Skip to main content
Bussums Historisch Tijdschrift, jaargang 33, nummer 1 (mei 2017), pag 36-39

Aan de Lange Heul stond misschien Bussums eerste boerderij

Jan-Willem Henfling

Klik hier voor de pdf van dit artikel
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting 

Inleiding

De Laarderweg eindigt bij de Randweg, maar als fietser of wandelaar sta je op dat punt juist aan het begin van een tocht over de Bussummer Heide. Als wandelaar kun je dan natuurlijk kiezen voor de Doodweg, die naar de begraafplaats Sint Janskerkhof leidt, maar voor dit verhaal volgen we het fietspad. Het slingert langs de rand van de zandafgraving (nu Sportvallei) zuidwaarts. Over een veerooster in een klein bos komen we op een open stuk hei. Het pad klimt daar vrij steil totdat je aan de rand van een bos met vliegdennen stuit op een splitsing. Rechtsaf is de Natuurbrug en vervolgens het Fransche Kamp. Linksaf leidt de weg naar Hilversum en de Westerheide. Voor ons verhaal stopt de tocht vandaag bij deze splitsing. Aan je rechterhand zie je de royale bank staan die Het Goois Natuurreservaat (GNR), sinds 1932 eigenaar en beheerder van onder meer de Bussummer hei, daar voor je heeft neergezet. Ga daar lekker in de zon zitten en lees verder.

Het kleine bos dat je voor je ziet (afb.1) bedekt het erf van een boerderij, die daar omstreeks 1200 in bedrijf was en in 1428 alweer was verlaten. Dit bos en de bank waarop we zitten bevinden zich op een heuvel aan de rand van de zandafgraving, later de Sportvallei. Maar als je beter kijkt, zie je dat de heuvel deel is van een heuvelrug die zich oostwaarts uitstrekt (afb.2). Anderhalve kilometer verder nadert hij de Nieuwe Crailoseweg (of Gebed Zonder End) om daar ogenschijnlijk in de grond te verdwijnen en ten zuiden van de weg weer boven de grond uit te komen (afb.3 geeft de hoogteverschillen duidelijk aan). Deze heuvelrug wordt reeds eeuwenlang de Lange Heul genoemd.

Afb.1. Impressie van het terrein waar de boerderij heeft gestaan. Foto: Sander Koopman.
Afb.2. Topografische kaart van 2011, met een X is de locatie van de opgegraven boerderijplaats aangegeven
Afb.3. Beeld van de Lange Heul, waarop de langgerekte vorm van de heuvelrug goed te zien is

 De HKB en dit blad concentreren zich op de historie van Bussum. De bronnen daarvoor bestaan grotendeels uit geschreven of gedrukte documenten. Maar een ander deel zit verborgen in het ‘geheimschrift der aarde’, in de vorm van sporen van huizen, hekken, akkers, sloten, grafheuvels, vuistbijlen, pijlpunten, bierdoppen, plastic bekertjes en andere zaken die mensen achterlieten. In het volgende verhaal van geoloog en archeoloog Sander Koopman gaan we terug naar de tijd dat Floris V in deze buurt door zijn collega’s werd vermoord en op en rond de Lange Heul mensen leefden, koeien graasden en rogge werd verbouwd. In de tweede helft van dit jaar zal Museum Hofland, bij het Sint Janskerkhof, een bijzondere expositie wijden aan de prehistorie van het Gooi. De archeologische ontdekkingen die in het volgende artikel worden beschreven zijn daar terug te vinden, maar ook de pijlen die onze neanderthalers hier achterlieten en de bekers en potten van mammoetjagers en de tijdgenoten van de Romeinen worden daar tentoongesteld (afb.4.) 

De archeologie van de Lange Heul

[voetnoot 1]

Sander Koopman

Over het ontstaan van de Lange Heul [voetnoot 2] hebben heel wat theorieën de ronde gedaan. Het zou een stuwwal of een esker zijn uit de voorlaatste ijstijd, maar recent onderzoek leert dat het een ‘lengteduin’ is, dat werd gevormd aan het eind van de laatste ijstijd. Er was toen weinig begroeiing en de wind had vrij spel op het toendra-achtige landschap (Koopman & Cruysheer, 2012).

Archeologische vondsten van de Lange Heul, de Aardjesberg en het gebied van de grafheuvels bij Theehuis Bluk maken duidelijk dat het Gooi al 100.000 jaar geleden in trek was. De eerste bewoners van het Gooi waren neanderthalers, maar vanaf 30.000 jaar geleden leefden hier ‘ons soort mensen’. Toen het klimaat vanaf 10.000 jaar geleden warmer werd, vestigden zich hier volkeren die het land bewerkten en hun vee lieten grazen, boeren dus. Al die bewoners lieten sporen na: stenen bijlen en pijlpunten, resten van aardewerk, houtskool en crematieresten, bronzen gereedschap en Romeinse en middeleeuwse munten, pijpenkoppen uit de gouden, plastic bekertjes uit de 20ste eeuw. 

Een middeleeuwse boerderij op de Lange Heul

De tekenleraar, amateurarcheoloog en conservator van het Goois Museum (1935 tot 1947) W.J. Rust vond in 1932 de eerste aanwijzingen dat op de Lange Heul, aan de rand van de zandafgraving, een boerderij heeft gestaan. In enkele proefsleuven vond hij scherven van kogelpotten en kannen, brokken leem, verkoold eikenhout en wat spijkers (Rust, 1939). In 1938 vond een grotere opgraving plaats, waarbij in de grond de resten van een boerderij werden gevonden en twee waterputten. De sporen van de boerderij bestaan uit resten van greppels, sporen van palen en plekken met houtskoolresten (afb.5). Ook zijn veel aardewerkscherven gevonden en ijzerslakken, die verraden dat er ijzer werd vervaardigd. Enkele komvormige kuilen, resten van waterputten, zijn nog te zien. De wanden van deze putten, met een diepte van zeven tot tien meter, waren gemaakt van keien. Bij dit onderzoek werd ook het restant van een prehistorische grafheuvel ontdekt, die mogelijk werd geëgaliseerd om de boerderij te kunnen bouwen (Rust, 1939). Rust merkte in de omgeving verscheidene platte vlakken op en hij vermoedde daar andere boerderijen. Helaas is het tot nu toe niet mogelijk geweest zijn vermoeden te bevestigen of te weerleggen.

Eind jaren zestig kwam de zandafgraving van Crailo gevaarlijk dicht bij de in 1938 opgegraven delen van de middeleeuwse nederzetting. Dit was de aanleiding om nieuw onderzoek te doen (Besteman, 1970). Hierbij werden karrensporen gevonden, sporen van een keerploeg en concentraties van veldkeien. Donkere verkleuringen aan de rand van de afgraving verraadden palen van een bouwwerk. Gelukkig is de zandafgraving na 1970 niet verder uitgebreid. Sporen in de wand van de afgraving maken duidelijk dat de middeleeuwse nederzetting voor een deel is afgegraven. Helaas werden mogelijke vondsten tijdens dat graafwerk nooit gemeld. Van 1989 tot 1991 werd nieuw onderzoek gedaan in de omgeving van de boerderij (Wimmers, 1991; Wimmers & Van Zweden, 1992). Drie kuilen werden onderzocht. Twee betroffen de waterputten die Bursch eerder beschreef en een derde kuil bleek eveneens een waterput te zijn geweest. Opnieuw werden aardewerkscherven en sporen van vroegere akkers gevonden. Op de nabijgelegen Aardjesberg zijn bij de opgraving in 1991 ook paalsporen [voetnoot 3] waargenomen en middeleeuwse aardewerkscherven gevonden. Een palynologisch [voetnoot 4] onderzoek van grondmonsters uit de putten suggereerde dat in de directe omgeving veel heide aanwezig was, rogge werd verbouwd en, gezien de pollen van kruiden en grassen, ook vee werd gehouden. In 2015 is daar nog een aardewerkscherf (Siegburgsteengoed) gevonden, die qua datering samenvalt met de eindfase van de middeleeuwse nederzetting (afb.6).

Afb. 4. Opgravingsplattegrond van de opgraving uit 1938.Overgenomen uit Van Zweden (1992).
Afb. 5. Beeld van het deel van de Lange Heul waar de boerderij heeft gestaan.De kuilen binnen de rode cirkeltjes zijn de restanten van waterputten. Binnen het rode kadertje heeft de boerderij gestaan.
 Afb. 6. Deze Standvoetbeker dateert van de periode 2850-2200 v. Chr.en is in 1938 gevonden in het opgravingsvlak van de boerderij, maar is afkomstig uit een oudere grafheuvel.

Alle vondsten die tot nu toe zijn gedaan en die verband houden met de boerderij, dateren van de 12de tot 14de eeuw. Een oorkonde uit 1428 over een banscheiding (scheidingswal) tussen Laren en Hilversum noemt geen nederzetting of boerderij in dat gebied [voetnoot 5]. Toen moet de boerderij of nederzetting dus reeds verlaten zijn geweest. Het opgeven van de nederzetting past in een trend die over heel West-Europa werd waargenomen (Bieleman, 2008 ). In het Gooi zijn in die periode diverse nederzettingen verlaten, zoals Oud-Naarden, Keveren (waar de Keverdijk zijn naam aan dankt), Oud-Bussem en Hoog-Laren. Waarom de nederzetting bij de Lange Heul werd verlaten is niet bekend. Van Zweden (1992) noemt een daling van de grondwaterstanden in het Gooi vanwege de veenontginningen in de omgeving als mogelijke oorzaak. De boerderij kan ook verwoest zijn tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Opmerkelijk is dat twee waterputten relatief hoog liggen, op zo’n 12 m +NAP, en één veel lager, op ongeveer 9 m +NAP. Het is niet onaannemelijk dat deze derde put werd gegraven toen de andere twee putten droog vielen. 

De vondsten

De gevonden objecten zijn in de loop der tijd verspreid geraakt over diverse collecties. Een deel is in handen van particulieren (zie Van Zweden (1992) voor een overzicht). Een deel van de vondsten kwam in het bezit van het Goois Museum. Deze liggen momenteel in het depot van Huis van Hilde en zijn nog niet allemaal beschreven. 

Tot besluit

De middeleeuwse nederzetting bij de Lange Heul is de afgelopen eeuw verscheidene keren onderzocht. Dankzij de gedane vondsten hebben we een goed beeld gekregen van een kleine agrarische nederzetting, gelegen in een landschap met veel heide, waar onder meer rogge werd verbouwd en vee gehouden. Ook werd er wol gesponnen en ijzer vervaardigd. Toch wachten nog vele vragen op een antwoord. Ging het om een geïsoleerde boerderij, of was sprake van een nederzetting met verschillende bedrijven? Hoe was de dynamiek van deze nederzetting in termen van ontstaan, relatie met naburige nederzettingen en het uiteindelijke verval?

De meeste lezers van dit blad wandelen wel eens langs de Lange Heul en over de Aardjesberg. Van nu af aan zijn zij natuurlijk alert op vondsten, bijvoorbeeld van aardewerk. Elke vondst is een nieuw puzzelstukje waarmee het archeologisch verhaal van onze omgeving weer completer wordt. Tenminste…als de vondst wordt aangemeld bij AWN Naerdincklant via Dit e-mailadres wordt beveiligd tegen spambots. JavaScript dient ingeschakeld te zijn om het te bekijken..Literatuur

Besteman, J.C. (1970). ‘Hilversum’, in: Bulletin van de K.N.O.B., jaargang 69-4.
Bieleman, J. (2008). Boeren in Nederland. Geschiedenis van de Landbouw 1500-2000. Uitg. Boom, Amsterdam. 671 pp.
Koopman, S., & A.T.E. Cruysheer (2012). Paleogeografie en bewoningsdynamiek tussen Vecht en Eem. AWN Naerdincklant.
Rust, W.J. (1939). Vroeg-middeleeuwsche nederzetting op de Gooische heide. Heemschut 1939-1, Bond Heemschut.
Wimmers, W.H. (1991). Een archeologisch onderzoek in de akker van de Aardjesberg, Westerheide, gemeente Hilversum.
De staat van een monument en de aard van de vindplaats. Rapport 122 Staring Centrum, Wageningen.
Wimmers, W.H. & R.R. van Zweden (1992). Archeologische en historisch-geografische elementen in een natuurgebied. Antropogene achtergronden van de Gooise natuurgebieden. SC DLO Rapport 143.
Zweden, R.R. van (1992); Middeleeuwse nederzetting op de heide tussen Bussum en Hilversum. Eigen Perk 1992-3, Hilversumse Historische Kring Albertus Perk.

Noten

[1] Dit artikel is de geautoriseerde bewerking door J.W. Henfling van een vollediger studie die binnenkort zal verschijnen in Archeologica Naerdincklant. De titel van die studie wordt: Middeleeuwse vondsten van de Lange Heul te Hilversum.

[2] Een heul is in dit geval waarschijnlijk afgeleid van het oud-Nederlandse hul, met als betekenis heuvel. Lange Heul betekent dan dus letterlijk lange heuvel. Niet vreemd gezien de lengte van zo’n 2 km.

[3] Paalspoor: als je een paal in de grond steekt of slaat, bijvoorbeeld bij de bouw van een huis, dan zal dat hout op den duur geheel verdwijnen, behalve als het onder water staat, of op andere wijze van de lucht is afgesloten. Op de plaats van de houten paal kan een verkleuring in de grond, in de vorm van die paal, de aanwijzing zijn dat er een paal stond. Een rij palen wijst dan wellicht op een muur en een vierkant van paalsporen op een bouwwerk.

[4] Palynologie is pollenanalyse. Pollen is een ander woord voor stuifmeel. Dat stuifmeel is zeer resistent. Het is als het ware de vingerafdruk van de plant die het vormde. Palynologen kunnen onder de microscoop vaststellen welke bomen, struiken en kruiden leefden in de tijd dat de aardlaag, waarin het stuifmeel is gevonden, werd gevormd.

[5] De banscheiding was de scheiding tussen de gebieden die bestemd waren voor de Larense en Hilversumse schapenhouders. Larense schapen die over de ban verdwaalden, werden eigendom van de Hilversumse herders en omgekeerd.

De auteur:

Drs. Sander Koopman (1974) is voorzitter van AWN Naerdincklant, medewerker bij Geologisch Museum Hofland en hoofdredacteur van het tijdschrift Archeologica Naerdincklant. Hij houdt zich bezig met regionaal geologisch en archeologisch onderzoek en heeft hierover diverse boeken en artikelen geschreven. In het dagelijks leven is hij werkzaam als testadviseur bij ProRail.

Wat is AWN Naerdincklant?

AWN Naerdincklant is sedert 1952 een vereniging voor vrijwilligers die in onze regio de archeologie beoefenen en stimuleren. Het is één van de 24 afdelingen van de AWN-Vereniging van Vrijwilligers in de Archeologie. Elk van deze afdelingen heeft zijn eigen gebied. Meer informatie kunt u vinden op www.awn-archeologie.nl/13 .