Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 33, nummer 3 (december 2017), pag 16-19

Het veelbewogen leven van Maria Mispelblom Beijer-Theunissen

Margreet de Broekert

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting  

Het leven van kunstenares en dierenactiviste Maria Louise Mispelblom Beijer-Theunissen begon zo veelbelovend. Oudere Bussumers herinneren zich vast nog die oude, excentrieke dame, gehuld in een lange zwarte jas met bontkraag, vergezeld van een of meer honden, die in het dorp de vogeltjes voerde. Een soort Bussumse koningin Wilhelmina. Toenemende financiële problemen leidden ertoe dat zij haar laatste jaren sleet in een van de Bussumse krotwoningen aan de Veldweg. Nog geen jaar na ‘het drama aan de Veldweg’, waarbij de dertien honden van deze schilderes in beslag werden genomen en diezelfde dag nog werden afgemaakt, overleed Maria op Eerste Kerstdag 1957 in alle eenzaamheid in het Krankzinnigengesticht Coudewater in Rosmalen.

       
 
De Nieuwe Hilversumsche weg, met uiterst rechts Villa Eykenrode

Hoopvol begin

Maria Louise Theunissen werd op 5 december 1886 in Amsterdam geboren. Ze was het enige kind uit het huwelijk van Johan Pieter Theunissen met Adrienne Antoinette Josephine Holst. Over haar jeugd is weinig bekend. Haar vader was bouwkundige en had van 1886 tot 1890 aan het hoofd gestaan van de bestratingswerken van Amsterdam. Maria was 18 jaar toen zij haar Acte-Examen Handteekenen behaalde. In datzelfde jaar overleed haar moeder. Of ze daarna nog meer opleidingen heeft gevolgd, is niet te achterhalen. Op haar tweeëntwintigste, in 1909, trouwde Maria met de zeventien jaar oudere Albertus Jacobus Mispelblom Beijer. Albert was aide essayeur [voetnoot 1] en had drie zonen uit zijn eerste huwelijk. Het echtpaar ging wonen in de prachtige Villa Eykenrode aan de Nieuwe Hilversumseweg 3. Ook dit huwelijk van Albert, dat kinderloos bleef, strandde al snel. Officieel zijn Maria en Albert op 9 november 1921 gescheiden. Maar al veel eerder leefden ze gescheiden van tafel en bed.

In 1916 was Maria actief lid van de in 1912 opgerichte Vereeniging van Beeldende Kunstenaars De Onafhankelijken [voetnoot 2]. In het voorjaar van 1915 exposeerden geïnviteerde kunstenaars als Jan Sluijters en Leo van Gestel. Onder de exposanten van de voorjaarsexpositie in 1916 behoorden geïnviteerden als Lizzy Ansingh, Thérèse van Duijl-Schwartze en Jan Toorop, evenals later zijn dochter Charley. Maria exposeerde dat jaar bij beide halfjaarlijkse tentoonstellingen, met respectievelijk vier en drie schilderijen (waaronder Moeder en kind). Bij de najaarsexpositie maakte zij bovendien deel uit van de plaatsingscommissie. Tot 1918 was er geen ballotage voor het lidmaatschap van deze ‘merkwaardige en toch niet onbelangrijke vereeniging van kunstenaars en dilettanten’. Het zou goed kunnen dat men Maria onder die laatste categorie schaarde. Over haar werk werd geen letter geschreven. Misschien is dat de reden geweest dat ze zich vervolgens volledig stortte op de Dierenbescherming. 

      
De krotwoningen aan de Veldweg
 

Dierenactiviste

Maria had haar grote liefde voor dieren nooit onder stoelen of banken gestoken. In Bussum heeft niemand haar ooit zonder honden gezien. Maria ontpopte zich al snel tot een dierenactiviste, die regelmatig brieven naar de plaatselijke krant zond om dierenleed aan de kaak te stellen. In 1916 werd ze benoemd tot bibliothecaresse van de (Nederlandse) Vereeniging tot Bescherming van Dieren (de dierenbescherming), tevens belast met de algemene propaganda. En in 1920 werd ze samen met de bekende Naardense veearts Hendrik ter Beek [voetnoot 3] bestuurslid van de Gooise afdeling. De volijverige secretaresse hield lezingen voor de radio en voor bijvoorbeeld de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen. In 1929 trad ze ‘wegens drukke werkzaamheden’ uit het bestuur.

Broodschilderes

      
 
De boerderij van Jan ‘Onweer’ Griffioen

In 1914 gaf Maria, misschien met familiegeld, opdracht tot de bouw van een vrijstaande villa aan de Rostocklaan. Daar heeft ze tot ongeveer 1937 jarenlang samen met haar vader gewoond. Mogelijk is het familiekapitaal als gevolg van de beurskrach in 1929 op Wall Street verloren gegaan. In elk geval is duidelijk dat eind jaren dertig de gouden tijden voor Maria voorbij waren. Haar steeds slechter wordende behuizingen zijn tekenend voor haar steeds nijpender wordende financiële positie. Vanaf 1937 woonde zij in de J.H. van ’t Hoffweg, vervolgens op een kamer aan het Wilhelminaplantsoen, in de Landstraat, de Prinsenstraat en tijdelijk in Pension Benjamin Franklin (op last van de kerk). Ze eindigde in een van de beruchte krotwoningen aan de Veldweg (nu het parkeerterrein achter Boekhandel Los). Maria werd broodschilderes.

Behalve landschappen schilderde zij steeds vaker kinderen, familieleden en huizen van Bussumse middenstanders, in ruil voor eten en drinken voor haarzelf en voor haar grote menagerie huisdieren. Daarnaast gaf ze tekenles, aan jong en oud. Schilderen was, naast haar grenzeloze liefde voor dieren, haar lust en haar leven.

       
Jan Cees Griffioen met zijn kinderportret uit 1953
 

Vooral haar portretten zijn heel treffend en met veel warmte geschilderd. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de mensen die als kind door haar op doek zijn vastgelegd, hun portret nog altijd op een prominente plek in huis hebben hangen, vaak in de originele, robuuste lijsten. Door geldgebrek schilderde ze op het laatst niet altijd meer op linnen doek, maar bijvoorbeeld op spaanplaat. 

Van erudiete vrouw tot opgejaagde heks

Maria signeerde de meeste van haar schilderijen met MMB, een enkele keer met MTh of met MMispelblom. Ze bleef na haar scheiding de naam van haar ex-man voeren, waarschijnlijk omdat Theunissen een veel minder aansprekende naam voor een kunstenares is dan Mispelblom Beijer (de ex-schoonfamilie was daar minder over te spreken).
In combinatie met de zwarte kleding die Maria altijd droeg, dachten velen dat ze weduwe was. Veel kinderen van toen die door haar zijn geschilderd, herinneren zich haar als een oudere dame die zonder twijfel van goede komaf moest zijn geweest. Ze sprak deftig, was altijd in het zwart gekleed, droeg zelfgemaakte hoeden en een jas met een grote bontkraag. Klein en tenger van postuur, mooie heldere ogen. Een erudiete vrouw, die tot op de dag van vandaag in hun geheugen gegrift staat. Op het einde van haar leven was van die ooit mooie verschijning weinig meer over. Haar kleding was vaal, veel tanden had ze niet meer in haar mond, en de neuzen van haar schoenen had ze opengeknipt. Ze werd uitgescholden voor heks, nagejouwd en opgejaagd door de plaatselijke jeugd. En dat terwijl Maria zo dol was op kinderen.
Toch waren er ook Bussumers die zich over haar ontfermden.

   
Een dame die deftig sprak en
altijd in het zwart was gekleed.
      

Maar blijkbaar kon niemand voorkomen dat ze de laatste jaren van haar leven sleet in een van de armoedigste woninkjes die Bussum in de jaren vijftig kende. Zonder stromend water, maar wel met een poes, wat muizen en dertien honden, die in haar achtertuintje bivakkeerden. Tot die fatale dag dat de Dierenbescherming, de organisatie waar ze zich zoveel jaren voor had ingezet, ingreep en alle dieren bij haar weghaalde, om ze vervolgens nog op diezelfde dag, 12 februari 1957, in het asiel aan de Meentweg af te maken. Dit ‘drama aan de Veldweg’ hield de (pers)gemoederen in het Gooi en daarbuiten wekenlang bezig. Maria is deze klap niet meer te boven gekomen. Eind 1957 werd ze opgenomen in Krankzinnigengesticht Coudewater te Rosmalen. Op Eerste Kerstdag is ze daar, naar verluidt na een flinke wasbeurt, overleden. Wat een intens triest einde van een veelbewogen leven van een begaafde kunstenares. Haar erfenis bestaat uit de 32 schilderijen die inmiddels zijn opgedoken. Ze dateren op één na allemaal van net na de oorlog tot vlak voor haar dood in 1957.

      
Herinnering aan Maria Mispelblom Beijer  door Joke Langendorff

In het voetspoor van Maria: Joke Langendorff

De moeder van Joke Langendorff was in de oorlog gescheiden en verhuurde uit geldnood kamers in haar huis aan de Prinsenstraat 17. In 1950 kwam Maria bij de familie Langendorff inwonen. Joke (nu 78) zag direct dat Maria ‘anders’ was en dat fascineerde haar in hoge mate. Ze sliep op dezelfde verdieping als Maria. “Ik rook de heerlijke lucht van olieverf als ik langs haar kamer liep. Soms werd ik in haar kamer uitgenodigd en dan keek ik met verbijstering naar alle tubes verf en de schilderijen die overal hingen en stonden te drogen.” Iedere avond als Joke naar haar slaapkamer ging, vond ze een borstplaatje op de trapleuning. Net als Maria was Joke een grote dierenvriend. Tot haar grote vreugde mocht Joke als 9-jarig meisje vlak na de Tweede Wereldoorlog vaak met Maria mee om de vele weeshonden en -poezen die door het dorp zwierven te voeren.

       
 
Portret van Joke Langendorff (1954)

In 1953 vertrok Maria naar de Vlietlaan. Joke is daar door Maria geschilderd. Dat portret hangt nog altijd in Joke’s slaapkamer. Maria gaf Joke de eerste prikkel om veel later een HBO-studie lerares Beeldende Vakken te volgen en een bekende Groningse kunstenares te worden. “Jammer dat ik haar dat nooit heb kunnen vertellen.” Voor meer informatie zie www.jokelangendorff.nl  

Naschrift

In de ruim twee jaar dat ik mij bezighoud met Maria Mispelblom Beijer-Theunissen is het nog steeds niet gelukt om ook maar één foto van haar te vinden. De vrouw, die zoveel mooie schilderijen heeft gemaakt, is zelfs in dat opzicht geheel in de vergetelheid geraakt. Joke Langendorff heeft op mijn verzoek twee sfeerportretten van Maria gemaakt, een uit haar goede en een uit haar slechte periode. Een heel helder beeld heeft Joke niet meer van haar grote voorbeeld. Mijn zoektocht naar nog meer schilderijen van Maria, en een foto, gaat door. Meldt u zich a.u.b. als u mij daarbij kunt helpen. 

Noten

  1. Essayeur’ stond voor een door het Rijk aangestelde controleur van het gehalte der goud- en zilverwerken en munten.
  2. Deze kunstenaarsvereniging werd op 13 juli 1912 te Amsterdam opgericht, als verzet tegen de gevestigde salonkunst. De reacties op de tentoonstellingen schommelden van extase tot gemopper op ‘dat prutswerk’. De Onafhankelijken bestaat overigens nog steeds.
  3. Hendrik ter Beek was de oudoom van Pauline Broekema. Haar verschenen boek Het Boschhuis is mede een eerherstel voor deze man, die in opspraak was gekomen als gevolg van zijn handelen in de Tweede Wereldoorlog. 

Bronnen