Skip to main content
Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 9, nummer 2 (september 1993), pag. 78-79

Goede gedienstige – het dienstbodenprobleem

Ina de Beer

Klik hier voor de pdf van dit artikel

Dat vroeger nogal nalatig met dienstboden werd omgesprongen was algemeen bekend. Daarom vond de "Afdeling Bussum en omstreken van de Nederlandsche Vereeniging van Huisvrouwen" het wenselijk hierover hetvolgende te schrijven in het Maandbericht van maart 1939.

Het dienstbodenprobleem.

Wanneer men vele huisvrouwen hoort over de vraagstukken, die haar vooral in het gezinsleven "kwellen" dan is het wel dat van het vinden der goede gedienstige. Een vraagstuk, waaraan heel wat vast zit. Telkens blijkt weer, van hoeveel belang het is, dat onze jonge meisjes een behoorlijke scholing voor het dienstbodenvak krijgen niet alleen, doch dat vooral ook van den kant der werkgeefsters er velerlei verbeteringen dringend noodzakelijk zijn. Want de tegenzin van vele Hollandsche meisjes om dienstbode te worden, is gedeeltelijk te verklaren uit de manier, waarop men met deze meisjes omspringt. Men behandelt ze uit de hoogte, is karig met uitgaansavonden, doch laat ze avond aan avond moederziel alleen in de keuken zitten, omdat ze misschien een theepotje moeten omspoelen, het minste dakkamertje en het afgedankte meubilair is goed genoeg voor ze, enz. De goede werkgeefsters niet te na gesproken. Zóó behandelt men niet iemand, die in het gezinsleven toch een zeer nuttige en belangrijke rol speelt. Geen wonder, dat de meisjes, die óók haar gevoel van eigenwaarde hebben, geringe lust toonen in huishoudelijke dienstbetrekkingen te gaan. Maar ook de regeering heeft een plicht. Want zoolang deze toestaat, dat de meisjes reeds zeer jong door de fabrieken worden opgeslokt, komt er van voldoende opleiding tot dienstbode niets terecht. Noodig is eigenlijk, dat na de lagere school de meisjes verplicht worden eenige jaren een scholing in huishoudelijk werk te doorloopen. En eigenlijk geldt dit niet alleen voor de meisjes uit arbeidersgezinnen die dienstbode worden, maar ook voor de andere, die toch eens huisvrouw zullen zijn. En wier handen totaal verkeerd staan, terwijl ze geen vleugje besef hebben van den goeden gang van zaken in het gezinsleven.

Er is nog een aspect aan het dienstbodenprobleem. En dat is wel zeer belangrijk. Men hoort telkens – en volkomen terecht – de meening, dat het gezinsleven eigenlijk het duizendvoudig mozaïek vormt, waarop de geheele samenleving rust. Zonder een gezond en evenwichtig gezinsleven is geen gezonde maatschappij mogelijk. En waar in dat gezinsleven de huishoudelijke hulp der dienstbode een zoo belangrijke factor is, vormt de zorg voor voldoende krachten op dit gebied een allernoodzakelijkst punt van overweging in wat men de "gezinsverdediging" zou kunneri noemen. Het gezin, als cel der samenleving, heeft evenzeer verdediging noodig als b.v. het geheele land. Moge iedere huisvrouw het hare doen, om het onze jonge meisjes aantrekkelijk te maken dienstbode te zijn.