Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 21/3 (december 2005) pag. 53-64


Bussumse gemeenteraadsverkiezingen door de jaren heen

Lars Wieringa

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Inleiding

Sinds Bussum zich in 1817 afscheidde van Naarden is er regelmatig een nieuwe gemeenteraad aangetreden. In maart 2006 zijn er opnieuw gemeenteraads-verkiezingen. Als alle fusieplannen heel snel gaan zou het de laatste keer kunnen zijn dat in Bussum afzonderlijk raadsverkiezingen worden gehouden. Interessant is, met de nadere verkiezingen in het oog, hoe dat in het verleden in Bussum plaats had. Deze geschiedenis wordt geschetst waarbij ook de veranderde regels over raadsverkiezingen worden beschreven. 

De situatie begin 19e eeuw in Bussum

De grondwet van 1815 schreef voor dat de wijze van samenstelling van de stedelijke besturen en van die op het platteland moest worden geregeld bij reglementen. Het Reglement of het bestuur ten platten ande in de Provincie Holland van 23 juli 1825 geeft aan dat 'het bestuur in iedere gemeente zal zijn samengesteld uit eenen burgemeestel; twee assessoren (= wethouders), en eenen GemeenteRaad'. De gemeenteraad zal - de burgemeester en assessoren daaronder gerekend - bestaan uit een getal van zeven, of negen personen, naar gelang dat (Provinciale) Staten, volgens de bevolking en andere omstandigheden zullen bepalen. Niet bekend is hoe dat voor Bussum uitpakte. De burgemeester werd - ook toen - benoemd door de kroon, maar was ten gevolge daarvan ook lid van de Gemeenteraad! Ook assessoren waren lid van de gemeenteraad en werden vanwege de Koning door de Commissaris in de Provincie uit de aanwezige leden van de gemeenteraad benoemd. De leden van de gemeenteraad worden benoemd door de Staten, na tevoren het plaatselijk bestuur te hebben gehoord. De leden van de plaatselijke besturen werden benoemd voor zes jaar en waren steeds herbenoembaar. De vernieuwing van de raadsleden gebeurde bij derde gedeelten. D.W.Z. om de twee jaar trad een derde gedeelte van de raad en een assessor af, terwijl de burgemeester met het laatste derde gedeelte aftrad. Van raadsverkiezingen was in die tijd dus geen sprake; zowel burgemeester, assessor en raadsleden werden benoemd. 

De Gemeentewet van 1851

Na de inwerkingtreding van de Gemeentewet kwam een verandering in de vorming en samenstelling van het bestuur en haar functionarissen. Bij de Gemeentewet van 29 juni 1851 (Staatsblad no. 85) werd het bestuur van alle Nederlandse gemeenten uniform ingericht. Door de grondwet van 1848 en de daaruit voorkomende Gemeentewet, werd de raad aan het hoofd van de gemeente gesteld. Het bestuur van de gemeente bestond uit een gemeenteraad, een college van burgemeester en wethouders en een burgemeester. Het aantal gemeenteraadsleden voor gemeenten beneden 3000 inwoners bedroeg zeven, onverschillig of de burgemeester al dan niet lid is van de raad, wat toen nog mogelijk was.

In 1850 had Bussum 911 inwoners. Vanaf nu werden de leden van de raad niet meer benoemd maar gekozen. De leden van de raad werden gekozen uit en door belasting betalende inwoners (censuskiesrecht). De hoogte van de census, die betaald moest worden, beperkte sterk het aantal stemgerechtigde kiezers. Het bedrag voor de gemeenteraad bedroeg minimaal 12 guldens per jaar. Ten tijde van de inwerkingtreding van de Gemeentewet (1851) bedroeg in Bussum het aantal stemgerechtigden voor de gemeenteraad 46. Artikel 27 van de Gemeentewet bepaalde dat de leden van de raad zitting hebben gedurende 6 jaren, waarvan een derde om de twee jaar aftreedt.

       
 
Lid RK kiesvereniging

De verkiezingen hadden de eerste jaren steeds een rustig verloop. Maar net als andere ontwikkelingen, zoals de aanleg van de spoorlijn (1874) en de daarmee samenhamende bevolkingsaanwas, zou ook dit zich wijzigen. De nieuwe Bussumse inwoners deden een poging om invloed te krijgen op het bestuur van de gemeente. In 1879 ontbrandt zo de eerste verkiezingsstrijd. Er werd zelfs met strooibiljetten gewerkt, waarop wordt gevraagd te stemmen op de heren Majoor en Biegel door 'enige oudt-Bussemers'. De ras-echte oud-Bussummers waren hier niet blij mee. Overigens ontkenden de nieuw-Bussummers hun betrokkenheid.

De uitslag van de stemming in 1879 was als volgt: 102 stemgerechtigde kiezers, waarvan 79 geldig uitgebracht met als gevolg dat de heren J. Majoor Lz. (70) en D. Krijnen (51) herkozen werden. J.H. Biegel viel met 26 stemmen buiten de boot. Hoewel Biegel zich een paar keer kandidaat heeft gesteld bij de raadsverkiezingen, is hij nooit gekozen. In 1881 bij de volgende dit keer tussentijdse verkiezing van opengevallen plaats werd de strijd opnieuw gevoerd. Dit keer won nieuw-Bussummer O.P.N. Blom (62) het van oud-Bussummer L. Majoor Jac.z. (47).

Kort daarna werd in hetzelfde jaar 1881 de eerste kiesvereniging 'Eendracht' opgericht, die weer werd gevolgd door kiesvereniging 'Kiesrecht is kiesplicht'. In 1886 kwam burgers samen in Hotel Nieuw-Bussum om een liberale kiesvereniging te formeren met de naam 'Grondwet'. Het meedoen door echte partijen zou niet lang op zich laten wachten in Bussum. In 1899 werd een afdeling van de SDAP opgericht. Eén van de oprichters was de bekende dichter Hennan Gorter, die erg actief

      
Affiche Quispel begin 1900
 

was in het uiteenzetten van socialistische gedachtegoed. De SDAP trachtte bij verschillende verkiezingen Gorter in de raad te brengen. In 1901 nam de SDAP voor de eerste keer deel aan de raadsverkiezingen in Bussum. Gorter was de kandidaat maar behaalde geen zetel. Een jaar later was Gorter opnieuw kandidaat, maar behaalde evenmin voldoende stemmen. Bij één van die verkiezingen droegen drie andere kiesverenigingen gezamenlijk de kandidaat de heer H. Quispel voor. Gorter zou nooit in de raad worden gekozen.

In 1890 was het aantal kiesgerechtigde inwoners al gestegen tot 337 op een bevolking van 3395. De Bussumse raad telt vanaf dat moment in plaats van zeven nu elf leden. Bussum zou tot 1900 groeien tot 7037 inwoners, meer dan een verdubbeling. In 1901 met jhr. R. van Suchtelen van de Haare als burgemeester telde Bussum reeds 13 raadsleden, waarvan 2 wethouders.

      
 
Raad in 1909

Het stelsel van verkiezingen werd tussen 1851 en 1919 een aantal keren gewijzigd. Behalve voorschriften omtrent het actief kiesrecht (het recht om te kiezen), geeft de grondwet sinds 1887 ook voorschriften omtrent het passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden). Het stelsel van rechtstreekse verkiezing van raadsleden door bepaalde belastingbetalers werd in 1896 verruimd door de kieswet van Van Houten. Deze kende vele categorieën kiezers: belasting-, woning-, loon-, pensioen-, grootboek- , spaarbank-en examenkiezers. In 1917 werd het algemeen mannenkiesrecht van kracht en in 1919 het algemeen vrouwenkiesrecht. Vanaf 1919 is de periodieke aftreding van een derde om de 2 jaar komen te vervallen en bedraagt de zittingsduur van de raadsleden 4 jaar. Het Nederlandse kiesstelsel krijgt het systeem van evenredige vertegenwoordiging. Dit systeem werd in de volgende tachtig jaar nauwelijks gewijzigd. 

Een vrouwelijk persoon

Tussentijdse raadsverkiezingen op 19 februari 1919 voor een vacante raadzetel leveren niet alleen verkiezingsstrijd op. Na de eerste ronde gaan J.B.G. Steur met 783 stemmen en J.H.H. Stants met 458 stemmen door naar de tweede stemronde. L. Bouma (294 stemmen) en J. van den Berg (56 stemmen) vallen af.
Een kiezer, J van Eizenga, maakt in het procesverbaal bezwaar tegen de geldigheid van de verkiezing omdat J.H.H. Stants 'een vrouwelijk persoon' is, die krachtens de naar zijn mening nog geldende oude Grondwet en oude Kieswet geen kandidaat kan zijn. Na de tweede stemronde wordt J.B.G. Steur door de voorzitter van het stembureau benoemd tot lid van de gemeenteraad, aangezien hij meer stemmen heeft gekregen dan J.H.H. Stants.

       
Bezwaar tegen uitslag verkiezing Steur 1919.
 

Van Eizenga laat in het procesverbaal opnieuw bezwaar aantekenen tegen de geldigheid van de verkiezing 'aangezien de candidaatstelling van Mej. J.H.H. Stants, die naar zijne mening (...) niet verkiesbaar is, invloed heeft uitgeoefend op den persoon die met den heer Steur in herstemming moest komen'. J. van Eizenga verzoekt de gemeenteraad om onder bovengenoemde redenen de heer Steur niet toe te laten als lid van de raad. De raad besluit vervolgens tot niet-toelating van het nieuwbenoemde raadslid Steur, 'op grond van de omstandigheid dat een der candidaten, die mede in de herstemming was begrepen, een vrouwelijk persoon was, die, naar het oordeel van den Raad niet als lid zou kunnen worden toegelaten, omdat het hier betrof eene tusschentydse verkiezing, die volgens artikel XIZ der additioneele artikelen van de Grondwet geschiedt overeenkomstig de op den dag van afkondiging der gewyzigde Grondwet geldende bepalingen, welke omstandigheid naar 's Raads gevoelen invloed heeft geoefend op den uitslag der verkiezing'. J.B.G. Steur maakt daartegen bezwaar bij Gedeputeerde Staten.

Gedeputeerde Staten overweegt in haar besluit 'dat de Raad by het onderzoek der geloofsbrieven niet heeft na te gaan, of een der gestelde candidaten, die niet gekozen is, aan de vereischten van het lidmaatschap van den Raad voldoet, doch uitsluitend heeft na te gaan, of de benoemde aan deze vereischten voldoet'. Aangezien geen aanleiding is om de benoemde te weigeren toe te laten als lid besluit Gedeputeerde Staten tot vernietiging van het bestreden raadsbesluit en beveelt de raad de heer J.B.G. Steur toe te laten als lid. De raad echter, gaat tegen dit besluit in beroep bij de Kroon. De Kroon overweegt in haar besluit in juli 1919 'door den Raad der gemeente Bussum niet is betwist dat de vrouwelijke candidaat die met J.B.G. Steur in herstemming is geweest op de door de Kieswet geeischte wijze is candidaat gesteld, dat zij in verband met het getal van de op haar uitgebrachte stemmen in herstemming moest worden begrepen en dit dan ook terecht is geschied onafhankelijk van de vraag of zij voldeed aan de vereischten voor het raadslidmaatschap'. Aangezien geen bezwaar kan worden ontleend tegen zijn toelating besluit de Kroon met ongegrond verklaring van het beroep te bepalen dat J.B.G. Steur als van de Raad van de gemeente Bussum moet worden toegelaten.

Overigens blijkt uit het procesverbaal dat de heer J. van Eizenga niet alleen een kiezer was, maar ook de voorzitter van de afdeling Bussum van de SDAP. De heer Steur en Mej. Stants werden gekandideerd door katholieke kiesverenigingen of partijen. De eerder afgevallen nummer drie, de heer L. Bouma, was de kandidaat van de SDAP. Inmiddels waren in mei 1919 de eerste raadsverkiezingen onder de nieuwe wetgeving gehouden. Zowel J.B.G. Steur als Mej. J.H.H. Stants als de heer L. Bouma waren kandidaat en allen werden ook gekozen. Ervan uitgaande dat dit keer de raad geen leden weigerde toe te laten, was Bussum met Mej. J.H.H. Stants één van de eerste gemeenten met 'een vrouwelijk persoon' in de raad. 

      
 
Affiche Vrijheidsbond 1927

Raadsverkiezingen in Bussum tussen 1919 en 1939

De raadsverkiezingen in 1919 zijn de eerste verkiezingen waarbij de gehele raad wordt vervangen en de Katholieke Partij (voorloper van de KVP) wordt met 5 zetels de grootste fractie op een totaal van 15 zetels. De AR (1 zetel) en de Christelijke Historische Partij (CHP) (2 zetels) zorgen voor een meerderheid van de confessionele partijen. De SDAP komt op 3 zetels. De Liberale Staatspartij (ook wel genoemd Vrijheidsbond) komt op 2 zetels en de Vrijzinnig Democratische Bond op 1 zetels. Mej. J.H.H. Stants bezet de laatste zetel.

Niet bekend is welke partij zij vertegenwoordigde; het vermoeden is een andere katholieke partij dan de Katholieke partij. Het veranderde systeem heeft aanzienlijke gevolgen voor het verloop in de raad, dat 100 jaar lang gering was geweest; 8 van 15 leden zijn nieuw. Zittend raadslid de heer A.N.J. Fabius is wel weer kandidaat maar aangezien de Liberale Staatspartij twee zetels haalt, valt hij net buiten de boot. Twee decennia lang verandert er politiek gezien niet zoveel. De Katholieke Partij blijft met afstand de grootste partij. Het totale aantal zetels neemt als gevolg van het groeiende inwoneraantal ook toe, van 15 in 1919 naar 21 in 1939. In 1920 telt Bussum 18327 inwoners, in 1940 maar liefst 29324, bijna net zoveel als nu.

De Liberale Staatspartij groeit gestaag naar 5 zetels, maar kent in 1939 een terugval naar 3. De SDAP komt dat jaar op 4, na alle verkiezingen daarvoor op 3 te zijn blijven steken. De andere partijen AR, CHP, en Vrijz. Dem. Bond (V.D.) blijven net als de andere fracties redelijk constant. De verzuiling gaat ook in Bussum op. Bussumse raadsleden waar in die jaren veel stemmen op worden uitgebracht zijn onder andere de heren C.J. Kruisweg (V.D.), mr. A. Moolenburgh (Vrijheidsbond), P.A.M. Brand (Katholieke Partij) en L. Bouma (SDAP). Laatstgenoemde was wethouder vóór en ook na de oorlogsjaren.

      
Affiche KVP 1958
 

 Raadsverkiezingen in Bussum tussen 1946 en 1958

In 1946 zijn de eerste raadsverkiezingen na de oorlogsjaren. Van de nu in totaal 23 zetels behaalt de KVP met de heer G.A. Schmidt als lijsttrekker er 8. De AR en de CHP trekken samen op (in de Protestants Christelijke Groep (P.C.G.)), maar behalen samen slechts 4 zetels; terwijl zij afzonderlijk in 1939 er 6 behaalden. De PvdA met L. Bouma als lijsttrekker doet voor het eerst mee en behaalt 6 zetels, de Partij van de Vrijheid (de voorloper van de VVD) met L.J.J. Caron 3 zetels. Ook de liberalen doen dus een stap terug.

De CPN doet het, ook in Bussum zo net na de oorlogsjaren, goed met 2 zetels in 1946. In de verkiezingen van 1949 en 1953 zou de CPN nog 1 zetel behalen om daarna niet meer terug te keren in de raad. In 1949 verliest de KVP van B.M. Voogd een zetel, net als de PvdA van L. Bouma. Nieuwkomer VVD van L.J.J. Caron komt op 4, terwijl de P.C.G. van C.verhaar 2 zetels wint tot 6 in totaal. Nieuwkomer KNP behaalt in 1953 eenmalig een zetel. De KVP aangevoerd door B.M. Voogd behaalt 7 zetels, de PvdA van L. Bouma 6, terwijl de P.C.G. dit keer aangevoerd door J. Boor er 5 behaalt, net als de VVD van L.J.J. Caron. De confessionele partijen raken voor het eerst hun meerderheid kwijt. In 1958 zou die meerderheid nog eenmaal teruggewonnen worden. In 1958 wint de KVP van B.M. Voogd een zetel, waar de PvdA van L. Bouma er 1 verliest. De P.C.G. met C. Verhaar blijft gelijk en de VVD van J.G. Flink wint 2 zetels.

De grote partijen KVP, P.C.G. en PvdA zijn tussen 1946 en 1958 redelijk constant, terwijl nieuwkomer VVD geleidelijk groeit tot, achter de KVP, de tweede partij in Bussum. 

Raadsverkiezingen in Bussum tussen 1962 en 1970

Landelijke ontwikkelingen gaan ook aan Bussum niet voorbij. Nieuwe partijen die landelijk aan de weg timmeren maken ook in Bussum hun opwachting, zoals de PSP, de PPR, de Boerenpartij en D66. De in 1958 opgerichte PSP met P. de Boer behaalt in 1962 voor de eerste keer een zetel in de raad. De KVP met B.M. Voogd blijft stabiel op 8, de P.C.G. van J. Boor blijft op 5. De VVD van A.J. Vis zakt een zetel naar 6, terwijl de PvdA van P.N. van Doesburg er twee wint en op 7 komt.

       
 
PPR/PSP Zonneveld 1970

In 1966 komt de PSP met W. de Heer opnieuw op 1 zetel. De KVP met G.F. Broere verliest een zetel en komt op 7, waar de VVD van A.J. Vis stabiel op 6 blijft. De PvdA van P.N. van Doesburg levert weer twee zetels in, de P.C.G. van J. Boor blijft op 5. De Boerenpartij van G.G. Gerkens behaalt in Bussum een groot succes met 3 zetels vanuit het niets. In 1970 verdwijnt de Boerenpartij geheel uit de raad. Nieuwkomer D66 van J.C. Schild komt op 2 zetels. Ook de lijst Meijer Sluiser (die uit de PvdA is gestapt) komt op 2 zetels. De PvdA van mevr. E. Barnard-Visscher gaat mede daardoor van 5 naar 3 zetels; het laagste resultaat in haar geschiedenis, gezien de 27 zetels die te verdelen zijn in Bussum met haar ruim 40.000 inwoners. De KVP van H.A.F. Velu blijft op 7 zetels staan, de P.C.G. (soms ook wel genoemd Prot.Christ. Lijst) van J. Boor verliest een zetel. Doordat de confessionele partijen geleidelijk in zetelaantal teruggaan, wordt de VVD van F.Th. Witkamp de grootste fractie in Bussum met 8 zetels. De combinatie PPR/PSP komt met een gezamenlijke lijst onder aanvoering van J.F.M. Zonneveld en behaalt 1 zetel.

Raadsverkiezingen in Bussum tussen 1974 en 1986

Het CDA van H.A.F. Velu doet in 1974 voor het eerst mee en boekt - gelijk aan de landelijke trend - een teruggang ten opzichte van de resultaten van de partijen (KVP en PCG) waaruit zij is ontstaan, met haar 7 zetels.

      
BBP Boelen 1974
 

Een teruggang is er ook voor eerst in het aantal te verdelen zetels, '25. D66 doet deze verkiezingen niet mee. Een lokale partij - de Bussumse Belangen Partij van H.C.I. Boelen - behaalt vanuit het niets 2 zetels, de PPR/PSP combinatie van J.F.M. Zonneveld komt op 2 zetels. De PvdA van mevr. E. Barnard-Visscher herstelt zich naar 5 zetels, terwijl de VVD, dit keer aangevoerd door J.P.C. de Vries, 9 zetels behaalt.

In 1978 doet de PSP weer apart mee aan de verkiezingen als gevolg van de breuk met de PPR. J.F.M. Zonneveld stapt over naar het CDA. De PSP van L. Platvoet komt op 2 zetels, het CDA van H.A.F. Velu groeit een zetel naar 8. Ook de VVD van G.P.W. Jansen komt op 8 zetels maar het CDA haalt meer stemmen en wordt weer de grootste partij.

      
 
Affiche PSP 1986

Waar de Bussumse Belangen Partij niet terugkomt, doet D66 van J.C.M. Berkhout dat wel met twee zetels. Het CDA van H.A.F. Velu verliest in 1982 een zetel terwijl de VVD van G.P.W. Jansen er 1 wint en op 9 komt, haar hoogste uitslag ooit in Bussum. Dit keer zijn er nog 23 zetels te verdelen, net zoveel als het huidige aantal. De PvdA met E.A.R.J. Lohman komt op 3 zetels, een daling van 2 zetels. D66 van J.C.M. Berkhout gaat van 2 zetels naar l zetel. Ondanks woelige tijden in de verkiezingen door in het bijzonder de campagnes van de PSP is dat niet echt terug te zien in de uitslag.

      
Spotprent Jansen PvdA 1986
 

In 1982 wint de PSP van L. Platvoet wel een zetel. Kort voor de verkiezingen in 1986 wordt VVD-lijsttrekker G.P.W. Jansen geïnterviewd voor het PSP-blad 'Bussum in beweging'. Zijn voorspelling is 8 á 9 zetels voor de VVD en 7 voor PSP en PvdA. Het loopt toch wat anders. De PSP van L. Platvoet boekt een grote winst en komt op 4 zetels, De VVD van G.P.W. Jansen verliest de vier keer gewonnen 2 zetels weer, het CDA van P. Reeskamp verliest ook een zetel. De PvdA van mevr. L.A. Abspoel-Choufoer wint een zetel en komt op 4 zetels. D66 met mevr. I.B. Schippers-Hazebroek wint ook een zetel en komt op 2 zetels. 

Raadsverkiezingen in Bussum tussen 1990 en 2002

Vanaf 1990 zijn de vijf deelnemende partijen elke raadverkiezingen dezelfde met de VVD, het CDA, GroenLinks (opvolger van de met de PPR en CPN gefuseerde PSP), PvdA en D66. Ook de uitslag is telkens redelijk constant. In 1990 boekt D66 een zetel winst ten koste van de PvdA van mevr. I.G.G. de Lange. Het CDA met J.F.M. Zonneveld blijft stabiel op 6 zetels. De VVD van G.P.W. Jansen blijft op 7 zetels staan, GroenLinks met mevr. E. den Os komt onder de naam PSP/Groen Links op 4 zetels. Ook in 1994 verandert er weinig qua zetels. De VVD van G.P.W. Jansen wint een zetel en komt weer op 8 zetels, waar GroenLinks met Th. Kluck er 1 inlevert naar 3 zetels. Het CDA met J.F.M. Zonneveld blijft weer stabiel op 6 zetels. D66 en de PvdA van mevr. 1.G.G de Lange blijven gelijk beiden 3 zetels.

      
 
Uitslag verkiezingen 1994

In 1998 leveren VVD van G.P.W. Jansen en D66 van J.A.A. Vos een zetel in, waar de PvdA met mevr. I.G.G. de Lange en GroenLinks met S.A. Braamhaar er één winnen. Het CDA van J.F.M. Zonneveld blijft opnieuw op 6 staan.

In 2002 tenslotte verliest de PvdA van mevr. I.G.G. de Lange die gewonnen zetel weer. Dit keer wint het CDA met als lijstrekker J.G. Heerschop een zetel en komt op 7 zetels, net als de VVD van G.P.W. Jansen die echter net de grootste partij blijft. D66 met mevr. M.M. Sluiter en GroenLinks met mevr. G.N. van Ramshorst blijven stabiel op respectievelijk 2 en 4 zetels.

Het dualisme zorgt, in 2002 voor veranderingen in het stelsel van Thorbecke, dat sinds de Gemeentewet van 1851 in grote lijnen hetzelfde is gebleven. Als gevolg van het dualisme maken wethouders geen deel meer uit van de gemeenteraad. Dat heeft tot gevolg dat de collegepartijen een 'extra' raadslid leveren, aangezien hun wethouder 'doorschuift' naar het college. Die ontwikkeling wordt landelijk ook wel de wethoudersbonus genoemd. Voor de PvdA in Bussum betekent dat dat zij ondanks het  zetelverlies toch het gevoel heeft met zijn vieren te blijven. 

Conclusie

Uit de geschiedenis van bijna 190 jaar raadsverkiezingen in Bussum blijkt dat de verkiezingen vrijwel altijd een stabiel beeld weergaven. In de 19e eeuw zijn raadsleden vaak tientallen jaren dezelfde en ook na de 'strijd' tussen de oud-Bussummers en nieuw-Bussummers rond 1880 blijkt dat beeld weer op te gaan tot 1919, wanneer een ander kiesstelsel de raad aanzienlijk vernieuwt. Dan pas krijgt de SDAP echt voet aan de grond in Bussum. Maar ook daarna is het Bussumse politieke klimaat stabiel, ondanks allerlei landelijke ontwikkelingen als de ontzuiling en de opkomst van nieuwe partijen. De opleving van de PSP in de jaren tachtig is misschien wel de uitzondering die de regel bevestigt. 

Bevolking Bussum, aantal inwoners

1817    400
1831    588
1840    740
1850    911
1860    1041
1870    1158
1880    1825
1890    3395
1900    7037
1910    12776
1920    18327
1930    24444
1940    29324
1950    34115
1960    39368

Gebruikte literatuur/documentatie:

  • Gemeenteverslagen Bussum, vanaf 1851 tot 1918
  • Reglement of het bestuur ten platten lande in de Provincie Holland van 23 juli 1825
  • Gemeentewet van 29 juni 1851, Staatsblad, no. 85
  • Gemeentelijke Procesverbalen van de raadsverkiezingen van 1919 tot en met 2002.
  • Geschiedenis van een honderdjarige, A.N. J. Fabius, 1917.
  • Verslag van den toestand der gemeente over het jaar 1917.
  • 150 jaar Bussum, W.J. Rust en Simon G. Zwart, 1967.
  • Buitengewoon Bussum, van boerengehucht tot villadorp, Paul Schneiders, 2005.
  • Bussum in Beweging, PSP Bussum, Edities tussen 1980 en 1989.