Skip to main content
Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 9, nummer 3 (december 1993), pag. 119-123

Herinneringen van mevrouw A.J. Stappers-van Breemen

A.J. Stappers-van Breemen

Klik hier voor de pdf van dit artikel
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergroting.

De bakkerij van mijn ouders

Mijn vader Pieter van Breemen (Blaricum 11 augustus 1860 – Bussum 23 oktober 1943) nam in 1885 van zijn broer Cees de bakkerij aan de Sint Vitusstraat over voor f 300,--. Het was toen een heel andere tijd dan nu. Een meisje van veertien jaar moest voor hem koken, wassen, werken en in de winkel helpen. Hij had wel verkering, maar het was uit den boze wanneer zij beiden in één huis samen zouden zijn.

Toen mijn vader op de eerste zaterdag veertien broodjes overhield, wilde hij de verkering uitmaken omdat hij er geen brood meer in zag! Maar mijn moeder, Alyda Maria van der Meer (Naarden 15 juli 1861 – Bussum 26 februari 1942) had meer vertrouwen in de zaak en zei dat hij niet zo gauw zijn kop moest laten hangen. En ja hoor! Het ging steeds beter. Na een half jaar hebben zij de stap gewaagd en zijn samen getrouwd. Na drie jaar kocht mijn vader een lap grond op de hoek van de Kerkstraat en de Kapelstraat. Hij liet hier een flinke bakkerij met een winkel en drie schuren op zetten. En natuurlijk ook een flink woonhuis, want er werd niet alleen gebakken, maar ook flink geboren! Ik ben de veertiende (geboren op 23 maart 1904 in Bussum) en van alle kinderen nog alleen over. Wij zijn lang met negen kinderen geweest: de anderen zijn jong gestorven of zelfs dood geboren.

Naast onze zaak was een groot stuk grond, waarop het huis van de hoofdonderwijzer stond. Dat heeft pa gekocht en er drie winkelhuizen op gezet. Die staan er nog aan de Kapelstraat (richting Klück). Vroeger zaten hier Klijnman, Hofman en wasserij De Leeuw. P.H.M.J. Klijnman had een slagerij; hij was van 1907 tot september 1923 lid van de Bussumse gemeenteraad. Hofman verkocht in één helft van zijn winkel groente en fruit, in de andere helft zuivel. Het derde winkelhuis was speciaal gebouwd voor de wasserij. Er was een grote droogzolder waar de was kon drogen alsmede een hele grote keuken waarin het wasgoed werd gestreken. In de schuur werd gewassen.

Ons oude huis is inmiddels vervangen door drie winkelhuizen aan de zijde van de Kerkstraat (hoek Kapelstraat): van C. van Tiel (groenteman), Tönis (bakker) en Rosenboom (kantoorinrichting). Een foto van dit oude huis staat op de volgende bladzijde.

     
Voor het oude huis (in 1911): in de deuropening links Alyda van Breemen
-van der Meer (50), rechts dochter Petronella van Breemen (16). Op de
fiets met broodmand: links zoon Willie en rechts zoon Piet van Breemen
(14 en 12 jaar). De knecht met paard is Willem Hageman; de andere
knechten zijn Willem v.d. Berg en Leo Steur.
 

Ik bewaar mooie herinneringen aan mijn jeugd. Het was een heerlijke jeugd; ik werd niet verwend, maar wel goed beschermd. Het is de mooiste erfenis die je kunt wensen om mee verder te leven.

Hoe Bussum vroeger was

Bussum was een gezellig dorp met z'n muziektent en met De Rozenboom. Als de harmonie Crescendo 's zomers in de tent speelde, stonden er drie borden "Stilte gedurende de muziek" en werd het verkeer netjes omgeleid. De Gooische Boer met z'n twee speeltuinen: aan iedere kant van het hotel één. De Gooische Stoomtram (door een fusie per 31 december 1943 opgegaan in de n.v. NBM in Zeist), waarmee je voor een dubbeltje heen en weer naar Laren en Blaricum kon. Hier woonde Pa z'n familie, dus gingen wij dikwijls naar deze plaatsen.
De Bussumse haven met de vrachtschepen tot de Veerkamp, waar later de kermis was. Pensionaat Mariënburg met de kostschoolmeisjes in hun zwarte jurkjes met witte kraagjes; alle dagen gingen zij wandelen onder leiding van de zusters. De broeders in hun lange togen. Zij begonnen in de Kapelstraat naast Jenster de slager. Broeder Jan deed altijd de boodschappen; ik zie hem nog lopen. Ook werd in die jaren in Bussum de eerste bioscoop gebouwd. Een hele gebeurtenis. Lange de Kort liet de bioscoop bouwen. Het zou later Palet gaan heten.

Ik herinner mij nog Concordia met z'n toneel- en zanguitvoeringen. Zelf was ik ook op de eerste kinderzangvereniging onder leiding van Henk Bus in een café op de hoek van de Nassaulaan, op de plaats waar nu de winkel van Jamin is. In dit café werden ook de repetities gehouden. Ik weet ook nog precies dat het Sint Vitusgebouw aan de Sint Vitusstraat werd gebouwd. Op deze plaats is nu het parkeerterrein voor de winkel van Klück. Wij speelden vroeger altijd op dat terrein; je kon er doorlopen langs Van Onselen de slager. Eigenlijk mocht dit niet, maar het was wel leuk. Er tegenover aan de Sint Vitusstraat was de wagenmakerij van Hom, waar wij als kinderen vaak gingen kijken. Later werd daar tegenover de Broederschool gebouwd, vlak naast Ernst, een boerderij die uit kwam op de Prinsenstraat.

De mobilisatie in 1914

In 1914 verhuisde mijn vader met ons gezin naar Naarden. Mijn broer bleef in de oude bakkerij. In augustus van dat jaar brak de mobilisatie uit. Wij kregen inkwartiering: het was ook een bakker en hij kwam uit Utrecht. Deze bakker is 95 jaar geworden en hij is in 1981 nog bij ons op bezoek geweest met eigen gebakken banket.

Op de dag in augustus 1914 dat de mobilisatie kwam, was ik met schoolreisje naar de Gooische Boer met de zusters. Wij hadden broodjes mee. Maar de poorten van Naarden werden gesloten en mijn moeder zat in angst dat we hierdoor niet meer thuis in Naarden konden komen. Die dingen vergeet je nooit meer. Al die militairen in de stad; er werd wel goed verdiend. Pa bakte Amsterdamse Korstjes en gevulde koeken. Nou, dat bliefden de soldaten wel!

Op een bepaald moment kwam er een distributie van kolen. Pa kreeg maar voor één zaak kolen. Een koude bakkerij was niks voor hem: alleen brood wegbrengen, dus dan maar weer terug naar Bussum. We gingen in een kleine villa aan de Kerkstraat wonen (naast De Vrankrijker), tegenover de bakkerij. Die huizen zijn inmiddels ook allemaal afgebroken. Mijn ouders hebben daar 14 jaar gewoond. Toen werd het tijd voor een tehuis voor "jong van vroeger" in Hilversum. Maar Bussum bleef toch trekken en zij zijn dan ook weer naar Bussum teruggekeerd en in een huis aan de Korte Singel gaan wonen. En na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog trokken mijn ouders bij ons in huis. Het was in de oorlog voor hen alleen in een huis te gevaarlijk. Zodoende zijn zij beiden nog bij hun jongste kind in huis gestorven.

Vroeger, bij ons thuis.

Wij hadden vroeger de vader van Clinge Doorenbos als dokter Hij reed zomer en winter in z'n colbertje op de fiets, het gereedschapskistje achterop. Toen ik in 1904 geboren was, kreeg mijn moeder van hem een grote taart; hij had respect voor haar, omdat ze toen al enigszins invalide was. Het was toen wel een andere tijd: je kreeg een kind, nu neem je een kind. Ik weet niet wat beter is.

Bij ons in de Kapelstraat had je Arie Post, de barbier, en Klück met z'n kleine huisje met ernaast de smederij. De zoons hebben later op die plek een groot winkelhuis gezet. Mijn man en ik hebben bij Klück onze eerste kachel gekocht, nadat wij eerst een oude kachel van mijn ouders hadden gebruikt. Ik kan me nog herinneren dat vroeger op de Brinklaan De Faam zat, op de plaats waar later de winkel in natuurprodukten van Pomona zat, tegenover Installatiebureau Kok. Ernaast zat Oorsprong, de bakker, en aan de andere kant stond ons mooie gemeentehuis (op deze plaats zijn nu de winkels van de Nieuwe Brink). Verder op de Brinklaan was naast de Koepelkerk, op de plek waar nu de pastorie staat, een klein winkeltje, waar Kortbeek bij zijn kwekerij zijn bloemen verkocht. Aan de overkant van de Brinklaan was de blekerij van Ruth Fokker en daarnaast de Simon Hendrik Veerbrug, een grote trap waar je over kon lopen maar die ook heerlijk was om over te hollen. Nog even verder lag de houthandel van Weitjens. Het woonhuis had een grote serre. Bij Weitjens hadden ze twaalf kinderen. Om de hoek was de ophaalbrug en Schreuder was de brugwachter. De brug lag over de vaart aan het begin van de Brediusweg. Verder waren er een paar blekerijen.

Aan de andere kant van de Brinklaan, waar het viaduct is, herinner ik me nog (tegenover het tankstation) de Wilhelminaschool (ook wel: de Viaductschool) alsmede de spoorwegovergang naar het oude kerkhof. Daarachter was "Vlooienburg" (de Gooiberg), waar later de Majella werd gebouwd. Ik weet nog dat de zusters in een oude villa zijn begonnen en dat zij lopend naar de zieken gingen. De zusters, waaronder zuster Agneta, verzorgden de zieken iedere dag thuis.

Toen wij klein waren werden we 's zaterdags, als de bakkerij van boven tot onder schoon was, in de tobbe gestopt. Dat was heerlijk warm. We kregen daarna chocolade met eigen gebakken chocoladebeschuitjes.

Mijn vader had als eerste een hete-luchtoven. De oude oven, die met takkenbossen (bundels dorre takken) werd gestookt, bleef staan om roggebrood in te bakken.

Naast ons woonde Groenewoud, de slager. Als daar vet werd uitgebakken, kreeg ik altijd een schoteltje kaantjes. Heerlijk! Als ik eraan denk, proef ik de smaak weer.

Wij hadden bij ons thuis ook een paard en wagen. 's Zondags ging pa met een kales (een open, vierwielige koets met een sierlijke, lage bak) met moe en de kleintjes rijden. De grote zussen moesten op de winkel passen – die was altijd open. Op weekdagen en op zondag van zeven uur tot tien uur 's avonds. Pa moest 's nachts bakken. Als hij bezig was kwamen de agenten tijdens hun rondgang even hun neus warmen en kregen zij een kop koffie met een krentenbol. Het was toen een gemoedelijke tijd!

Wij hadden grote schuren. De Huizer visboeren kwamen met de hondekar uit Huizen en stalden de kar en de hond bij ons voor een dubbeltje in de week. Ze gingen dan met de fiets de vis uitventen in het Spiegel. Daarna een half broodje met kaas of worst en een kop koffie, ook voor een dubbeltje. We hadden een werkster uit Laren, die lopend naar Bussum kwam, en die voor ons de hele dag waste. En hoe! En voor een gulden per dag; dat was goed betaald. Ze ging niet eens met de tram. Wij hadden ook altijd knechten uit het weeshuis. Dat vond mijn vader een goed werk. Dan hadden ze meteen een goed tehuis. Toen mijn moeders vader, inmiddels een oude man, op 81-jarige leeftijd stierf, bleven er drie kinderen thuis over. Maar die kwamen wel allemaal bij ons in huis tot ze trouwden. Dat kon allemaal!

Wij hadden thuis een gezellig gezin. Er werd gewerkt, genaaid, als 't kon werden er spelletjes gedaan en we waren met weinig tevreden. Wij hadden goed te eten; eenvoudig, maar lekker. Als het winter werd kocht pa een half varken. Moe maakte dan balkenbrij (bereid uit vlees van een varkenskop en ander vleesafval, bloed en vet, gekookt met boekweitemeel, krenten en rozijnen), worst en hoofdkaas. En wij maar smullen! In de kelder hadden wij een grote pot vet en potten met bonen en zuurkool en er lagen ook aardappels – tot er weer nieuwe aardappels waren. Er was een gemetselde eierenput, waarin eendeëieren werden bewaard om beschuit en pannekoek mee te bakken.

De eerste paardenslager was Mei. Hij begon zijn winkel in de Nassaustraat. Wij haalden er altijd een muisje rookvlees (rookvlees van de muis: het mooiste stuk van het rookvlees). Dat hing dan altijd aan de balk in de keuken. Daar hing ook een petroleumlamp. In de winkel hing ook zo'n lamp en die is eens in brand gevlogen. Pa nam toen een grote aker (= emmer) melk die net was gebracht om er brood mee te bakken en gooide die over de brandende lamp. De brand was meteen geblust!

Zo kan ik wel doorgaan met het ophalen van herinneringen. Ik ben inmiddels 89 jaar. Mijn man is overleden; hij werd 84. Wij hebben samen ook een prettig gezin gehad met vier kinderen en ook vier fijne aangetrouwde kinderen, 16 kleinkinderen en inmiddels ook 9 achterkleinkinderen.

Ik woon nu in Antoniushove: een tehuis voor jong van vroeger.