwisselden wij regelmatig van fiets;  het was allemaal al moeilijk genoeg.  De problemen werden groter, toen de bagagedrager de zak rogge niet langer kon dragen. Moeder legde de zak op het frame. Het gevolg was, dat wij moesten lopen. Maar daar waren wij niet de enigen in; de meesten die van de boer kwamen liepen met zwaar beladen fietsen. 

De thuisreís

Toen uij terrslotte bij de zijueg van de lJselbrug aankwamen, stonden veel mensen te wanchten: een controle op voedsel door de landwacht en Duitse soldaten. Moeder zag de angst op mijn gezicht toen ík zeí ,,nou gaat het gebeuren, die mannen pakken alles af'. (Waarom weet ik niet, maar het uas bekend dat moeder een groot vertrouwen had in de heilige Jozef.) Het klonk dus niet vreend in míjn oren toen moeder zei ,,wees maar niet bang, Jozef helpt ons ook hier". Eíndelijk.... wij waren aan de beurt. De landwacht stelde dírect vast dat wij te veel voedsel hndden. Wat deed moeder? Zíj pakte haar trouwboekje en kon aantonen dat zij twaalf kinderen had. Hetgeen wíj bij ons hadden was zeker níet teveeI.

De landwacht wist klaarblijkelijk níet wat met ons te doen en gaf ons over aan tuee Duitsers die aan de rechterkant van de ueg stonden, bij een grote kar waar een paard voor gespannen stond. Moeder zei mij ín het Duits te vertellen dat wij een groot gezin hadden en liet opnieuw haar trouwboekje zien. ,,Dort stehen" bevalen zij. Daar stonden wij, boven op in beslag genomen aardappelen, rogge en spek, enkele meters van de Duitsers af.
Moeder moet toen gedacht hebben dat dít dé kans was en fluisterde in mijn oor: ,,als ik een por in je rug geef loop je door zonder om te kijken". Bibberend stond ik daar wanhopig wachtend op hetgeen zou gebeuren - ík durfde níet om te kijken. Moeder gaf mij een por, ik probeerde mijn zwaar beladen fiets in bewegíng te knjgen. Zou moeder mij ook volgen? VIak voor het paard viel míjn fiets.  Huilend zette ík de fiets rechtop. ,,Doorlopen doorlopen" zei moeder. Goddank, de tuee Duitsers hadden ons oogluikend (?) doorgelaten. 

Gooi

Door het lange wachten was de avondklok reeds verstreken. Maar wij waren noq lang niet over de brug. In de verte stonden weer Duitsers. Zou het dan toch noq fout lopen....? Toen uij hen wílden passeren, kon ík de fiets níet meer houden en lag de zak rogge op de grcnd. Twee Duitsers kwamen toelopen. ,,Nu pakken zij toch nog de rogge af'zei ik. ,,Mein Fahrad ist kaput ' probeerde ik uit te leggen. En wat deden zij? Ze raapten de zak op en plaatsten hem stevig op het frame. ,,Schnell laufen viel zu spät", ik hoor het hen nog zeggen.
Verder líepen wíj tussen de vele mitrailleurnesten door. Het was al over tienen dat wij in Wapenweld aankwamen bij het echtpaar dat ons onderdak beloofd had. Na een behagelíjke warmte en nadat wij nog uat gegeten en gedronken hadden gingen wij naar bed. Na bedankt te hebben voor zoveel gastvrijheid, namen wij de volgende ochtend afscheid.
De gedachte aan thuis bleef ons bezighouden, maar zover was het nog lang niet. Nadat wij ueer één waren met de mensen _ maar nu met  degenen die huiswaarts keerden _ werd ík staande gehouden door mensen die míj een briefje meegaven voor het thuisfront. Of ik zo vriendelijk zou wíilen zijn de achtergeblevenen te laten ueten dat met hen alles goed was en waar zij zich op dat moment bevonden Ik deed het maar oI te graag. 

De strakblauwe hemel en... een Tommy

,,Ik hoor een Tommy, een Engels vliegtuig, dat zit niet goed", zo waarschuwde moeder. Tussen de enorme menigte op fíetsen reed een vrachtwagen die even later het doelwit zou worden. ,,Zoek dekking kind, ik doe het ook, wij zien elkaar straks wel weer,riep moeder nog. Ik sprong van mijn fiets en viel in een "Deckungsloch" pardoes op twee duitsers. Wat zij dachten weet ik niet, wat ik dacht evenmin. Rikketikkerikketik klonk het om ons heen.
Doodsbang uas ik. Waar is moeder gonsde het door mijn hoofd. Toen de Tommy weer optrok en verdween waagde  iedereen het weer te voorschijn te komen. Ik zocht moeder, zíj lag aan'de overkant van de weg. De man op de vrachtwagen was dood. Vreend, dat zoíets je zo lang bij blijft. ,,Kunt u eens op mjn rug kijken, het voelt zo nat aan" vroeg ik moeder Al de eieren waren kapot. (Hoe kan men op een dergelijke tocht ook eieren vervoeren?)
De fletsen werden weer opgepakt en wij liepen verder. Ziek was ik toen wij in Nijkerk (was het wel Nijkerk?) bij een melkfabríek gratis melk kregen. De gedachte aan melk maakte míj nog zieker, ik had diaree:  ,,Drink  toch, thuis is geen melk" troostte moeder, maar ik moest het niet. Ik wenste dat ik thuis was, had het koud en was doodmoe.
Of  moeder moe was? .... zij heeft tijdens de barre tocht niet geklaagd. Verder liepen wij, Bussum kwam in zicht. Het volgende ligt nog vers in mijn geheugen. Die laatste, laatste loodjes wogen zo verschrikkelijk zwaar, dat was toen wij Bussum naderden, de hoogte voor het viaduct. ,,Ik kan niet meer, ik ben zo ziek en doodmoe"verzuchtte ik.  ,, Kom kind, wij zijn er bijna, vanavond slaap je weer in je eigen bed, er wordt op ons gewacht "troostte moeder. 

Eindelijk .... thuis

Allen zaten in spanning op ons te wachten, omdat wij niet wisten wanneer wij thuis zouden komen. Iedereen werd gekust en naast een traan was er ook weer een lach. Wat hadden moeder en Ina veel voedsel weten te bemachtigen. Letterlijk en figuuttijk viel een zware last van onze schouders.
Die avond sliep ik ueer in mijn eigen oed, de volgende morgen bracht vader ons het ontbijt op bed: Surogaaatthee en roggbrood met vruchtenhagelslag...
Wij mochten uitslapen en ik hoefde die dag geen rogge te malen in de koffiemolen.