Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 33, nummer 3 (december 2017), pag 20-22

Bezield door persoonlijk gevoel: Gretha en Adri Pieck

Nol Verhagen & Marcus van der Heide

Klik hier voor de pdf van dit artikell
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting 

In 1905 verhuisde een onderwijzersgezin van Amsterdam naar Bussum. Antonie F. Pieck (1865-1925) was een oom van Anton Pieck, de latere illustrator van een verleden dat nooit heeft bestaan. Die was overigens op dat moment nog maar tien jaar oud. Het teken- en schildertalent zat in de familie: A.F. Pieck was zelf een niet onverdienstelijk tekenaar en zijn grootvader was leraar aan de tekenacademie in Den Haag. Ook twee van de vier dochters van Antonie Pieck bleken getalenteerde kunstenaars: Adri, geboren in 1894 en Gretha, geboren in 1898.

      
 
Het gezin Pieck bij theehuis ‘t Bluk; Adri en Greta in het midden

De familie Pieck

Het gezin Pieck had nog twee dochters, Maria, geboren in 1881, en Betty, geboren in 1896. De kinderen Pieck waren dus ten tijde van de verhuizing naar Bussum 14, 11, 9 en 7 jaar oud. Die verhuizing volgde op een schoolreisje van Adri naar het Gooi, dat kennelijk diepe indruk op haar maakte. Naar eigen zeggen wist ze daarna het gezin te bewegen naar Bussum te gaan en een woning aan de Huizerweg 32A te betrekken. Vader Antonie forensde naar zijn school in Amsterdam, maar als schrijver en dichter publiceerde hij ook een twintigtal boeken, vooral voor kinderen. Ondanks vaders beroep had het gezin blijkbaar niet veel op met het reguliere onderwijs, want de meisjes Pieck kregen vanaf hun verhuizing naar Bussum thuis onderwijs – hun moeder, Elisabeth Binnendijk (1865-1946) was ook onderwijzeres. Ze hadden daardoor “veel vrije tijd, en die werd steeds voor een groot deel gebruikt om te teekenen en verhalen te schrijven. En dan werd er ook veel gewandeld. Heel veel trokken wij er al als kinderen op uit om buiten naar de natuur te teekenen. Mijn Vader moedigde ons aan en gaf ons ’t eerste teekenonderricht” (Adri Pieck in de levensschets van haar zuster Gretha). Typerend voor de leefwereld van de zusjes is een opmerking van een buurmeisje, Pastel, dat enkele jaren deelnam aan het thuisonderwijs: “Mijn wereldvreemdheid is bepaald niet verminderd door de omgang met dit geheel op en in zichzelf levende gelukkige gezin.”

Het Dagboek van Antonie Pieck

We kennen het gezin Pieck vooral uit de drie verhelderende hoofdstukken van Marcus van der Heide in zijn uitgave van het Dagboek 1917-1920 (Gooibergpers, 1993). Het loopt (met enige onderbrekingen) tot 17 januari 1920. De uitgave werd aangevuld met Herinneringen aan René De Clercq van de hand van Betty Pieck. Deze Vlaamse schrijver en politiek activist was in 1914 na de Duitse inval in België met zijn gezin naar Nederland uitgeweken en werd een goede huisvriend van de familie Pieck. In het Dagboek wordt dan ook vooral het verloop van de oorlog (en de rol van De Clercq) op de voet gevolgd. De artistieke activiteiten van Adri, die gewoonlijk Zus wordt genoemd, en van Gretha (meestal Greet of Greetje) komen zijdelings ter sprake. 

       
Adri Pieck, zelfportret
 

Schilderen en tekenen

Adri kreeg aanvankelijk les van de landschapsschilder W.A. Knip in Laren. In 1909 ging ze naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam en in 1914 trad ze toe tot de Kunstenaarsvereeniging Sint Lucas. In dat jaar begon zij ook te exposeren. Het was nog niet zo makkelijk om ‘aan de bak’ te komen, getuige het Dagboek van Pieck in 1917: “Hoe ’t nu bij Hamdorff gaan zal, moeten we maar weer afwachten; Zus zond ‘Kamphoeve’ in en een mooie pastel: ‘Tusschen de buien’, Greet twee prachtige penteekeningen: ‘wilgen’ en ‘Oud-Valkeveen’. Wat er zal worden aangenomen hangt van den meer- of minder goeden zin van v.d. Tonge c.s. af. Van de Vierjaarlijksche in Rotterdam kreeg Zus beide stukken terug, ze deelde dit lot met alle Gooische schilders en St. Lucas nam maar één van haar drie stukken.” Met Hamdorff wordt het Logement van Jan Hamdorff in Laren bedoeld, dat vanaf 1913 jaarlijks de bekende Zomertentoonstellingen organiseerde. Adri exposeerde daar vanaf 1914. Later volgde zij ook nog lessen in de tekenclub van E.R.D. Schaap in Hilversum, waar zij zich vooral bekwaamde in portretschilderen. Ook Gretha ging bij Knip in de leer, maar die verwees haar later, vanwege haar tekentalent, naar etser Toon de Jong, eveneens in Laren.

      

In 1916 exposeerden Adri en Gretha voor het eerst samen in de Openbare Leeszaal en Bibliotheek aan de Heerenstraat in Hilversum. Adri heeft zich ontpopt als schilder, Gretha blijkt een echte tekenaar. Waar Adri in alles kleur ziet, ziet Gretha overal lijn, zoals ze zelf zeggen. De kritiek is vriendelijker voor Gretha’s tekeningen dan voor Adri’s schilderijen. In 1918 en in 1919 exposeerden de dames in de benedensuite van hun huis in Bussum. Ook nu verwijt de kritiek Adri een onvolwassen (‘onrijp’) kleurgebruik, alsof ze te zeer een bepaald effect najaagt: “Dit kan ook zoo licht het geval zijn bij degeen, die, voelend voor het luminisme, gaarne streeft naar kleur-verrassing.” (De Maasbode, 30 maart 1918). Het luminisme is een destijds populaire stroming in de schilderkunst met een sterk accent op kleureffecten. Gretha’s tekeningen daarentegen maken “terstond een goede indruk. Zij geeft blijk te beschikken over vastheid van techniek, bezield door persoonlijk gevoel voor schoon lijnenspel”.

Halverwege 1919 verhuist het gezin Pieck om onbekende redenen naar Hollandsche Rading. Daar betrekken ze een boerderijtje, St. Maartenshoeve gedoopt, waarvan de stal wordt ingericht als atelier voor ‘Zus en Greet’. Vader Pieck is na enkele perioden van langdurig ziekteverlof afgekeurd en hoeft dus niet meer elke dag naar Amsterdam. Pieck heeft weinig meer in zijn dagboek te schrijven en stopt er op 17 januari 1920 mee, na de mededeling dat hij ’s ochtends schilderijen heeft ingepakt voor de tentoonstelling in het Panoramagebouw in Amsterdam.

       
Gretha Pieck, getekend door Adri
 

De Spaanse Griep

Maar dan slaat het noodlot toe: “Op 20 Maart werd Gretha ziek. ’t Scheen eerst een onbeduidende ongesteldheid. Maar op 31 Maart 1920 werd zij van ons weggeroepen”, schrijft Adri Pieck in haar korte levensschets van haar zuster Gretha. In de beschikbare bronnen wordt gesproken van longontsteking en griep.

Dat moet de Spaanse Griep zijn geweest. Deze woedde vanaf midden 1918, met een hoogtepunt midden 1919. De ziekte had een verwoestend effect: bijna de helft van de Amerikaanse militairen die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Europa overleden, sneuvelde niet op het slagveld, maar in het ziekenhuis. Wereldwijd maakte de ziekte tussen de 40 en 100 miljoen slachtoffers, veel meer dan al het krijgsgeweld uit de oorlog. Gretha is waarschijnlijk het slachtoffer geworden van een laatste uitbraak van de ziekte. Ze werd op 6 april in de Lage Vuursche begraven. Hoe het gezin dit drama beleefde weten we niet, want Pieck heeft zijn dagboek niet hervat. Adri zette haar werk voort vanuit Hollandsche Rading, waar ze tot haar dood in 1982 bleef wonen. Vader Pieck overleed in 1925, moeder Elisabeth in 1946. Adri exposeerde regelmatig, thuis of in galeries in de omgeving en verkocht veel werk via de kunsthandel Veenendaal in Amersfoort.

      

Ze werd ook een ijverig voorvechtster van de Dierenbescherming, waarvoor ze diverse ontwerpen maakte. Na haar dood in 1982 werd uit haar nalatenschap de Stichting Gretha en Adri Pieck opgericht, met als doel het uitgeven van een boekwerk ter nagedachtenis van de gezusters Pieck en het in het leven roepen van een prijs voor jonge kunstenaars. Een en ander werd mogelijk gemaakt door de opbrengst van de verkoop van hun vele schilderijen, tekeningen en ontwerpen. 

Het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug

Het door de stichting uitgegeven boek Het leven en werken van Gretha en Adri Pieck (1983) is een toegankelijke bron voor het werk van Gretha en Adri; het is aanwezig in het Documentatiecentrum van de HKB. Het boek bevat behalve een tiental weinig informatieve persoonlijke notities van vrienden en kennissen een groot aantal reproducties van werken van beide zusters, die helaas niet gedateerd zijn. Bladerend door het boek raakt men onder de indruk van het talent van beide kunstenaars, zeker ook van Adri, die er in de kritiek een bétje bekaaid afkwam. De enige kanttekening is dat het werk van beide zussen qua thematiek wel erg beperkt is en letterlijk hun onmiddellijke leefomgeving, huis en tuin, het Gooi en de Utrechtse Heuvelrug, nooit ontgroeid is. 

Bronnen

  • A.F. Pieck, Dagboek 1917-1920, Gooibergpers, 1993
  • E. Diepenbrock (red.), Het leven en werken van Gretha en Adri Pieck, uitgegeven in opdracht van de Stichting Gretha en Adri Pieck. Holkema & Warendorf, Weesp 1983