Skip to main content
'Contactblad van de Historische Kring Bussum' jaargang 1, nummer 3 (juni 1985) pag 3-4

GEDICHTEN en OORLOGSIMPRESSIE

B.B.J. BRAAM-PATER 

Klik hier voor de PDF van dit artikel

 

De Bussumse Bea Braam (geb. 1915) liet in 1984 een bloemlezing van haar gedichten verschijnen, het bundeltje 'Een handvol bloemen', uitgekomen bij Drukkerij Meij Bussum. Op ons verzoek stond zij twee andere gedichten voor publicatie af, het eerste ongepubliceerd. Ook wordt een korte oorlogsimpressie van haar geplaatst.


Immortellen voor 14 mei

De trein vas lang en overvol.
Mijn nagels drongen in mijn huid,
mijn hart sloeg wild, bijkans op hol
en kinderen schreiden luid.

De zon scheen en de vogels zongen;
het was een mooie dag in mei.
Met hun gezichten, vit, verwrongen,
reden ze me voorgoed voorbij.

Ik zie nog steeds haar dappere groet.
De stoomtrein sist, een schril gefluit.
Geen aardbeving, geen watervloed
wist deze zonde ooit weer uit.

Achter het oog van dit geslacht
branden de tranen in de nacht.
Onmachtig iets nog te herstellen,
vlecht ik mijn krans van immortellen.

Bussum, '66.

 

Vier mei

De lampen branden in de avondkilte,
een vogel breekt klapwiekend door de stilte
en schreeuwt in woordeloze taal,
het meest aangrijpende verhaal.

In deze stilte keren jaren weer,
die soms door tijdsduur gaan vervagen.
We schuifelen voorwaarts, eens te meer
branden de bitterste vragen.

Een laatste groet en wij gaan uit elkaar.
De bloemen sterven bij het monument.
Mij is het. alsof ieder jaar
zij even glimlacht en zich tot mij wendt.

Uit :VERBORGEN DICHTKUNST IN NOORDHOLLAND
Inzendingen van 50 (amateur)dichters ter gelegenheid van het 25-jarig jubileum van de Culturele Raad Noord Holland, november 1981 , pg. 9

 

TANGO

Ik kan zo het huis aanwijzen. Het huis, waarin het verschrikkelijke gebeurde, door mensenhanden.... Door mensenhanden?  Of waren het soms weerwolven?
Het kleine meisje met de grote bruine ogen en de zwarte krullebol was één en al muziek. Ze droomde ervan op school en schreef later haar opstellen over niets anders. Ze speelde thuis prachtig op de vleugel en studeerde in Amsterdam.

Op ongeveer 14 jarige leeftijd zou zij haar eerste recital geven en de trotse ouders lieten voor hun enig kind een jurk uit Parijs komen. Op een avond, vlak voor de bewuste uitvoering, zaten de ouders lang op haar te wachten en zij begonnen zich ongerust te maken. De telefoon ratelde door de stilte, Een neutrale stem deelde mee, dat het meisje met een zware inzinking in de Amsterdamse Valeriuskliniek opgenomen was. 
Een prachtige zeepbel spatte uiteen. Zij werd nooit meer beter. Af en toe kwam ze naar huis, maar na een paar weken moest ze dan toch weer opgenomen worden.

Haar vader versomberde meer en meer, en zocht zijn heil in de boeken. Haar moeder bleef opgewekt kleren repareren en wassen, met de moed der wanhoop. Ik vond haar moeder een engel van liefde en dapperheid. Soms probeerden we het meisje er toe te krijgen nog wat piano te spelen en dan speelde zij uitsluitend steeds dezelfde tango van Albéniz. Uit het hoofd, ze sloeg geen noot over, technisch perfect, maar het gevoel was dood,

Inmiddels was de oorlog uitgebroken. De ouders begonnen terecht zich steeds meer bedreigd te voelen. Ze hadden al een paar keer uitstel gekregen, maar het bericht lekte uit, dat ook zij zich voor deportatie klaar moesten maken. Wat te doen met het meisje, hun arme geesteszieke dochter? Een goede geest kwam hun te hulp.
Op witte donderdag 1943 stond er 's morgens vroeg in Naarden een grote vrachtwagen met open laadbak voor hun huis stil. Er werd hard aan de bel getrokken en toen trapten de weerwolven de voordeur in. Vader en moeder waren reeds overleden, maar hun dochter, die nog tekenen van leven vertoonde, werd bij de andere slachtoffers in de laadbak gesmeten en zo naar het concentratiekamp Vught vervoerd. Daar aangekomen bleek zij, Goddank, overleden te zijn.

Het is lang geleden. . . , maar die tango van Albéniz klinkt nog steeds na in mijn oren, en het huis kan ik zo aanwijzen.

Bussum, 28 maart 1985 Bea Braam