Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 12 nummer 1 (mei 1996), pag. 25-27


Boekbespreking

Marcus van der Heide

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergroting.

C.M. Plettenberg 'Een tragisch vrouwenleven:

Marianne Philips [1886-1951] en haar biecht'.

Doctoraal scriptie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, augustus 1995.

In april 1994 publiceerde Tineke Plettenberg in het Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nr. 1 (april 1994) pag. 11-14 over Marianne Philips. Het ligt in haar bedoeling een biografie over de auteur te schrijven. Zij besluit met een aantal vragen over haar; de beantwoording daarvan is van essentieel belang. Vandaar haar artikel.

Als summiere biografíe geef ik hier wat Querido Singel 262 in 1971 in 'Wie schrijft daar?' Zesenzestig Nederlandse auteurs fotografisch, biografisch en bibliografisch, over Marianne Phtlips meldt:
"Marianne Philips werd geboren in een vormelijk joodse familie. Heel jong ouderloos geworden voltooide zij haar hbs-opleiding niet, maar werd kantoorbediende bij een Amsterdamse diamantfirma. Trad toe tot de Handelsbediendenbond, werd lid van de SDAP. Trouwde in 1911 met S. Goudeket, vestigde zich in Bussum. Nam deel aan de openbare propaganda van de SDAP, was voor deze partij van '19 -'29 lid van de Bussumse gemeenteraad.

Moest tijdens de Bezetting, evenals de andere leden van haar gezin, onderduiken; werd in de winter van '44-'45, fysiek gebroken, illegaal opgenomen in Sint-Anthoniushoeve te Voorburg.

Bleef na de Bevrijding bedpatiente, werd van '47 tot haar overlijden in haar woning in Naarden verpleegd; wist zich ook tijdens haar ziekte tot litteraire produktie te brengen [De zaak Beukenoot werd in 1950 met de novellepijs van de CPNB bekroond]. Na haar overlijden is het Marianne Philips-fonds gesticht, dat ieder jaar op haar geboorîedatum een auteur ouder dan vijftig jaar op grond van zijn gehele oeuvre een prijs verleent.

S. Goudeket: '[...] Haar zucht tot levensverdieping bracht haar tot de studie van de filosofie. Zij ontwikkelde zich tot religieus-socialiste, later tot theosofe, maakte zich los van de aktieve politiek en trad toe tot de Theosofische Loge. Omstreeks '35 werd zij lid van de Vrij-Katholieke kerk'."

Thans ligt dan de scriptie van Tineke Plettenberg voor ons, waarin de roman De Biecht centraal staat. Veel van de problematiek in het werk van Marianne is nog steeds aktueel, haar werk is ten onrechte in de vergetelheid geraakt. Het doel van haar scriptie is om "in De Biecht de mens Marianne Philips terug te vinden. Met andere woorden: is de visie op het wereldbeeld dat te lezen is in het boek gekleurd door de persoonlijkheid die zij toen is geweest?"

Daartoe is uiteraard een uitgebreid inleidend biografisch hoofdstuk nodig: pag. 1-48. Enkele Bussumse gegevens licht ik er uit. Na het huwelijk in het oude raadhuis op 1 mei 1911 vestigden ze zich Ruthardlaan 22. In haar visie op een betere maatschappij past ook het praktisch bezig zijn: ze is een van de mede-oprichters van de Openbare Leeszaal in Bussum. Haar politieke optreden [dat bij Querido tien jaar lijkt te beslaan] valt uiteen in twee perioden: 1919/1920 en 1927-1929. Nadat ze in het bestuur van de partij-afdeling van de SDAP gekomen is, wordt ze in 1919, overigens met nog twee andere vrouwen, gekozen als raadslid. Burgemeester s'Jacob heet ze op de openbare vergadering van 2 september 1919 welkom met onder andere de woorden: "dat de latere geschiedschrijver moet uitmaken of het medeverantwoordelijk zijn van vrouwen tastbare gevolgen zal hebben op de ontwikkeling der maatschappelijke toestanden". Marianne wekt op deze eerste vergadering direkt al beroering door voor te stellen in het vervolg alleen 's avonds te vergaderen, omdat een gehuwde vrouw zich niet altijd overdag kan vrijmaken [zelf heeft ze al twee kinderen]. Haar voorstel wordt met één stem verworpen. De zaak waar ze zich in dit eerste jaar van politiek inzet is het voorstel om een noodlijdende partkuliere kinderbewaarplaats door de gemeente te laten overnemen. Deze zal echter slechts financiële hulp geven.

In de loop van het jaar uit ze haar teleurstellmg erover, dat de gemeente niet zal overgaan tot distributie van manufakturen en schoeisel (De overheid dient toch voor de dagelijkse behoeften van de burger te zorgen), verdedigt onder andere de positie van de gehuwde werkende vrouw en moeder en pleit vooral voor goed volksonderwijs (instellen van beurzen aan arbeiderskinderen; ook het huishoudonderwijs kan beter). Maart 1920 neemt ze afscheid van de raad, als reden geeft ze op 'huiselijke omstandigheden'. Haar teleurstelling is echter dat ze als SDAP-raadslid alleen en vooral het SDAP-standpunt moet verwoorden. Ze blijft echter aktief, is voorzitter van een centrale oudercommissie en weet met anderen een subsidie voor het aanleggen van een zwembad bij de gemeente los te peuteren.

In de zomer van 1922 verhuizen de Goudekets naar de 's-Gravelandseweg 50, naar Heydezate, een eldorado voor de drie kinderen. Het imposante landhuis met dertien kamers is omgeven door een bloemen- en groentetuin en op het terrein staat nog een Waldenhut. De foto die Plettenberg uit het familiealbum van de Goudekets afdrukt is een unieke vondst, die ik direkt aan het Van Eeden Genootschap meldde. Hij is nl. exact te dateren: 1923, de verjaardag van het oudste kind (Hester geboren 14 oktober 1913). Raadpleging van de plattegrond in het Waldendagboek Walden in droom en daad [Amsterdam 1980] levert op dat de afgebeelde hut die van Cary van Hoogstraten (in 1903 met Nico van Suchtelen getrouwd) is. Voor de lokatie is ook de oude nummering van nut: Van Eedens villa De Lelie was nummer 46 [thans 86], m.a.w. Heydezate nr. 50 is thans nummer 90.

      
Foto: de kinderen Goudeket in de tuin van Heydezate in 1923.
Van links naar rechts: speelkameraadje Hans, Frits (geb. 1919),
vriendinnetje Emmie, Carla (11 maart 1917) en Hester (14 oktober 1913).
Op de achtergrond de Waldenhut.
 

Op 31 maart 1926 verhuist het gezin naar Meentweg 55. In deze tijd gaat Marianne filosofielessen volgen bij Dr. Groot van het Christelijk Lyceum, maar de sociale betrokkenheid blijft. Bij de verkiezingen van 1927 stelt ze zich op aandringen van de SDAP weer kandidaat en in september treedt ze voor de tweede maal toe tot de gemeenteraad. De kloof tussen de liberalen, confessionelen en SDAP is minder groot geworden en Marianne ziet de rol van de SDAP als partij die een synthese tot stand kan brengen tussen de gebondenheid van de rooms-katholieken en het individualisme van de liberalen. Onderwijs, opvoeding en nu ook volksgezondheid zijn de zaken die haar vooral bezig houden. In juni 1929 lekt uit dat ze zich "meer op litterair gebied wii gaan specialiseren. Reeds is een roman [De wonderbare genezing] van haar bij den uitgever C.A.J. van Dishoeck ter perse", aldus de Bussumsche Courant van 11 juni 1929. Op 3 september neemt ze dan ook voorgoed afscheid van de raad.

Burgemeester De Bordes noemt haar "komeet aan het ñrmment der gemeentepolitiek. Zij kwam op, schitterde een korten tijd en verdween onverwachts uit het politieke gezichtsveld."

Over de letterkundige arbeid wil ik het nu verder niet meer hebben. De geïnteresseerde lezer zij nog verwezen naar het  Contactblad Historische Kring Bussum 10/3 (1994) 105-120, waar meer over deze kant geschreven is.

De scriptie van Tineke Plettenberg ligt ter inzage op het documentatie/informatiecentrumaan de Huizerweg 54. Graag bedanken we haar voor de bijzondere schenking.