Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift jaargang 31 nummer 1 (april 2015) pag. 18-19


Herman Bierman, de zoon van ...

Nol Verhagen

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
De illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Lees ook  een eerder over H. Bierman gepubliceerd artikel: Contactblad Historische Kring Bussum, jaargang 12, nr. 3 (december 1996), pag. 85-91

      
 
H erman Bierman 2015 (foto Jaap van Hassel)

Elders in deze aflevering van BHT kunt u lezen hoe Piet Bierman, huisschilder te Bussum, de bevrijding beleefde, maar vooral ook de hongerwinter die aan de bevrijding voorafging. Hij had maar liefst 9 kinderen, waarvan zijn zoon Herman de op een na oudste was. Geboren op 28 juni 1926 was hij in de hongerwinter van ’44 - ’45 18 jaar oud. Herman is erelid (‘Lid van Verdienste’) van de Historische Kring Bussum. Ik praat met hem over zijn vader, diens dagboek, maar ook over hoe hij zelf zich de hongerwinter en de bevrijding herinnert.

Mijn vader is geboren in 1899. Tijdens de crisis in de jaren ’30 was hij een tijd werkloos, en dan moesten wij, de oudste kinderen, bij de bedeling in de rij gaan staan voor brood – ik schaamde me kapot. We woonden met al die kinderen aan de Koopweg in een klein huisje. We sliepen met vier broers op één kamer in twee 2-persoonsbedden met een smal gangetje ertussen. Dat kun je je nou haast niet meer voorstellen. We aten allemaal samen aan de keukentafel, waar we ook ons huiswerk moesten maken. Als ons kleine broertje Piet strafwerk had, schreven wij dat gauw even voor hem, want er was anders geen plaats aan tafel”.
“Dat dagboek van mijn vader, daar wisten wij niks van. Hij schreef het op kassastroken, wanneer hij dat deed weet ik eigenlijk niet. Ze bestrijken, met onderbrekingen, de jaren 1944 tot 1963, kort voor zijn pensionering. We vonden ze pas na zijn dood in 1984. Ik heb ze met twee vingers uitgetikt (daar heb ik wel een paar jaar over gedaan) en er voor mij en mijn broers en zussen tien exemplaren van laten drukken”.

Ons gezin bestond zoals gezegd uit negen kinderen, die allemaal in het oorlogsdagboek opduiken. Anton was de oudste, geboren in 1925. Daarna kwam ik, in 1926. Jaja, ik word over een paar maanden al 89! Dan in aflopende volgorde mijn broers Gerard en Joop, mijn zusters Riet en Richarda, die naar mijn moeder is genoemd – in het dagboek kom je haar tegen als Grada, die in de hongerwinter op een gegeven moment naar het oosten van het land verhuist omdat daar meer te eten was. Dan volgen mijn zusje Beppie en mijn broertje Piet en tenslotte Marga. Marga is pas in 1944 geboren, zij is de ‘kleine puik’ die in januari 1945 naar de box verhuisde. Mijn moeder was Richarda Kruijswijk, met twee lange ij’s. Ze kwam uit Naarden. Haar vader overleed net voor de bevrijding in mei 1945”.

“Mijn vader werkte als schildersknecht bij baas Boersma, die een bedrijf had aan de Singel. Daar is hij ook na de oorlog blijven werken, maar de laatste jaren voor zijn pensionering werkte hij in mijn eigen schildersbedrijf. Van wat hij daar verdiende kon hij met mijn moeder op bezoek bij mijn broer Joop en mijn zus Richarda, die zich in Canada hadden gevestigd. Mijn vader was heel vroom, zoals je in het dagboek wel kunt zien. Hij zat zowat elke ochtend in de vroegmis van kwart voor zeven. Soms ging ik wel eens met hem mee, een beetje uit medelijden, dan zat ie daar niet zo alleen. Het was toch zo’n brave man! Hij zou zelfs in de hongerwinter nog geen broodje jatten. Ik was zelf ook schildersknecht, bij mijn oom van moederskant, Arie Kruijswijk. Ja, ook met twee lange ij’s. Op een keer moest ik een villa schilderen aan de Huizerstraatweg, bij een rijke vent. Ik zag op zolder allemaal worsten en hammen hangen en er stond een raampje open. Nou, daar heb ik toen wel iets van achterover gedrukt. Maar dat moesten we voor mijn vader verborgen houden, anders had ie ons ermee terug gestuurd”.

“We wisten eigenlijk nauwelijks wat er in de buitenwereld gaande was. Van het oorlogsgeweld merkten we niet veel, al vielen er hier en daar wel bommen. Pas op het laatst had mijn vader zelf een radio in elkaar geknutseld, die verstopt moest worden. Ook van wat er in de concentratiekampen gebeurde, wisten we niks, dat hoorden we pas na de bevrijding”.

Mijn vader was lid van het kerkkoor en van de (katholieke) toneelvereniging. In het dagboek zie je dat dat al snel na de bevrijding weer op gang komt – eigenlijk eerder dan de voedselvoorziening!”

‘Kwamen we de volgende dag
op de tuin, had iemand al
onze uien gejat!’

 

 
   

“Man, wat hadden we een honger! Mijn moeder kreeg soms bij de zusters van Mariënburg wat roggebrood. Dat was een feest! Ik weet nog dat mijn vader op een avond tegen mij zei: morgen gaan we op de tuin de uien rooien. We hadden een volkstuin in de buurt van de Zwarte Weg en de Verlengde Fortstraat, ongeveer waar nou de Keizer Ottoweg is. Kwamen we de volgende dag op de tuin, had iemand al onze uien gejat! Toen heb ik mijn vader zien janken! We zochten beukennootjes om te roosteren. En we haalden ‘mot’ op, dat is zaagsel en afval van de timmerfabriek. Dat brachten we dan naar de bakker, om de oven mee te stoken, in ruil voor een broodje. We aten zoals zoveel mensen bloembollen – maar je moest geen hyacinten eten, want daar werd je kotsziek van! Als we aardappels hadden, dan schilden we die dik, zodat we dag erop die schillen nog konden koken en opeten. We jatten suikerbieten bij het viaduct, die werden geschild en geraspt en dan gekookt. We moesten om de beurt roeren, maar tegen dat ze gaar waren, waren ze al zowat op”.

“We moesten ook uitkijken dat we niet werden opgepakt voor de Arbeitseinsatz. Ik heb een keer tijdens een razzia een hele dag in een sloot gelegen bij de afvalverwerking, aar nou de GAD is. Mijn broer Anton en ik mochten niet met mijn moeder mee toen ze (met de fiets!) op strooptocht ging. Mijn broer Gerard ging wel mee, die was nog te jong om opgepakt te worden”.

“De bevrijding herinner ik me nog goed, maar gek genoeg stonden we er niet lang bij stil. Er moest gewerkt worden en ik ging in 1946 in dienst en moest al snel naar Indië, vechten tegen de opstandelingen. Ik herinner me wel dat een maat van me zich volgepropt had met biscuits en daarna een hoop water had gedronken – daar is ie aan dood gegaan, eerlijk waar!”.

     
Herman Bierman 25 jaar schilder (foto Jaap van Hassel)
 

Terug uit Indië trouwde Herman in 1953 met Fien van Giessen. In 1960 begon hij zijn eigen schildersbedrijf. Hij en zijn inmiddels overleden vrouw kregen vijf kinderen. Intussen zijn er tien kleinkinderen en zeven achterkleinkinderen. En zoals Herman zegt: ‘nog drie op stapel’.
Herman is geen zanger of toneelspeler geworden, zoals zijn vader, maar heeft wel heel veel vrijwilligerswerk gedaan. Hij was medeoprichter van Jongens- en Meisjesstad, het katholieke buurtwerk voor kinderen. En hij was penningmeester van de schilderspatroonsbond en van nog veel meer organisaties. Verder was hij (zeer) actief voor de Historische Kring Bussum. In 2009 kreeg hij voor al dat werk een welverdiende Koninklijke Onderscheiding.