Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum. jaargang 10 nummer 1 (april 1994), pag. 35-40


Bussum en zijn nachtwacht

F.X.J. Baneke

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergroting.

 

"Dag klepperman van elleven, waar ga je zo laat naar toe?"
Zo begint het oude dansliedje, dat als een reliek is overgebleven uit de tijd toen de nacht nog nacht en donker was. Zeker in het Bussum van 1817, in de tijd dat het een zelfstandige gemeente werd. Dat groepje lage huizen met rieten daken dat daar als een nestje bij elkaar lag op de nog niet afgegraven, zachtheuvelige vlakte tussen Naarden en Hilversum. Wij kunnen ons dat nog maar nauwelijks voorstellen. Als de avond viel werd het overal donker en stil. Hier en daar nog een enkel licht van een stallantaarn. Af en toe ergens gerucht, een blatend schaap of een blaffende hond. Maar verder stilte, diepe rust onder de sterrenhemel.

Maar dan wordt plotseling in die stilte een gat geslagen. Eerst geratel en dan een schallende mannenstem die het uur afroept. Dat is de nachtwacht. Hij roept het uur dikwijls af met een rijmpje. Dit is er een:
Ellef ure,
Spaar je licht en vuure.
De klok heit elf.
Ellef heit de klok.

De nachtwacht van Bussum werd opgericht in 1766, toen Bussum nog een soort wijk was, een buurtschap van de stad Naarden. Maar een buurt die reeds vanaf ongeveer 1500 grotendeels zelfstandig werd bestuurd door "buurmeesters".

De aanleiding tot het oprichten van een nachtwacht was de grote brand die een deel van Hilversum in de as had gelegd. Het hele Gooi voelde zich daarbij betrokken en ook Bussum had een collecte gehouden; er werd hier f 44,-- voor de Hilversumers opgehaald. Dat was circa één gulden per huis; een zeer redelijk bedrag, vooral als men bedenkt dat Bussum veel armen telde. De schrik zat er in en de buurmeesters kochten een ratel (geen klepper, zoals er ook wel waren) en een lantaarn. Met een wapen - een snaphaan (een ouderwets soort geweer) die ze in 1763 hadden aangeschaft - werden de nachtwakers er op uit gestuurd. Waarschijnlijk zullen de buurtgenoten bij toerbeurt die taak vervuld hebben.

Toen Bussum in mei 1817 een zelfstandige gemeente werd, betrof een van de eerste besluiten die onder het voorzitterschap van de schout Jacobus Thierens in oktober door de gemeenteraad genomen werd, het oprichten - maar nu officieel als gemeente - van een eigen nachtwacht. Er werden vier wachtlopers aangesteld met een visiteur (chef en controleur). Voor f 6,--werden twee ratels aangeschaft en de "roepen" werden bepaald op half elf, twaalf uur, half twee, drie en vier uur. De wacht werd betaald uit een afzonderlijke omslag over de huizen verdeeld, bekend als "het kaarsen en wachtgeld". Totaal f 125,-- waarvan f 62,80 als soldij voor de wachtlopers. Bussum was dan wel zelfstandig, maar zo'n besluit over de nachtwacht moest toch nog wel worden goedgekeurd door Hun Edel Groot Achtbare, gedeputeerde staten van Noord-Holland. Hetgeen geschiedde.

 

     
De nachtwacht.
 

Nachtwacht en schutterij

Bij het woord nachtwacht denkt ieder en aan het beroemde schilderij waar Rembrandt vier jaar aan heeft gewerkt. Maar dat schilderij heeft een onjuiste naam: het schilderij verbeeldt namelijk het uitrukken van de Amsterdamse schutterij vol pracht en kleur. De schutterij was een organisatie van burgers ter verdediging van hun stad en ook wel een schietvereniging. De nachtwacht hield alleen 's nachts de wacht: het vormde dus een bewakingsdienst. De nachtwacht, zoals waar wij hier over spreken, werd meestal gevormd door de eenvoudigste lieden. Mannen - ofschoon het woord nachtwacht vrouwelijk is, is vrijwel nooit sprake van vrouwen - die voor hun meestal talrijke kroost een of twee gulden per week konden verdienen.
Naar intelligentie werd nooit gevraagd, velen konden lezen noch schrijven. Er werd meer gekeken naar betrouwbaarheid, spierkracht en ... goede longen!

Om half elf begon de nachtwacht dus haar ronde door de kom van het dorp. Vanaf welke plaats in Bussum zij vertrokken en waar zij weer terugkwamen, is over de periode vóór 1842 niet duidelijk. Het was aan een brink. Maar er waren vroeger in Bussum vier brinken. Het is mogelijk dat het de brink was bij de Vituskapel (later de Irenestudio).

Die Vituskapel was omstreeks 1521 gebouwd en in 1580 overgegaan in Hervormde handen. Sindsdien werd ze waarschijnlijk, heel oecumenisch, bij toerbeurt gebruikt. Toen de katholieken in 1700 op een terrein langs de huidige Sint Vitusstraat een boerderijkerk in gebruik namen kwam de Vituskapel, bij gebrek aan voldoende protestanten, leeg te staan. En, hier vatten wij de draad van ons verhaal weer op, de Vituskapel werd sindsdien gebruikt als opslagplaats van de gemeente. Hier werden onder andere de lijkbaar en de brandslang bewaard. De brandslang was 16 meter lang, zoals in alle beschrijvingen nauwgezet wordt vermeld. Hij werd jaarlijks door de schoolmeester nagezien. Die kreeg daar f 5,50 voor.

Op een lijst met routebeschrijving uit 1876 is te zien dat de route eindigt bij de school en dan het wachthuis. De school met het aangebouwde woonhuis van de schoolmeester stond op de hoek van de Kapelstraat en de Kerkstraat; later liet bakker Van Breemen op de plaats van de school drie winkelhuizen bouwen aan de Kapelstraat (voetnoot 1). Op de andere hoek lag de kapel. Het is niet bekend of de nachtwacht vroeger bij regen en storm een schuilplaats vond in de kapel.

In 1842 daagt er licht in de nacht. Dan wordt voor f 300,-- "het hok" gebouwd. Bussum had tot die tijd nog geen arrestantenhok. Dat werd langzamerhand wel tijd in de groeiende gemeente (in 1817 circa 300, in 1850 921 inwoners).

Dat arrestantenhok werd nu ook gebruikt als wachtlokaal. De wachters konden daar bij een turfkacheltje en een petroleumlichtje een pijpje roken of een verse pruim achter de kiezen steken, in afwachting van de volgende ronde. De gemeente toonde zich niet karig: voor koffie, licht etcetera werd 20 cents per dag uitgetrokken. Daar was ook een "versnapering" bij van precies 9 balletjes: twee voor elke wachter en een voor de visiteur.

De nachtwacht ging in ploegen van twee man op pad; iedere wachter met een lantaarn aan een kant van de weg. Of de snaphaan nog meeging? Waarschijnlijk niet. Bij de boerderijen, schuren en burgerhuizen rammelden ze even ter controle aan de sloten en controleerden of alles in orde was. Industriële bedrijven om te controleren waren er in 1817 nauwelijks. Er wordt een fabrikant vermeld van dweilen en een van lampe-katoen. Door het protectionistische beleid van moederstad Naarden, dat Bussum op het punt van vergunningen heel kort had gehouden, had de industrie geen kans gekregen. Die kans kwam later en de nachtwacht zal daarbij wel een uitbreiding van haar werkzaamheden hebben gekregen. We vinden in de dorpsgeschiedenis na 1817: een zeepfabriek, een verffabriek, een aardappelbranderij (wat was dat?), een brouwerij, een fabriek van scheepsbeschuit, twee molens en ... 28 blekerijen! In 1884 kwam daar de fabriek van Bensdorp bij.

We dienen daarbij wel in het oog te houden, dat het terrein van de nachtwacht aanvankelijk beperkt was tot de kom van het dorp. Die werd in de gemeente-instrukties nauwkeurig beschreven. De buitenwijken kwamen pas later. Men liep volgens een door het gemeentebestuur uitgeschreven route van naar schatting een paar kilometer. Uit een gemeentelijke instruktie van 1876 maken we op dat de route in twee etappes werd gemaakt, met een pauze in het wachthuis.

Ofschoon de Bussumse huizen al spoedig na 1817 ieder een nummer kregen en diverse straten een, misschien niet officieel geregistreerde,naam hadden, werd die gemeentelijke route bijna geheel aangegeven door de namen van de bewoners langs de route. Daarnaast werden nog een paar markante punten genoemd: de kerk, de school, de molen, het huis van de burgemeester etcetera. Voor de wachters was dat voldoende. We mogen aannemen dat ze Bussum en de inwoners op hun duimpje kenden. Ze hadden geen naambordjes nodig. Die waren er dan ook, zeker in het grootste gedeelte van de vorige eeuw, niet.

Hier en daar was een bus geplaatst, waarin de nachtwachter, voor de controle door de visiteur, telkens bij de ronde een aan hem verstrekt nummer deponeerde. De nachtwakers moesten wel attent zijn en bijvoorbeeld goed letten op inbraak. Maar met die luidruchtige ratels werd een inbreker al tijdig gewaarschuwd. Daarom werden in speciaal ongure tijden naast de ratelwacht ook wel stille wachten ingeschakeld. Met het oog op al die rieten daken, was brand echter een veel dreigender gevaar. In 1840 is er een zware dorpsbrand geweest (voetnoot 2). Er werd zelfs op toegezien dat je op straat geen pijp rookte die niet met een dopje was afgedekt om het verspreiden van vonken te voorkomen. En regelmatig moesten hooibergen uit elkaar worden geslagen wegens hooibroei. Als het vuur dan toch zijn kans kreeg, moest iedereen worden gewaarschuwd: "Brand, brand!" De klok op de Vituskapel werd geluid en van alle kanten snelde men toe. In 1840 werd nog gerapporteerd dat elk zijn een of twee emmers meebracht en in de nacht een lantaarn. En natuurlijk werd de brandspuit uit de kapel gehaald en zo goed en zo kwaad als dat ging bediend.

Onbekende personen die 's nachts op straat liepen werden aangesproken. Zeker als ze geen lantaarn bij zich hadden. Dronkaards werden met een zoet lijntje naar huis gebracht of konden in het nachthok hun roes uitslapen. Soms werd een stroper betrapt die in het donker met zijn buit naar huis sloop.

Uit de instrukties blijkt dat de wachters bij verdachte gebeurtenissen, vechtpartijen of ongelukken niet moesten nalaten dadelijk de burgemeester respectievelijk de politie te waarschuwen. De volgende dag gaven dergelijke nachtelijke avonturen prachtige stof voor dorpspraat.

Behalve het weekloon kreeg de nachtwacht nog wel eens een fooitje. Vooral met Nieuwjaar. Het was in veel gemeenten gebruik dat de nachtwacht dan een op rijm gestelde nieuwjaarswens kwam aanbieden; meestal zeer vrome poëzie. Ze kregen dan wat kleingeld of een paar turven, misschien zelfs wat geestrijk vocht. Hoewel ...; het was de nachtwacht streng verboden tijdens het werk zoiets te drinken. Of die rijmelarij ook in Bussum, waar toch heel wat literatoren hebben verbleven, in zwang was, vermeldt de geschiedenis niet.

Ook bij het ontdekken van brand of inbraak zat er voor de nachtwacht een extraatje aan vast.

Volgens de instruktie van 1876 eindigde de diensttijd om vijf uur 's morgens. Er bestaat daarop nog een rijmpje dat misschien ook in Bussum is gebruikt:
Rijst uit de slaap.
De dag die naakt.
Vreest altijd God
op zijn gebod.
Vijf uur heit de klok.

In de geschiedenis van landen en steden wordt aan de nachtwacht maar weinig aandacht besteed. Ze blijft in de meest letterlijke zin in de schemer. Toch heeft de nachtwacht in Bussum een vrij bewogen bestaan geleid. Hier volgt een kleine chronologie van allerlei zaken die direkt of indirekt in de vorige eeuwen met de nachtwacht te maken hebben gehad.

1766 De buurtschap -municipaliteit -Bussum besluit tot het oprichten van een nachtwacht. Vermoedelijk door de burgers bij toerbeurt te verrichten.
Oktober 1817 De nu zelfstandige gemeente Bussum richt als zodanig een nieuwe nachtwacht op. Er worden 4wachtlopers aangesteld met een visiteur.
1818 De regeling van 1817 voldoet niet; besloten wordt dat de burgers bij toerbeurt de wacht waarnemen.
1835 Dat ging vanaf 1818 zeventien jaar redelijk goed. Maar in 1835 wordt toch besloten de nachtelijke bewaking uit te besteden aan vier gegadigden die in twee ploegen de ronde zouden doen. In de voornacht tegen betaling van 35 cent, in de nanacht van 65 cent. De visiteur kreeg 1 gulden per week.
1842 Er wordt een algemene nachtwachtplicht ingesteld gedurende de wintermaanden. Iedere dienstplichtige kreeg 12 nachten vrij. Elke avond waren er 8 manschappen en een wachtmeester (visiteur) beschikbaar. Ingezetenen konden tegen betaling een plaatsvervanger aanstellen.
1842 Er wordt voor f 300,-- een wachthuisje gebouwd. Met grote waarschijnlijkheid naast de school en de oude Vituskapel. Het diende tevens als arrestantenlokaal.
1857 Nieuwe instruktie van de gemeente. Iedere mannelijke ingezetene tussen 18 en 60 jaar, enige uitzonderingen daargelaten, moet tijdens de wintermaanden de nachtwacht waarnemen. Echter niet meer dan zes maal. Iedere nacht zijn er vier wachtlopers op pad.
Vanaf 1857 is de geschiedenis van de nachtwacht niet duidelijk. Het is zeker dat de belangstelling taande. Er wordt zelfs in 1863 gesproken over opheffing. Dat wordt echter weersproken in een verslag van de gemeenteraad van 4 april 1876, waarin de raad besluit om aan gedeputeerde staten mede te delen dat de verordeningen inzake de nachtwacht van 24 januari 1857 van kracht blijven.
December 1876: een nieuwe instruktie van de gemeente. De nachtwacht zal in het vervolg vier nachtwakers hebben met een jaarwedde van f 75,--. Vanaf dat moment worden ook de buitenwijken in de route opgenomen.
In 1887 wordt naar aanleiding van de deplorabele toestand van de nachtwacht door de burgemeester aan de raad voorgesteld: "Een algemene verplichting der burgers van persoonlijke diensten". Ofschoon de raadsleden daar wel voor voelen, besluit men dit onderwerp in een volgende vergadering te behandelen. Is het in de doofpot gestopt? In ieder geval vinden wij er niets van in de notulen tot en met 1888. Kortom: een mooi kluifje voor een student die wil promoveren op De Nachtwacht in Bussum.

In 1886 krijgt Bussum op beperkte schaal gasverlichting en op 14 mei 1898 wordt de waterleiding officieel geopend.
In 1898 of 1899 wordt de vrijwillige brandweer opgericht. Deze neemt gedeeltelijk de taak van de dan inmiddels opgeheven nachtwacht over.
De nachtwacht blijkt als een nachtkaars te zijn uitgegaan.

Naschrift

In ons bezit is de route van de wachtlopers die opgesteld is bij de instruktie van 1876. De namen der dorpsbewoners die daarin worden genoemd zijn de belangstelling waard. Zeker wanneer we ze vergelijken met vroegere lijsten van de gemeente. Mogelijk komen we daar nog eens op terug.

De gegevens die in dit artikel zijn verwerkt komen uit diverse bronnen:
- Die van Lage Bussum door J.V.M. Out, uitgeverij Kerckebosch Zeist, 1976.
- Geschiedenis van een honderdjarige door A.N.J. Fabius, 1917.
- 150 Jaar Bussum door W.J. Rust en S.G. Zwart, 1967.
- In Bussum kan alles . . ., Historische Kring Bussum, 1992.

Noten
1) Zie het artikel Herinneringen van mevr. A.J. Stappers-van Breemen, Contactblad van de Historische Kring Bussum, jaargang 9, nr. 3 (december 1993), blz. 119-123.
2) Zie de artikelen over de grote brand in het  Contactblad Historische Kring Bussum 6/3 (1990) pag 26-29, en Contactblad Historische Kring Bussum 7/1 (? 1991) pag 37-39 door M. Heyne en N. Krijnen-van Gog.