Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 11 nummer 1 (april 1995), pag. 28-40


Wereldoorlog II en Bussum in de letterkunde (2)

Marcus van der Heide

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel

Lees Hoofdstuk 1 in Deel 1: Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 10, nr. 3, pag. 105-120

Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting. 

Hoofdstuk 2

In het eerste hoofdstuk kwamen elf schrijvers aan de orde, die ten tijde van de oorlog in Bussum woonachtig waren. Hoofdstuk 2 gaat over de schrijvers, die vóór of na de oorlog in Bussum woonden en in wier werk de oorlog een rol speelt. Bussum ten tijde van W.O. II komt weinig voor.
Bij Ina Boudier-Bakker is dit nog wel het geval. 

2.1 Ina Boudier Bakker (1875-1966)

Ina Boudier Bakker woonde slechts een jaar (1922/3) in Bussum. Haar man was hier als direkteur van het postkantoor aangesteld om orde op zaken te stellen; vóór hem waren namelijk achtereenvolgens enige postdirekteuren zenuwziek geworden. Hij bracht het er goed van af en bij zijn vertrek schreef de Gooi- en Eemlander 27-2-1923 dat "de heer Boudier het kantoor tot een aangenaam werkend instrument heeft weten te hervormen. Het postpersoneel verliest een humaan en strikt rechtvaardig chef".

     
Ina Boudier Bakker 1926
 

In Bussum schreef Ina De Straat en begon ze aan het het episch gedicht Sarai. Hier zette ze ook de eerste fragmenten van de grote Amsterdamse familieroman De klop op de deur, die pas in 1930 zou verschijnen, op papier.
In Utrecht hield Ina Boudier een oorlogsdagboek bij, dat in 1975 verscheen onder de titel Met de tanden op elkaar, Dagboeknotities '40-'45. De 'notities' van de 65-jarige graven over het algemeen niet zo diep. We lezen van de verschillende bombardementen op vliegveld Loosdrecht, en van de boete van tweeëneenhalf miljoen, aan Hilversum opgelegd voor "ongeregeldheden. Te betalen door de inwoners met een inkomen boven de tienduizend gulden" [1-3-40]. De vakantie in het chique Badhotel in Baarn van 30/6-14/7 1941 was "heerlijk" [noot 1].
Op 25 november 1941 schrijft ze over de "zogenaamde 'Cultuurkamer', schepping van meneer Goedewaagen", die eist, "dat iedereen daar lid van wordt, die nog iets publiceren wil in enige kunst. Het is een wonderlijk gevoel bijna veertig jaar geschreven te hebben en dan opeens niet meer te mogen schrijven van een prul van een mens, die van 't werk geen aasje benul heeft".
Op 12 maart 1942 noteert ze: "De letterkundigen moeten zich voor 1 april opgeven aan de Cultuurkamer. Wat ik niet doe". Al eerder, 19 januari 1942, had ze haar lidmaatschap van de Vereniging van Letterkundigen opgezegd. Betreffende de literaire kant lezen we 4 januari 1941, dat [de overigens foute; noot 2] Holle [& Co, Den Haag] een Duitse vertaling van Het Spiegeltje uitgeeft, en 5 juni 1942 dat haar Amsterdamse uitgever J.W. van Kampen "om zijn zaak in 't gilde [noot 3] heeft moeten gaan. Dat is nu plechtig geïnstalleerd. Hij had papier kunnen krijgen voor 11.000 exemplaren Klop op de deur, en hij zegt: 'ik was er zeker van alle 11.000 al van te voren kwijt te zijn'. Maar de vergunning is geweigerd. Het spijt me meer dan ik zeggen kan, er is nu juist zo veel vraag naar. Het mooie van 't geval is, dat ... Holle het papier gekregen heeft voor een herdruk van de Duitse Klop op de deur!" Zelfs in Zweden wordt een volksuitgave van De Klop op de Deur voorbereid [11-2-1944].

Bussum komt 18 april 1942 aan bod: "Overal inkwartiering [...]. In Bussum alle huizen boven de tien kamers gevorderd. In Hilversum dito en in het stadhuis, dat in allerijl ontruimd moest, zit Christiansen met zijn staf". En aan het einde van de oorlog, als de Geallieerden bij Baarn zijn [19-4-1945], lezen we op 20 april: "De Geallieerden hebben zich blijkbaar gesplitst. Een deel ook over Amerongen naar Utrecht. Een deel over Laren en Bussum naar Amsterdam. De berichten zijn nog onduidelijk". Ze vervolgt: "Maar aangezien is aangezegd dat we ons Zweedse brood en bonnen-waren zondag moeten afhalen, kan daaruit afgeleid worden, dat de Geallieerden maandag hier verwacht worden" (welke verwachting iets te voorbarig bleek). Op 26 april kreeg "ieder een half Zweeds brood en 125 gram margarine". Dit was de tweede keer, dat dit gebeurde; de eerste maal was op 6 maart: "We hebben vanavond het heerlijke Zweedse wittebrood met Zweedse margarine gegeten, het geschenk van Zweden". 

2.2 Willy Corsari (Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt, geb. 1897)

Corsari werd opgeleid voor zang en cabaret (aanvankelijk bij Pisuisse in Laren). Zelf schreef ze een aardig, doch oppervlakkig boekje Liedjes en Herinneringen (1972) over deze kant van haar leven. Na de cabaretliedjes, korte verhalen (Haagse Post, De Groene), feuilletons (haar eerste roman 'Nummers') en hoorspelen ontpopte ze zich tot een produktief schrijfster van vlotte meisjesboeken, romans en vooral detectives, die ze zelf liever als "mysterieromans" betitelde. Wilhelmina Angela Douwes-Schmidt schreef haar eerste detective, De misdaad zonder fouten (1927) nog met haar man. Ze woonde van 1923-28 in Bussum, Huizerweg 20. In 1935 werd haar 'Mysterie van de Mondscheinsonate' verfilmd en verrassend was 'De weddenschap van Inspecteur Lund' (1941), de eerste belangrijke bundel Nederlandse detectiveverhalen.

     
 
Willy Corsari

In november 1945 al verscheen haar oorlogsroman Die van ons bij De Bezige Bij, die in de oorlog zestig illegale uitgaven verzorgde. Het boek werd een bestseller (2de, 3de, 4de druk in september, november, december 1946) en jarenlang heeft de legale Bezige Bij gedreven op dit kassucces [noot 4].

Critici plachten de boeken van Corsari nogal eens af te doen als "damesromans', helaas geldt dit ten dele ook voor 'Die van ons': "vluchtig en romantisch-boeiend", volgens W.L.M.E. van Leeuwen [noot 5]. De ommekeer van de hoofdpersoon Brandt van antisemiet tot "één van ons" wordt in de eerste helft van het boek overtuigend neergezet, en hoofdstuk vijf, het uit de weg ruimen van een verrader, is thrillerachtig , maar verder blijft (te) veel aan de oppervlakte, een brokkelig geheel van schrijnende en op zich zelf treffende scenes, al is de strekking op het einde van het boek niet mis: "Het is niet afgelopen. Het begint pas. Wij zijn nog altijd illegaal ...wij, de idealisten, de hardnekkigen, die geloven aan een betere wereld. Het is niet afgelopen, het is zojuist begonnen. We moeten er nog eens doorheen, vijf jaar, tien jaar en wéér volhouden, de hele ellende - op een andere manier - vechten tegen onrecht en wreedheid en domheid, opkomen voor degenen, die mishandeld worden".

De schrijfster had in de oorlog een Duitse jongen in huis, die opgeroepen was voor het leger. Ze werd gearresteerd en zat enige tijd in de gevangenis in Scheveningen. Daar heeft ze "de allerlaatste maal gezongen. Daar zaten we met zes of zeven gepropt in een cel voor één persoon. We werden maar hoogst zelden gelucht, want we hadden vrouwelijke cipiers en de hemel beware je als vrouwen niet deugen [...]. We kregen niets te lezen, geen brieven. Ik heb toen alle boeken die ik gelezen had, naverteld en ik heb er alle liedjes gezongen die ik kende" [Liedjes en Herinneringen p. 114]. Corsari werd vrijgelaten, omdat de Duitsers niet konden bewijzen dat ze op de hoogte geweest was van de desertie van de jongen. 

2.3. Helma Wolf-Catz (1900-1979), Loeka Wolf-Catz (1930)

Moeder en dochter Wolf-Catz vestigden zich in 1968 in Bussum. Het is bijzonder, dat beide schrijfsters een autobiografische oorlogsroman geschreven hebben.

     
Helma Wolf-Catz 1947
 

"Helma werd op 31 mei 1900 te Nieuw en St-Joosland (Zeeland) geboren. In 1900 verhuisde ze naar Blaricum, bezocht het gymnasium in Hilversum en huwde in 1926. Haar man, Mr. J. Wolf, werd in 1944 door de Duitsers vermoord", aldus het Kompas der Nederlandse Letterkunde van 1947.

Het gezin moest in de oorlog 'onderduiken' en tijdens de oorlog al schreef Helma De Dreiging, een roman spelend tussen 1910 en 1945. Er komt geen enkele naam in voor. De schrijfster koos de derde persoon om zichzelf op de achtergrond te kunnen schuiven en haar geschiedenis te veralgemenen. Andere figuren werden met 'vriend', 'helper', 'notaris' enz. aangeduid, omdat namen noteren voor de betrokkenen gevaar opleverden. Het boek werd opgedragen "aan hem [haar man] wiens leven dit boek ademen zal". Ondergedoken in "het houten huis aan het water" [Loosdrecht; noot 6] werd het gezin verraden. De vader werd gevangengenomen, hoewel hij nog had kunnen vluchten, maar " 'Ik zie geen kans', was zijn laatste woord, dat het kind [Loeka] overbracht [aan haar moeder]" (p. 167).

Na vele omzwervingen belanden moeder en dochter in een hotel in een provinciestadje [Deventer]. Hier wordt ook de laatste tijding betreffende de vader ontvangen: "Het pakket was uit het kamp teruggekomen, 'abgereist' stond er op. Het was november, zes november [1943]."

"Die dag begon mijn moeder weer te schrijven. Ze liet me het manuscript van deze (auto)biografie in romanvorm verder niet lezen, want ze vond me er nog niet oud genoeg voor. Bovendien was het in verband met de omstandigheden beter dat ik de inhoud niet kende [...]. Ze kocht voor mij een schoudertas van gevlochten papiertouw, waarin ik de schoolschriften van dit manuscript onopvallend met me meedroeg als we uitgingen. Kinderen werden nu eenmaal minder gauw gefouilleerd dan volwassenen", zo schrijft Loeka in haar autobiografische roman Kind in de schaduw, in 1985 uitgekomen. In tegenstelling tot haar moeder kiest Loeka voor de ik-vorm. Ook zij noemt geen namen. Indirect wordt eenmaal de naam van haar vader gebruikt ("U spreekt met het huis van de advocaat mr. Justus Wolf", p.132) en het hotel in Deventer krijgt heel toepasselijk de naam 't Hemeltje [noot 6]. Ze noemt zelfs de datum van het verraad aan de plas: de nacht van 22-23 augustus 1943.

Kind in de schaduw laat ik verder rusten, daar ik het uitvoerig besproken heb in het Contactblad Historische Kring Bussum 2/1 (1985) 21-27

Nog een enkel woord over Helma dus. In de Achterhoek krijgt ze weer legale (i.p.v. illegale) papieren (p. 201-4) en "wist alleen, dat ze 'meedoen' wilde, niet meer aan de buitenkant staan" (206), m.a.w. ze gaat in het verzet, verspreidt niet alleen haar verzen [noot 7], maar wordt ook koerierster (p. 208/9). Weer volgt gevangenneming, ze weet echter uit haar tijdelijke gevangenis te ontkomen en met haar kind vereend te worden, dat ook in hechtenis genomen is [vgl. 'Kind in de schaduw' p. 73-83]. Haar boek eindigt met de bevrijding van Deventer door de Canadezen. De Dreiging kreeg in 1945 een eervolle vermelding bij de uitreiking van de Verzetsprozaprijs van Amsterdam. In 1965 werd een herziene versie uitgebracht (vooral het gebruik van het woord Jood werd drastisch verminderd). Willem Brandt wijst op het authentieke karakter van het boek [noot 8]. Het boek was het waard geweest om thans vijftig jaar na de oorlog nog in de winkel te liggen.

Helma Wolf-Catz overleed op 22 januari 1979 in het Diaconessenhuis te Naarden en werd begraven in Blaricum [noot 9]. 

2.4 Meyer Sluyser (1901-1973)

Sluyser, geboren in de schaduw van de Amsterdamse Mozes- en Aäronkerk werkte een tijdje in de internationale vakbeweging. Na ambulant journalist geweest te zijn, was hij van 1929 tot 1951 verbonden aan de redactie van Het [latere Vrije] Volk, met twee onderbrekingen echter: van 1933 tot 1936, toen hem door NW en SDAP de dagelijkse leiding werd opgedragen van de actie tegen het fascisme en nazisme, 'en van 1940-44 toen hij in Londen werkte [noot 10]. In 1944 keerde hij terug naar het bevrijde zuiden en was in Eindhoven mede-oprichter van Het Vrije Volk. Na de algehele bevrijding van Nederland werd hij 'reisredacteur'.

     
 
Meyer Sluyser

Op 1 april 1946 werd hij uit het Centraal Persoonsregister in de Burgelijke Stand'van Bussum opgenomen. Van 1951 to 1958 was hij chef propaganda en voorlichting van de PvdA, hij zat een tijd in de gemeenteraad van Bussum en was onder andere lid van de Gooise Gewestraad. Voor zijn werk tijdens de oorlog in Londen en dat voor de radio - hij schreef Een klein mannetje met een klein potloodje, Impressies van 40 jaar VARA (1965) en werd vooral bekend van "Geacht Aetherforum" - is hij benoemd tot officier in de Orde van Oranje-Nassau.

Als schrijver maakte Sluyser naam met een serie van vijf bestsellers met herinneringen aan de oude Jodenbuurt in Amsterdam, waaronder de omnibus 'Voordat ik het vergeet, Als de dag van gisteren, Hun lach klinkt van zover'. Thans gaat het om het jongensboek Tussen speurders en spionnen, Avonturen van Dirk Poldervaart. In het voorwoord schrijft hij: "Om alle moeders en vaders in Nederland te helpen, wanneer ze hun kinderen willen vertellen, dat de oorlog geen romantisch avontuur, maar een vreselijke ramp is en hoe er is geleden en gestreden voor de goede zaak der vrijheid en verdraagzaamheid, dáárom heb ik dit boek voor de jeugd van alle leeftijden geschreven".

Interessant is een gedeelte uit het 'Woord vooraf' van Dr. L. de Jong: "Hoe zal ik ooit die dag vergeten? Het was de 14e mei 1940, des avonds half acht. Een half uur tevoren had de radio de capitulatie van ons leger aangekondigd. Met mijn vrouw liep ik langs de straatweg van Velsen naar IJmuiden, afgemat door een dag van zenuwslopende spanning. Zouden we op dat laatste moment de haven nog bereiken. Waren er wel boten, die naar Engeland voeren?
Opeens een kreet: "Loe!" Een auto stopte. Mijn vrouw tuimelde erin, voor mij was nog slechts plaats op de treeplank. Meyer Sluyser had ons gezien. Een kwartier later waren we bij een boot, een halve dag later lagen we voor Dover. En ik wil aannemen, dat Meyer Sluyser mij zo het leven gered heeft; dat zijn blik, zijn kreet mij bewaard hebben voor Westerbork, Auschwitz, Sobibor".

Het spannende, voortreffelijk geschreven oorlogsboek speelt (hoe kan het anders) bij de radio in Hilversum waar Dirk na de HBS terecht komt. Al gauw wordt hij assistent-reporter en vervolgens oorlogscorrespondent. Hij wijkt uit naar Engeland, waar deel twee speelt. Dirk gaat uiteindelijk terug naar Nederland om daar kontakten met Londen te leggen. Het boek eindigt met de Februaristaking van 1941.

Sluyser, gestorven op 26 januari 1973, werd begraven op de Joodse Begraafplaats, Brediusweg te Naarden. 

2.5 Willem Brandt (1905-1981)

De dichter en journalist Willem Brandt (pseudoniem van Willem Simon Brand Klooster) vertrok in 1927 naar Nederlands-Indië,waar hij opklom tot hoofdredakteur van de Deli-courant. Bij het uitbreken van de oorlog met Japan was hij als officier voor speciale diensten en oorlogscorrespondent verbonden aan de Staf van Generaal Overakker, territoriaal Commandant van de Strijdkrachten op Noord-Sumatra. Na de capitulatie van het Nederlandse leger op 8 maart 1942 werden ruim 37000 militairen als krijgsgevangenen verzameld en te werk gesteld onder andere aan de beruchte Birmaspoorlijn. In de loop van 1943 werden alle overige mannen, vrouwen en kinderen geïnterneerd, onder wie ook Brandt.

     
Willem Brandt
 

Een impressie van het bestaan in Japanse gevangenschap is 80 cm [noot 11]:

"Hier leven wij op 80 centimeter,
daar moet men eten, slapen, verzen schrijven -
Misschien is 't volgend stadium toch beter:
op 50 centimeter te verstijven

en uitgedragen, in een kist verscholen,
en diep betreurd, glimlachend achterblijven
met heel de aarde om in rond te dolen
en als een wolk de hemel in te drijven.

Wolken, en vogels die sonaten spelen, -
zonder bagage, schildwachten, spionnen,
een korzlig oliepitje, schaduwbeelden -
maar duizend manen en tienduizend zonnen".

Meer in het interneringskamp geschreven poëzie werd gebundeld in Binnen Japans prikkeldraad.

In 1946 kwam De gele terreur uit, de reportage van de guerilla op de hoogvlakte van Sumatra's Oostkust, de ondergrondse actie tegen de Japanse terreur en het lijden van de bevolking gedurende de drie en een half jaar vijandelijke bezetting. Het boek werd twintig jaar later herdrukt onder de titel 'Zwarte moesson'. In het bijzonder noem ik hier nog de bundel De kaars (1977), acht verhalen rond de Kersttijd, waarvan het titelverhaal eveneens in het concentratiekamp speelt.

In 1955 repatrieerde Brandt en vestigde zich in Bussum. Na de eerste kennismaking met Bussum schreef hij, naar hij mij meedeelde, het gedicht Bussum [noot 12], waarvan de eerste en laatste strofe luiden:

Wandelend door een vale Gooise laan
tussen de rinse geur van dorre blaeren
bekruipt mij weer de angst der laatste jaren:
hier zal alles voorbij en over gaan.

O Dood ga mij in Bussum nog voorbij;
laat mij in schuim of tussen de lianen
omkomen, heet van wroeging, woede en tranen -
opdat ook sterven waarlijk leven zij.

Uit deze strofen blijkt zijn burgerschap van twee vaderlanden, waarvan zo vele dichtbundels getuigen, als 'Twee vaderlanden' (1954), 'Reizend achter het heimwee' (1955), en 'De Keerkringvogel' (1980).

Brandt stierf op 29 april 1981 te Bussum, waar hij op de Algemene Begraafplaats ter aarde werd besteld. 

2.6 Hans de la Rive Box (1906-1985)

Hans de la Rive Box, in Amsterdam geboren, begon op zijn 18e al te schrijven. Oudere lezers zullen zich zijn bijdragen herinneren in Het Leven, De Prins, Het Rijk der Vrouw, Astra, Revue der sporten enz. De produktieve auteur van zo'n 80 jongens- en meisjesboeken publiceerde ook graag onder pseudoniem (b.v. Mies Loman, Vera Robinson, Wouter Walden, en Nellie Wesseling, de naam van zijn vrouw).

Het Gooi speelt een grote rol in zijn oeuvre, zoals een titel als Het Gooise treinraadsel (1934) al aangeeft.

De (detective)novelle De gouden salamander (1931) speelt zich geheel af in Bussum, "het grootste kletsgat van Nederland" (p.37), waar bij het hotel 'Het Bos van Bredius' een moord is gepleegd. Bussum, waar hij van 1913 tot 1930 woonde, komt veel in zijn boeken voor. Zijn beroep van brandkasthandelaar kwam hem goed van pas in Het raadsel van de 7 brandkasten (waarvan zich er natuurlijk één in Bussum bevindt) en een feuilleton Het brandkast-mysterie, die hij in 1966 schreef. Via Loosdrecht verhuisde het gezin Box naar Hilversum. Hier werd Box op 23 oktober 1944 met (naar zijn zeggen) 800 plaatsgenoten opgepakt en vervoerd naar Bramsche, een dorpje onder Osnabrück, voor dwangarbeid (aanleg spoorlijn). Het bekendst werd hij dan ook van het autobiografische De hel van Bramsche.

Ik verwijs verder naar het artikel Terug naar Bramsche van Egbert Pelgrim in 'Eigen Perk', Kwartaaluitgave van de Hilversume Historische Kring 'Albertus Perk', Jrg.14, sept. 1994, p. 130 vlgg. Een punt dat Pelgrim niet aanroert is, dat Box in Bramsche op de administratie belandde, dus niet de meest "helse" kant heeft meegemaakt. Hij werd, omdat hij Duits sprak, assistent van de kampleider, en kon [zgn. brieven aan zijn vrouw] schrijven. De Hel van Bramsche verscheen al in 1945 bij Kroonder in Bussum, in een oplage van 5000 exemplaren (prijs f 5,75). In december 1994 verscheen de Duitse vertaling van het boek. Als Box-verzamelaar was ik bij de presentatie van het boek in Bramsche aanwezig. 

2.7 Hans Keilson (geb. 1909)

De Joodse Keilson, geboren te Freienwalde aan de Oder, week in 1936 uit naar Nederland en verhuisde in 1958 van Naarden naar Bussum, waar hij nog steeds als psychiater praktiseert. Van zijn wetenschappelijke arbeid noem ik hier Sequentielle Traumatiserung bei Kindern, het descriptief-klinisch onderzoek naar het lot van de Joodse oorlogswezen in Nederland, dat hij, werkzaam aan de Universiteit van Amsterdam, in 1979 het licht liet zien. Aanvankelijk publiceerde Keilson onder het pseudoniem Benjamin Cooper diverse verzamelbundels, zoals De zingende walvis (zeemansliedjes), en In het doolhof der liefde en in 1939 Zeven maal zeven redesstemmen aller tijden en volken.

In de oorlog voegde Keilson zich bij het verzet en hielp Joden en neergestorte piloten uit Nederland weg te komen. Pas na de oorlog kon hij onder eigen naam publiceren. Zo verscheen bij Uitgeverij Phoenix van Gebr. E & M. Cohen [ressorterend onder Kroonder Bussum] in 1947 Comedie in mineur, het bizarre verhaal hoe een Joods onderduiker, die sterft ten huize van zijn pleegouders, weggewerkt wordt. Het boek, met de nodige [Joodse] humor, werd overigens uit het Duits vertaald. Het manuscript van Der Tod der Widersachers stamt van 1941 en werd in de tuin aan de Van Halllaan in Naarden begraven. Indringend schetst de auteur in deze egoroman, hoe een Duitse jood onlosmakelijk verbonden is met zijn 'tegenstander', de nimmer met name genoemde Hitler, met wie hij zelfs een keer oog in oog staat.

In 1959 kwam de Nederlandse vertaling van Drs. M.G.Schenk uit onder de titel In de ban van de tegenstander. De ongewijzigde herdruk is van 1982. Ik kies als citaat het gedeelte, dat de titel van het boek verklaart. Keilson, kenner van de menselijke psyche natuurlijk, weet in vier pagina's een (adembenemende) climax te bereiken in de schildering van de stem van Hitler tijdens een optreden. Hij eindigt deze episode: "Er was iets in deze stem, dat niets te maken had met de man persoonlijk. Achter dit geschreeuw, voortspruitend uit koele hartstocht en achter de grofheden, die het raffinement van een meedogenloze instelling verrieden, klonk nog iets anders door - een groot geluk, machtig succes of een groot gevaar, een giganteske ondergang? Het beklemde me en tegelijk hield het me gevangen in zijn ban." [p.106, le dr. / p.102, 2e dr.]. 

2.8 Christine Hilsum-Beuckens (geb. 1910)

Van beroep journaliste/vertaalster publiceerde Christine na de oorlog in Haagse Post en Vrij Nederland. Ze was o.a. lector bij Prisma (waar diverse vertalingen van haar uitkwamen). In 1948 trad ze de letterkunde binnen met een dichtbundel Zoals het komt, door L.J.C. Boucher Den Haag uitgegeven. In deze bundel "valt allereerst de bijna roekeloze vitaliteit op", aldus W.L.M.E. van Leeuwen [noot 13], getuige bijvoorbeeld het titelgedicht:
"Zoals het komt, moet wel het leven komen.
Een goede raad is: niet te veel te dromen,
Een wijze: het leven te aanvaarden zoals het is
.[........l
Maar ik, ik ben rebel
En wil van geen aanvaarding weten [...]"

De meeste gedichten hebben een datum als titel en zijn in de oorlog geschreven. Dit 'titelgedicht' is van 21 oktober 1945. Om nog een voorbeeld te geven, hier volgt begin en slot van '8 April 1943':
"Daar zit hij tegenover mij,
Soldaat;
Maar zijn gezicht
Verraadt, door alle kervingen van weer en wind,
De boer [...]
Ach, deze boer is slechts soldaat
Door een onbegrijpelijk misverstand.
Want als hij straks ontslagen wordt van 't zinloos maaien,
Hervinden als vanzelf zijn handen wel
Het oud, vertrouwd gebaar van zaaien.
Deze oorlog is alleen een gruwelijk tussenspel".

Ten tijde van de bevrijding woonde de familie Hilsum in Delden. Ter gelegenheid van de Wereldtentoonstelling in Montreal in 1967 zond Mevrouw Hilsum een verhaal Bevrijding in, dat in het boekwerk van de Tentoonstelling, getiteld Thank you, Canada, werd opgenomen. Ze was zodoende één van de vijf genodigden voor de opening van de tentoonstelling, waarbij de Koningin het eerste exemplaar van het boek aangeboden werd.

In 1952 vestigde het gezin zich in Bussum. Toen ik haar in 1984 vroeg, waarom er nooit meer van haar aansprekende poëzie in druk was verschenen, antwoordde ze, dat ze geen enkele behoefte aan publicatie had. Dit in tegenstelling tot de visie van haar man, die trots op haar dichtkunst was. Een enkele keer werd nog wel eens een gedicht van haar gepubliceerd, bijvoorbeeld in het Bussums Boek (Boekenweek 1978), en in Verborgen dichtkunst in Noord-Holland (1981). In 1989 vond in het Spant een tentoonstelling 'Poëzie in grafiek en kalligrafie', plaats van de hand van B. Namias de Crasto, die naast Antilliaanse poëzie ook een aantal gedichten van haar had gekalligrafeerd en van ets voorzien. Ik had het genoegen er een boekje van te maken, elf gedichten met ets. Slechts drie gedichten kwamen uit Zoals het komt; twee nieuwe oorlogsgedichten werden opgenomen: 'Erekerkhof te Bloemendaal' (najaar 1968) en 'Zij gingen om te doden of gedood te worden' (gekalligrafeerd in een kruisvorm).

Sedert oktober 1993 woont Christine Hilsum in het Rosa Spier Huis te Laren. 

2.9 Floris Bertold Bakels (geb. 1915)

Bakels, geboren te 's-Gravenhage, studeerde rechten in Leiden en was van 1939 tot 1942 advocaat te Rotterdam. Na de oorlog was hij korte tijd directeur van de Commissie voor de Propaganda van het Nederlandse Boek en van 1948 tot 1952 directiesecretaris van de Uitgeversmaatschappij Elsevier. In 1952 vestigde hij zich in Bussum, waar hij nog steeds woont. Tot 1961 was hij directeur van Scheltema & Holkema (in 1956 verscheen daar Goed taalgebruik, het persklaar maken van stukken), daarna bekleedde hij diverse directiefuncties binnen het Elsevierconcern.

     
 
Het volledige dagboek - circa 3.000 blaadjes -
(Uit: Verbeelding als wapen)

Bakels vertaalde een aantal boeken (o.a. The Second World War van Churchill), doch is vooral bekend door Nacht und Nebel, mijn verhaal uit Duitse gevangenissen en concentratiekampen [1977; 1992 de 14de bijgewerkte druk; noot 14]. Reeds in 1947 zag een voorloper van dit "verhaal" het licht onder de titel Verbeelding als wapen: een vijftigtal schetsen, herinneringen aan gelukkiger tijden, afgewisseld door gedeelten over de werkelijkheid van gevangenis en concentratiekamp, overgenomen uit zijn dagboeken. Deze hield hij bij gedurende de drie jaren (april 1942-29 april 1945) van zijn gevangenschap.

Bakels was bezig zich in het verzet te begeven - illegale brochures, zorgen voor zendapparatuur en het aanleggen van depots van wapens en munitie - toen hij verraden werd door "een zekere X" en in de vroege ochtend van 9 april 1942 van zijn bed gelicht werd. Hij zat achtereenvolgens in Scheveningen, Amersfoort, Utrecht, Natzweiler, Ottobrunn, Dautmergen, Vaihingen-Enz en Dachau. In het aangrijpende relaas van Bakels vallen op de scherpe observatie en het grote Godsvertrouwen. Het boek kreeg als motto Lucas 8:39 mee: "Keer terug naar uw huis en verhaal al wat God u gedaan heeft". Bakels eindigt zijn Ter inleiding dan ook: "Bovenal dank ik God, Die mij heeft gespaard. Ik blijf geloven dat het Zijn opdracht is geweest dit getuigenis te schrijven".
Het laatste hoofdstuk, de thuisreis uit Dachau naar Maastricht, 9-22 mei 1945, werd onder de titel Dertien dagen in mei in 1990 als Boekenweekgeschenk door Kok Kampen herdrukt, met op daartoe geschikte plaatsen commentaren, beschouwingen en getuigenissen van ex-medegevangenen en Bakels zelf. Nacht und Nebel is in de loop van de jaren ook verschenen in het Duits, Spaans en Engels. In april 1995 verscheen de Amerikaanse editie. De auteur heeft over zijn ervaringen bijna 140 voordrachten gehouden, naast vele optredens in radio- en tv-uitzendingen. Een vervolg op Nacht und Nebel verscheen in oktober 1983: Uitzicht, De lessen van Nacht und Nebel. In een vijftigtal overpeinzingen probeert Bakels "de lessen" uit de Duitse gevangenissen en kampen te betrekken op vandaag en morgen.

Het laatste boek van Bakels verscheen in 1988. Met Wachter op de morgen, Het korte leven van Christian Corneille Dutilh, geboren 1915, gefusilleerd 1944, bewijst Bakels eer aan de vrijheidsstrijder Dutilh, die één van zijn beste vrienden geweest is. Belangrijk is echter vooral, dat hij nauwkeurig uiteenzet op welke wijze hier te lande in 1940-1945 militaire spionage werd bedreven, een vorm van verzet waarin Kees Dutilh en de zijnen zózeer hebben uitgemunt dat zelfs de vijand er respect voor heeft getoond. Maar de voornaamste bedoeling van de schrijver is het in de openbaarheid brengen van de geestelijke, met name religieuze ontwikkeling van Kees Dutilh tijdens zijn gevangenschap van bijna een jaar en in het bijzonder gedurende de ruim drie maanden tussen zijn terdoodveroordeling (17-11-1943) en de terechtstelling (24-2-1944). Deze ontwikkeling is door Dutilh zelf weergegeven in de vorm van dagboeknotities en brieven aan zijn vader. Deze teksten beslaan ongeveer een derde van het boek.

Om tot een slotopmerking inzake dit hoofdstuk 2 te komen: opmerkelijk is, dat de besproken werken eigenlijk allemaal een documentair karakter hebben, waardoor ze blijvende waarde houden, ook in de jaren na de herdenking van vijftig jaar Bevrijding. 

Noten

1. Zie ook 5-6-42: "Het Badhotel is door de Duitse Marine-staf bezet. Ze moeten alle dagen voor driehonderd mensen koken. En dat nèt in het seizoen". Over liet Badhotel, in 1984 gesloopt: Tussen Vecht en Eem, jaargang 8, nr. 2 (mei 1990), pag. 99 vlgg. Baarn als vakantieoord, en p. 103 vlgg.

2. Venema, deel 2. p.140 (+ deel 4 passim). Hij noteert in deel 3b, p. 212 dat het ging om oude contracten die tot ver in 1943 werden gehonoreerd. Blijft het feit, dat Ina het best vond dat een foute uitgever zich beijverde haar werk in het Duits te laten verschijnen.

3. 8-4-41 "Die onzin van die Gilden voor alle kunsten gaat nog voort. Ik zie in de bijeenkomst voor musici onder Goedewaagen bekende namen helaas. Natuurlijk Mengelberg, voor wie hier in 't land geen hand op mekaar komt - verrader!" Er was sprake van het Persgilde, Filmgilde, Muziekgilde, het Gilde van Theater en Dans; het Gilde van Bouwkunst, Beeldende kunsten en Kunstambacht, en het Letterengilde [Kentering Jaargang 11, nr. 2 maart/april 1970, p. 17 (speciaal nummer gewijd aan de 'Ned. Kultuurkamer')].

4. Dr. R. Roegholt De geschiedenis van De Bezige Bij 1942-1972, Amsterdam 1972, p. 95: "Over het boekjaar 1946 leverden zestig oorspronkelijk-Nederlandse boeken ongeveer f 125.000 brutowinst op; en onder die zestig bevindt zich dan nog Willy Corsari's Die van ons, dat alleen al zorgde voor f 35.000 brutowinst".

5. Vrije Twentse Courant 19-10-45: "Het is als een 'gewone' intrigue-roman (met insluiper en al!) vermeerderd met de oorlogsspanning. En dus dubbel spannend. Maar eigenlijk hindert me dat nu juist sterk. De wonden zijn nog te vers [...]. Een 'boeiend' boek, dat stellig velen zullen uitlezen ... en nooit herlezen. Wat een veeg teken is".

6. Zie: Sporen van de oorlog, Anne Frank Stichting 1989, waarin op p. 69 De Dreiging aan de orde komt. Dat hotel 'De Engel' aan het Grote Kerkhof te Deventer is, weten we uit de Amersfoortse Courant van 13-4-85 [rec. Kind in de schaduw].

7. Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd Bibliografie van illegale en clandestiene belletrie, Leiden 1958, Nr. 420: 't Is donker nog, getypt gedicht in 40 exemplaren, en Nr. 955: Aan de rand ...[5] Verzen, eigenhandig geschreven in het najaar van 1944 in een aantal van 14 exemplaren.

8. Brandt in Pruik en provo (1967): "de tragedie groeit tot een gebeuren dat de lezer persoonlijk schijnt aan te gaan. Het verhaal bezit de kracht van authenticiteit, van iets waarvan ieder van ons getuige had kunnen zijn. Het maakt nergens de indruk van bedacht of geconstrueerd te zijn. De lezer voelt aanstonds: zo moet dat zich hebben afgespeeld".

9. Postuum verscheen Doktershuis aan de Torenlaau, waarin Helma ingaat op de invloed die 't Gooi op haar werk heeft gehad. In 1969 stelde Loeka in 'Ontmoetingen': Literaire monografieën van Desclée de Brouwer als deeltje 78 dat over Helma samen.

10. Over zijn vertrek: Dick Verkijk, Radio Hilversum 1940-45, p. 51. In de nacht van 13 op 14 mei zaten de VARA-leiders en o.a. Piet Bakker en Meyer Sluyser bij de VARA-regisseur S. de Vries in Amsterdam. "Sluyser vertelde dat de Arbeiderspers een boot had gekocht om vooraanstaande partijgenoten naar Engeland te brengen [...]. Zijn besluit stond vast: hij ging weg".

11. Het gedicht werd oorspronkelijk (anoniem) gepubliceerd in de met de schrijfmachine vervaardigde bundel Si Ringo Ringo [Japans concentratiekamp] in drie exemplaren, april 1945. Het werd opgenomen in de bundel Een streep door de zon (Amsterdam, De Beuk 1960). Zie: V in vers De bezetting en het verzet in verzen, door A. Donker m.m.v. E.G. Groeneveld, Leiden Sijthoff 1965, p. 164 en 183.

12. VANDAAG 6, Nieuw werk van Nederlandse/Vlaamse schrijvers (Zwarte beertje 207/8, 1959). Zie verder mijn Bussum door schrijversogen.

13. Van Leeuwen in Drift en Bezinning over de vitalistische poëzie: "traditieloos, nooit theatraal, explosies van drift: lust of tristesse, van de ambivalente binding van liefde en haat - met de risico van gehèèl slagen of geheel mislukken - hetgeen dan ook afwisselend geschiedt".

14. De titel Nacht und Nebel is ontleend aanhet begrip NN-Häftlinge, de van ernstige vergrijpen verdachte politieke gevangenen, die naar speciale concentratiekampen, zoals Natzweiler hoog in de Vogezen (waar Bakels van 10 juli 1943 tot 2 september 1944 zat), werden afgevoerd om daar in "nacht en nevel" spoorloos te verdwijnen.