Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 34, nummer 1 (mei 2018), pag 4-17

Voor meisjes uit ‘den gegoeden burgerstand’

Hans Jonker

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting 

       
 
Instituut Roodhuyzen (later Instituut Brandsma)
aan de Graaf Wichmanlaan

Voor zover bekend opende de eerste Bussumse kostschool haar deuren rond 1850. In de Vesting Naarden bestonden ze al langer, en ook het enkele Bussumse kind voor wie het gemeenteschooltje niet geschikt werd bevonden, vond hier een alternatief. Maar omstreeks 1875 veranderde dat. Als paddenstoelen schoten de particuliere scholen uit de Bussumse grond. Er was kennelijk een dringende behoefte aan beter lager onderwijs in het eigen dorp. Daarnaast ontstond er in deze jaren een groeiende markt van scholen die ook kost en inwoning aan schoolgaande jongens en meisjes boden.

Al met al leidde de toenemende beschikbaarheid van particulier onderwijs tot een verdere scheiding tussen de ‘oud-Bussummers’ en de ‘nieuw-Bussummers’. Vanaf de jaren zeventig van de 19de eeuw werd een volgende generatie inwoners opgeleid, die zich soeverein voelde in eigen, betere, kring. De werkzaamheden aan de nieuwe spoorlijn waren in de laatste fase, maar het dorp werd doorsneden door nog een andere scheidingslijn, die van materiële welstand. De combinatie van de twee zou in hoge mate het karakter van Bussum gaan bepalen. 

Frans in het lespakket

Aan de oostkant van de Oosterspoorweg werd in 1875 een meisjeskostschool opgericht. Initiatiefnemers waren onder meer de architect en politicus G.H. Kuiper, de verzekeringsmakelaar W.J. Cremers en de oud-zeekapitein S.H. Veer. Zij behoorden tot de dan nog kleine elite van import-Bussummers, die zich actief inzetten voor de inrichting van hun nieuwe woonplaats. Na de opening van het spoor zou deze elite snel uitgroeien tot een groep die weliswaar getalsmatig een minderheid vormde, maar die in het dorp dominant aanwezig was.

       
Plattegrond van Bussum, met linksonder de Dameskostschool aan
de Brinklaan (nu villa Zonnewende / De Beuk); in het midden de
Briquettenfabriek, waar later Bensdorp zou verrijzen.
 

Op het terrein van de door S.H. Veer bewoonde villa Delta aan de Brinklaan (bij de huidige Veerstraat) werd in oktober 1875 een kamer ingericht als voorlopig klaslokaal. Verderop aan de Brinklaan, tegenover de Singel, werd aan de villa Helena Sophia gebouwd. Deze zou als schoolgebouw en als pension-annex-onderwijzers woning dienst gaan doen. Van de onderwijsactiviteiten in deze school is weinig bekend. Een trots krantenbericht uit 1879 duidt erop dat de Franse taal tot het lespakket behoorde. De villa heet trouwens tegenwoordig Zonnewende / De Beuk. 

Anna Roodhuyzen

De eerste directrice was juffrouw Johanna van Hulsteijn. Na een verbouwing waarvoor de school een tijdlang gesloten bleef, vond in het voorjaar van 1881 de heropening plaats, met als nieuwe directrice juffrouw Anna Roodhuyzen. Zij betrok niet de onderwijzers woning, maar reisde als forens vanuit haar woning aan de Utrechtse Maliebaan naar Bussum.

           

Over het lespakket in de nu volgende jaren is meer bekend. Juffrouw Roodhuyzen adverteerde veel in landelijke kranten en prees daarbij haar meisjeskostschool aan met het aanbod van dans-, gymnastiek- en tekenlessen.
Heel opmerkelijk voor die tijd is het honoreren van een verzoek aan de gemeente om dit particuliere onderwijs financieel te ondersteunen. Terwijl de gemeente zelf al de Koning Willemschool aan de Schoolstraat in stand hield, werd jaarlijks het niet geringe bedrag van ƒ 400 aan het Instituut Roodhuyzen beschikbaar gesteld.

      
Advertentie in De Gooi- en Eemlander van 22 november 1879.
 

In het midden van de jaren tachtig werd de school verplaatst naar de andere kant van de spoorlijn, waardoor ze te midden van de villa’s in het Spiegel terecht kwam. Het intitiatief kwam van Anna Roodhuyzen zelf: zij verwierf een perceel op een hoger gelegen stuk grond bij de Lindenlaan en liet daarop een kostschool bouwen. Op 5 mei 1886 werd het gebouw aan de Graaf Wichmanlaan 21 feestelijk geopend. Anna Roodhuyzen betrok nu wel de dienstwoning. Zij zou zich tot een zeer actieve Spiegelbewoner ontwikkelen en bijvoorbeeld een van de initiatiefnemers zijn voor de bouw van het ‘vereenigingslokaal’ (nu zouden we dat een multifunctioneel centrum noemen) Concordia. 

Herinneringen van Hans van Eeden

Door een bijzondere omstandigheid zijn we goed op de hoogte van het reilen en zeilen in het Instituut Roodhuijzen aan de Wichmanlaan. Frederik van Eeden en zijn vrouw Martha van Vloten vonden namelijk noch de gemeentelijke dorpsschool, noch de jongenskostschool Instituut Gooiland geschikt voor hun zoon Hans. Het echtpaar stuurde hem in 1893 naar de meisjeskostschool. Hans van Eeden schreef in februari 1966 in de Bussumsche Courant een tweetal artikelen over zijn schooltijd bij juffrouw Roodhuijzen. Hij was toen bijna tachtig jaar oud maar beschikte over een goed geheugen. Wij kunnen daardoor achter de schooldeur kijken. 

         
 Subsidieverzoek van mevrouw Roodhuyzen aan de
gemeenteraad, 25 juli 1884.
 

Over de inrichting van de villa schrijft Van Eeden: “Ging men door de voordeur naar binnen, dan betrad men een brede gang met links de woonvertrekken en rechts twee klasselokalen, bestemd voor de hogere klassen. Aan het einde van de gang de achterdeur, dus de eigenlijke schoolingang en de toiletten.” Over de eerste verdieping: “Ook weer een lange gang, met rechts de slaapvertrekken voor de bewoners en links het klasselokaal voor de kleintjes, dus klasse 1 tot en met 3. Een en twee zaten gezamenlijk om en aan een lange tafel, drie zat op echte schoolbanken met lessenaars.” En daar weer boven: “Op deze eerste verdieping volgde tenslotte de zolder, die eveneens bij het onderricht onzichtbare diensten bleek te kunnen bewijzen: gymnastieklokaal, danszaal, speelplaats bij slecht weer enz. Bovendien vond men daar ook slaapvertrekjes en stond er een lange rij kleerkasten ten gerieve der ‘jonge dames’, die bij mej. Roodhuyzen intern waren. Daar het gebouw een schuin aflopend dak had, konden deze kasten niet vlak tegen de wand staan, maar was er een gangetje achter waarin het goed schuilevinkje spelen was. Je moest alleen oppassen, dat je je hoofd niet stootte tegen de hammen en worsten en verdere gerookte vleeswaren die daar als winterprovisie aan de balken bengelden.” 

Dansles

       
 
Brief van mevrouw Roodhuyzen betreffende
de opheffing van haar ‘bijzondere meisjesschool’,
21 juli 1910.

Juffrouw Anna Roodhuyzen beschrijft Van Eeden uit zijn herinnering na zeventig jaar als volgt: “Ze was een vrouw van tegen de middelbare leeftijd, het type van een ‘spinster’, van een echte ‘schooljuffrouw’ (…). Ze had haar uiterlijk werkelijk niet mee en als we ook al een beetje bang voor haar waren (uiteraard), bepaald een hekel aan haar hadden we toch zeker niet”. Hans van Eeden schetst in de Bussumsche Courant kleurrijk het elitaire karakter van het onderwijs in de Spiegelvilla. “Zo werden er geen rapportcijfers gegeven, maar gebruikte men de Franse kwalificaties ‘bon’, ‘demi-bon’ en ‘mauvais’. Al vanaf de eerste klas werd Franse les gegeven.

Het meest intrigeert de in het instituut gegeven dansles. “Voor ‘danse et maintien’ hadden we de heer Leefson Sr., het echte onversneden type van de oude, ik zou haast zeggen achttiende eeuwse ‘maïtre de danse’. Hij noemde ons steeds ‘broertje’ en ‘zusje’ en begeleidde onze passen (…) op een minuscuul kinderviooltje.” Voorts: “… dat men bij sommige dansen, lanciers bijv., niet liep of huppelde, maar schreed, met volmaakte ellegance. Hierbij paste ook voor de heren de hoofse neiging en voor de dames de diepe révérence. Ook werden op kinderpartijtjes handschoenen gedragen.”

De tegenstelling tot de situatie op de gemeentelijke Koning Willemschool aan de andere kant van het spoor kan niet groter zijn geweest. Daar werden jaarlijks kleding en schoenen ingezameld om deze onder de kinderen te verdelen. De verjaardag van het schoolhoofd kon Van Eeden zich nog goed herinneren. “Die viel in juni of juli, als kersen en aardbeien rijp waren. Dat werd een waar festijn! Grote platte schalen opgetast, het ene jaar met kersen, het andere met aardbeien, werden in de tuin op het gras neergezet, wij legerden ons er omheen en aten ‘om de laatste’. ” 

      
Instituut Roodhuyzen, 1902.
 

Overgenomen door Instituut Brandsma

In 1910 nam Anna Roodhuyzen afscheid van haar kostschool. Zij was toen bijna zestig en ging in Amersfoort wonen. In de gemeenteraad ontstond beroering toen bleek dat de gemeente niet bij haar afscheid vertegenwoordigd was geweest. De school sloot haar deuren, het gebouw aan de Graaf Wichmanlaan werd door het Christelijk Instituut Brandsma overgenomen.