Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift jaargang 30 nummer 3 (december 2014) pag. 26-27


Interview met Barend Eikelenboom,
directeur van de OB Naarden-Bussum vanaf 1989

Nol Verhagen

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Barend Eikelenboom (1955) is al 25 jaar directeur van de OB Naarden-Bussum. Hij is zijn hele professionele leven werkzaam geweest in de bibliotheeksector. Na zijn studie aan de Bibliotheek en Documentatie Academie Frederik Muller in Amsterdam werkte hij acht jaar in de openbare bibliotheek van Amstelveen. Daarna was hij drie jaar directeur in Wassenaar en vanaf 1989 in Naarden-Bussum. In de bibliotheek werken ongeveer dertig mensen, samen 17 fte. Vrijwilligers worden ingezet voor speciale taken, zoals de bezorgdienst aan huis, voor lezers die niet naar de bibliotheek kunnen komen. We spreken over verleden, heden en toekomst van de bibliotheek.

Hoe beleven jij en je medewerkers het 100-jarig jubileum?

We zijn er niet het hele jaar mee bezig, maar in het algemeen overheerst een gevoel van trots dat we al honderd jaar bestaan en er nog steeds toe doen. Eerder dit jaar was er een Lezersfeest in Spant! met schrijvers als Nico Dijkshoorn, Dichter des Vaderlands Anne Vegter, Arjen Lubach en onze eigen dorpsdichter Gaston Barnier. De bibliotheek bestaat nog in volle glorie. We merken wel dat het leven veel sneller is geworden en dat mensen minder tijd hebben om te lezen. Het aantal uitleningen daalt gestaag en schrijversfeesten zoals we die in de jaren ’90 met Geletterd Bussum nog organiseerden hebben niet meer genoeg vertier te bieden.

Wat zijn de verschillen en overeen-komsten met 100 jaar geleden?

Veel van het traditionele bibliotheekwerk, zoals catalogiseren en classificeren is verdwenen. Dat wordt nu gedaan door de centrale organisatie van openbare bibliotheken. Wij bestellen daar titels die vervolgens ‘plankklaar’ aan ons worden geleverd. Daar staat tegenover dat de ‘informatievraag’ is toegenomen. Dat vergt dus van de medewerkers ook andere vaardigheden: je moet goed kunnen luisteren om de informatiebehoefte van de klant goed te begrijpen. De bibliotheek helpt mensen hun weg te vinden naar gekwalificeerde informatie – vaak is internet immers toch een beetje een doolhof. Ook willen onze klanten nu veel meer toegespitste informatie, in een pasklare vorm. Als je bijvoorbeeld een hond aanschaft, wil je geen boek meer over honden, maar informatie over jouw soort hond, liefst op een A-4tje. Maar de bibliotheek is nog net als honderd jaar geleden een plek waar je naar toegaat om informatie te verkrijgen. Het aanbod van non-fictie is afgenomen, maar het aandeel in de uitleen stijgt juist. Dat komt mogelijk mogelijk doordat een boek soms een overzichtelijke samenvatting biedt van wat er allemaal op internet is te vinden. De uitleen van fictie neemt af, onder meer doordat lectuur nu makkelijker digitaal verkrijgbaar is. Deels illegaal, maar such is life.

‘De bibliotheek is nog net
als 100 jaar geleden een plek
waar je naar toegaat om
informatie te verkrijgen’

 Honderd jaar geleden was de bibliotheek in de eerste plaats leeszaal – die functie stond ook voorop in de naam. Hoe is dat nu?

Gek genoeg neemt die functie in deze tijd weer een steeds belangrijker plaats in. Het aantal uitleningen daalt weliswaar, maar het aantal bezoekers niet! Dat betekent dat mensen vaker naar de bibliotheek komen voor iets anders dan het lenen van boeken. We zien dat ook in de bibliotheek zelf, waar we steeds meer ruimte maken voor ‘studieplaatsen’. We zien ook dat leerlingen van de middelbare scholen hier rond de toetsweken komen om een rustige werkplek te hebben. Dat is overigens een trend in alle bibliotheken, zoals de OBA (de Openbare Bibliotheek Amsterdam) en in de universiteitsbibliotheken.

De bibliotheek is ontstaan als burger-initiatief. Merk je ook nu nog iets van de betrokkenheid van de burgerij?

De bibliotheek wordt in elk geval nog steeds op handen gedragen door de inwoners van Naarden en Bussum, en ook in de lokale politiek wordt de bibliotheek welwillend behandeld. We hebben bijna 15.000 leden en we bereiken via die leden een nog veel groter deel van de bevolking, doordat er achter ieder lid nog minstens een andere lezer schuilgaat. Onlangs hielden we via internet een kleine enquête over de beste locatie voor de bibliotheek. In een mum van tijd hadden we al meer dan 1100 reacties – dat wijst op een sterke betrokkenheid van onze lezers. De uitkomst is overigens: in het centrum.

Destijds was de emancipatie van de arbeidersklasse een belangrijke drijf-veer voor de oprichting van de open-bare bibliotheek. Speelt emancipatie nog altijd een rol?

Ja maar de focus ia wel verschoven. We doen nu veel meer aan bestrijding van analfabetisme en laaggeletterdheid. We zoeken ook meer verbinding met de basisscholen en de onderbouw van de middelbare scholen. En we bieden bijvoorbeeld ruimte aan de Voedselbank, als die actie voert. We reiken ook samen met andere organisaties, zoals Versa, de helpende hand aan burgers die in de informatiemaatschappij kopje onder dreigen te gaan. En we doen veel aan ‘mediawijsheid’. Zo hadden we onlangs nog drie keer een volle bak voor een cursus over het gebruik van de I-pad.

Hoe beïnvloedt de komst van nieuwe media het functioneren van de bibliotheek?

Internet geeft burgers toegang tot veel informatie die ze vroeger in de bibliotheek kwamen zoeken en er is, zoals ik eerder zei, een verschuiving in de beschikbaarheid van lectuur. Geleidelijk aan vermindert daardoor ook de omvang van de collectie. Tegelijk zie je dat andere functies toenemen, juist ook in het verlengde van de informatie die via internet toegankelijk is. De bibliotheek wordt meer een werkplek, en een ontmoetingsplek rond het thema informatie. Daar blijkt toch nog steeds een grote behoefte aan te bestaan. Die behoefte lijkt zelfs toe te nemen.

Tot slot: hoe ziet de bibliotheek er over 25 jaar uit?

Onze beleidshorizon is eerder vijf jaar dan vijfentwintig jaar – wie weet hoe de wereld er over 25 jaar uitziet, tenslotte? Wij zijn ook eerder trendvolger dan trendsetter. Ik denk dat de rol van het gedrukte woord nog lang niet uitgespeeld is, ofwel, de boeken gaan nog wel een poosje mee. Maar wel moeten we ons nog meer gaan verbinden met andere culturele instellingen. In het buitenland bestaan al voorbeelden van een Informatiehuis of een Cultuurhuis, waarin een groot aantal instellingen op cultureel gebied samenkomen en samenwerken. Ook in ons land vind je daar al aanzetten toe, zoals bijvoorbeeld het Eemhuis in Amersfoort. Of de eerder genoemde OBA, dat een eigen Theater van het Woord heeft, en trouwens ook een goede horecavoorziening – dat hoort er tegenwoordig ook bij. Ik kan me voor Bussum en Naarden zo’n Cultuurhuis heel goed voorstellen in bijvoorbeeld Mariënburg, dat op termijn leeg komt. Maar ja, daar is dan wel geld voor nodig…