Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 34, nummer 2 (september 2018), pag 28-31

Op de vlucht door Europa

Paul Joseph

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting 

In 1943 moesten de ouders van Paul Joseph met hun vijfjarig zoontje vluchten voor de Duitsers. Vader Frans Max Joseph hield een oorlogsdagboek bij over hun belevenissen. Op basis daarvan maakte Paul Joseph samen met documentairemaker Annet Betsalel de film ‘Het Eerbetoon’, die aan de vooravond van de Open Monumentendag 2018 in de Wilhelminakerk zal worden vertoond. 

Van Duitsland naar Nederland

‘Mijn Duits-joodse ouders waren in 1936 in Heidelberg thuis getrouwd en vestigden zich meteen daarna in Amsterdam. In de straten rondom de Beethovenstraat woonden talloze Duitse vluchtelingen. Er was voldoende woonruimte te huur en men kroop bij elkaar. Mijn ouders hadden daar bedenkingen tegen, want op die manier konden zij niet in de Nederlandse samenleving integreren. Een jaar nadat ik in januari 1938 in Amsterdam geboren was, besloten mijn ouders daarom naar Naarden te verhuizen. Mijn vader werd forens en mijn ouders begonnen zich aan te passen aan de Nederlandse leefgewoonten. Nederlands werd de voertaal en we maakten kennis met onze katholieke buren. Ik groeide op in de gezonde buitenlucht. Mijn ouders leerden fietsen en op zondag gingen we paddenstoelen zoeken in het bos. Het contact met de buren groeide uit tot vriendschap. Dit was de basis voor onze geslaagde vlucht van Naarden naar Zwitserland in 1943.

      
Het gezin Joseph met grootouders in Naarden
 

Maar eerst ondergingen mijn ouders alle vernederingen die de bezetter voor de joden in Nederland in petto had. Dankzij het feit dat vader machines importeerde voor de Nederlandse zuivelindustrie werd hij vooreerst vrijgesteld van verplichte “tewerkstelling in het Oosten” – Gesperrt bis auf weiteres, heette dat. Daarmee kon mijn vader ook vrij door Nederland reizen om klanten te bezoeken. Deze vrijstelling liep echter af op 28 februari 1943.

We verlieten ons huis aan de Frans Halslaan in Naarden op de avond van 27 februari 1943. De vlucht was minutieus voorbereid door de heer Joh. Kuijer te Naarden en ook onze nieuwe vrienden Baay, Bertrams en Veling waren daarbij behulpzaam. Een kostbare briljanten ring werd verkocht om de vlucht te betalen, die georganiseerd was door Vrij Nederland, een ondergrondse organisatie die vluchtroutes had opgezet naar Zwitserland en Spanje, niet te verwarren met het clandestiene blad Vrij Nederland.

Van Nederland naar België

De laatste dag waarop we legaal konden reizen, gingen wij van Utrecht naar Breda, waar ook onze fietsen naar toe waren gebracht en waar wij onze passeurs [voetnoot 1] ontmoetten, die ons over de grens naar België zouden brengen. Dat waren aan de Nederlandse kant de douaniers Gerrit Kleisen en Reinier Dalhuisen en aan de Belgische kant Oscar Gérard. Mijn vader had 20.000 gulden voor de hele vlucht betaald en deze douaniers aan de Nederlands-Belgische grens deden het bijna voor niets. Eén Nederlandse douanier in Zundert eiste echter enorme bedragen van de vluchtelingen en stak deze in zijn zak. Zijn verontwaardigde collega’s wilden hem hiermee confronteren en vroegen mijn vader een verklaring over zijn betaling te schrijven, iets waar hij altijd spijt van heeft gehad. Hij vreesde voor het leven van onze helpers als dit betalingsbewijs in Duitse handen zou vallen. Helaas is dat inderdaad gebeurd en de drie douaniers moesten halsoverkop een goed heenkomen zoeken.

Gerrit Kleisen zette zijn verzetswerk voort in Aalten, maar werd na een jaar gepakt en uiteindelijk gefusilleerd. Reinier Dalhuisen werd na korte tijd eveneens gepakt en kwam om in Bergen Belsen. Oscar Gérard dook onder totdat België was bevrijd. 

     

 
De valse identiteitsbewijzen van  Frans en Erica Joseph

 

Van België naar Frankrijk

Wij kwamen te laat op het afgesproken adres in Antwerpen, waar de passeur inmiddels was vertrokken. Op eigen houtje gingen we, begeleid door Oscar Gérard, naar een zakenrelatie van vader in Brussel. Daar bleven we een week, totdat Oscar de vluchtlijn weer had hersteld. Terug naar Antwerpen en met nieuwe passeurs in de trein naar Parijs. Met de metro naar Gare de Lyon en via Gare de Lyon verder naar het zuiden. Na een dag sporen kwamen we in Champagnole in de Franse Jura aan en werden we over de zogenoemde Demarcatielijn gebracht. We kregen onderdak bij boer Jules Delidais in Ney, net over de grens. Maar helaas… het was inmiddels maart en op 1 maart 1943 was de Demarcatielijn [voetnoot 2] opgeheven! Heel Frankrijk was nu door de Duitsers bezet gebied.

Wij bleven drie weken bij de boer, die buitengewoon behulpzaam was. In die tijd bezocht mijn vader twee kaasfabrieken waarmee hij vroeger zaken deed: La Vache Qui Rit en de firma Grosjean (tegenwoordig Le Président), om bij hen financiële hulp te vragen, want we hadden inmiddels geen sou meer. Bij de eerste werd hem de toegang geweigerd en kreeg hij geen hulp, maar Henri Grosjean ontving hem hartelijk en gaf hem broodbonnen, kaas en 6000 francs. Met een deel van dit geld kocht boer Délidais op de zwarte markt in Lyon twee valse identiteitskaarten. Nu konden wij met een nieuwe identiteit verder reizen. De boer verkende voor ons de grens ten zuiden van Genève, om een plek te vinden waar we Zwitserland zouden kunnen binnenglippen en om nieuwe passeurs ter plekke te regelen.

Van Frankrijk naar Zwitserland

We reisden twee dagen met de trein en de bus en stapten uit bij een halte enkele kilometers ten zuiden van de Zwitserse grens, in de buurt van St. Julien-en-Genévois. Wij liepen door de velden, waarbij ik meestal werd gedragen, want anders was ik in de drassige grond vast komen te zitten. We namen afscheid van de passeurs en de boer, nadat we aanwijzingen hadden gekregen hoe wij bij de grensrivier konden komen. Maar desondanks verdwaalden we in het grensgebied en moesten we ergens schuilen om niet ontdekt te worden.

In de daaropvolgende nacht probeerden we opnieuw de rivier over te steken en deze keer lukte het wel. Ik werd door het prikkeldraad geschoven dat mijn ouders voor mij openhielden en zij volgden daarna. Even later werden we ontdekt door een patrouille van de Zwitserse grensbewaking, die ons meenam voor een zeer streng verhoor in Sézegnin. Er werd gebeld naar Genève, maar we werden niet onmiddellijk teruggestuurd naar Frankrijk, zoals zoveel vluchtende joden overkwam, die niet werden toegelaten tot Zwitserland. De Zwitsers hadden de toelatingseisen verscherpt in augustus 1942, toen de deportaties op gang gekomen waren en de stroom vluchtelingen aanzwol. Het jood-zijn was geen toelatingscriterium meer! Maar wat bleek: de districtscommandanten hadden een zekere mate van discretionaire beslissingsvrijheid voor uitzonderingsgevallen. Dat mijn ouders een kind beneden de zes jaar bij zich hadden, bleek zo’n uitzondering te zijn. Daarom werden wij wel toegelaten. Mijn vader schreef in zijn dagboek: “Paul ist also unser Retter”. 

In Zwitserland

De ontvangst in Zwitserland was allerminst hartelijk. Wij waren stateloze joodse vluchtelingen en werden opgeborgen in “Arbeitslager” zonder bewegingsvrijheid, mijn vader in één kamp, mijn moeder en ik in een ander. Die toestand duurde twee jaar, zij het dat mijn ouders na een klein jaar wel in het zelfde kamp in Montana mochten verblijven. De levensomstandigheden waren zwaar, met te veel mensen opeengepakt in een leegstaand hotel, met verplichte zware arbeid en relatief slechte verzorging. Geen wonder dat mijn vader daardoor verzwakte en open tuberculose kreeg, waardoor er een long moest worden stilgelegd. Daartegenover stond dat mijn moeder genoot van het leven in de Zwitserse natuur. En in Zwitserland beviel zij van mijn broer Micha, waardoor zij dit ondanks alles toch een prachtige periode in haar leven vond.

     
 
 Paul Joseph met moeder Erica in Montana, 1945

Terug naar Nederland

In april 1945 werden wij uit de internering ontslagen en kregen wij een woning in een chalet in Crans. Eindelijk vrij. Ja, pas in april 1945 beseften de Zwitsers dat verdere internering niet meer zinvol was. Wij moesten echter zo snel mogelijk het land verlaten. Vanwege de ziekte van mijn vader kon dat pas tegen het einde van 1945. We kregen een plek in een repatriërings trein naar Eindhoven. Mijn vader kon eigenlijk nog niet reizen, maar de ambassade schreef: “Als u niet van deze trein gebruik maakt, kunnen wij u niet garanderen dat Nederland u nog zal ontvangen…” 

Na de oorlog

Na de thuiskomst in Naarden was er veel verdriet om alle omgekomen familieleden, maar zoals voor alle Nederlanders gold ook voor ons het motto: het is gebeurd, we moeten nu weer werken aan onze toekomst en vooruit kijken. Mijn vader hamerde er altijd op dat je veel moest leren: “Kennis kunnen ze niet afpakken en daarmee kom je overal terecht.” ’ 

Noten

1. Letterlijk: veermannen, mensen die ons moesten overzetten.
2. De Demarcatielijn was de grens tussen het door de Duitsers bezette deel van Frankrijk en het zogenoemde vrije Frankrijk onder de met de Duitsers samenwerkende maarschalk Pétain. Een groot deel van de Demarcatielijn werd in 1942 opgeheven; het deel van de lijn, grenzend aan Zwitserland, werd echter pas voorjaar 1943 opgeheven. Vanaf toen was heel Frankrijk bezet.