Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 21/3 (december 2005) pag. 3-12


Bussumse raddraaiers

Nel Krijnen-Van Gog

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting. 

De Naarder Kraaien en de Bussumse Erwten

Zo af en toe steekt het de kop weer op, het wel of niet samengaan van Bussum en Naarden. Nu is dat een stap die niet zomaar genomen kan worden. Zodra er weer eens iets over in de krant heeft gestaan, komen de discussies tussen de voor- en tegenstanders weer op gang. Net als in het verleden, is er altijd een onderlinge strijd geweest tussen de beide gemeentes. De Naarders werden ook wel kraaien genoemd en de Bussumers erwten, waarschijnlijk naar de adelaar en de boekweitkorrels in de beider wapens. Zo kreeg ik als kind van familie uit Naarden altijd te horen dat 'de kraaien de erwten zullen opeten'. Zal het er te zijner tijd dan toch van komen dat Naarden Bussum weer opslokt? Bussum had bij Koninklijk besluit van 4 december 1816 eindelijk officieel toestemming gekregen om zich af te scheiden van Naarden. De eerste raadsvergadering vond pas op 1 mei 1817 plaats, met Jacobus Johannes Thierens Jacobszoon als schout en Jan van Thienen en Ysaak Kaarsgaaren als assessor (wethouder). Meeuwis Krijnen, Paulus Dankelschijn en Teunis Ruisendaal waren raadsleden en Care1 Besanqon secretaris. Hoe is het zover gekomen en wie waren de mannen van het eerste uur? 

Het Naardense keurslijf

Voordat het zover was, is er een strijd van circa 22 jaar aan vooraf gegaan tussen de rebellerende bewoners van Bussum en het bestuur van Naarden. Voor 1817 viel Bussum onder de jurisdictie van Naarden. Bussum had twee buurmeesters die door de burgerij werden voorgedragen, maar door de regeerders van Naarden moesten worden goedgekeurd. Ze werden aangesteld voor twee jaar. Elk jaar viel er één af en kwam er een nieuwe voor in de plaats. Ze moesten kunnen rekenen en schrijven. Hun taak bestond uit het bijhouden van het buurmeesterboek (voetnoot 1), waarin vooral de inkomsten en uitgaven werden opgeschreven. Er kon in Bussum niet getrouwd of gedoopt worden. De doden werden begraven te Naarden of op 't Laarder Hoogt (Sint Janskerkhof). De belastingen moesten aan Naarden worden betaald. Een winkeltje beginnen was er niet bij, dat moest eerst worden aangevraagd in Naarden.

Zelfs de metselaars hadden zich aan regels te houden. Zo wilden Hendrik Ruizendaal en zijn broer Teunis in het voorjaar van 1794 wat metselwerk aan hun huis laten verrichten door Willem Kraan, metselaar te Bussum. Teunis Breijer, metselaarsbaas binnen de Stad Naarden, liet hen echter weten dat als ze het werk door Willem Kraan lieten doen, ze voor ieder gewerkte dag 5 stuivers boete moest betalen. Willem Kraan is toen met Teunis Ruizendaal naar Boudewijn Westreenen (ook metselaarsbaas binnen Naarden) gegaan. Maar ook deze verbood het werk. De metselaarsbazen zetten hun verweer kracht bij met een brief van het metselaarsgilde aan de gebroeders Ruizendaal. Daarin stond dat niemand enig metselwerk te Lage Bussum mocht verrichten, 'dan alleen de metselaars bazen van Naarden zelf of hun knechten'. Deden ze het toch, dan stond daar een vaste boete op van 5 stuivers per gewerkte dag. Zal dat voor de buurmeesters Wessel Martens van den Berg en Klaas Fokker de aanzet zijn geweest voor de strijd naar onafhankelijkheid? Of was het die ene druppel? Want op hun verzoek gingen op 7 juni 1794 Hendrik Ruizendaal en metselaar Willem Kraan, beide wonende binnen Lage Bussum, naar notaris Nicolaes de Bruijn van Erckell in Naarden om daar hun afkeuring vast te laten leggen over de metselaarsbazen van Naarden (voetnoot 2). 

De strijd

De komst van Fransen in 1795, leidde in het Gooi tot nieuwe gemeentebesturen (municipaliteiten). De Bussumers maakten gebruik van de gelegenheid ook een eigen municipaliteit aan te stellen, met Ysaak Kaarsgaren als president en Lambert Jansen Majoor als secretaris. Zij vroegen Den Haag erkenning van hun zelfstandigheid. Maar Naarden verzette zich daartegen en schreef de nodige brieven naar de Provincionele Representante van Holland in Den Haag. Daarin schreven zij dat Lage Bussum nooit anders geweest is dan een gehucht, en al eeuwenlang onder hun jurisdictie behoorde. Dat in de oude archieven nog registers vanaf 1442 aanwezig waren, die tijdens de Spaansche verwoestingen gespaard waren gebleven. Dat daarin alleen maar sprake was van vier Gooische dorpen: Laren, Blaricum, Huizen en Hilversum en dat Bussum niet in dat rijtje voorkwam. In 1796 kreeg Naarden eindelijk bericht: Bussum zou weer onder het bestuur van Naarden komen. Het bestuur van Bussum ging echter op de ingeslagen weg verder. De baljuw van Gooij1an.d stuurde de stadsbode van Naarden met een brief naar de bestuurders met hierin de opdracht 'dat zij zich moesten onthouden van allen daden van gezag en zich niet als regeerders van Bussum maar als burgers dienden te gedragen'. Het antwoord van de rebellerende bestuurders was kort: Isaak Kaarsgaaren: 'Ik ontwerp mij nergens aan'.

      
 
Document 1796, Transport en hypotheek

Wessel Martenz van den Berg: 'Ik houw mij in mijn qualiteit'. Tijmen Krijnen: 'Ik zal voort werken'. Jan van Thienen: 'Ik kan mij daar niet aan onderwerpen '. Zolang ze geen bericht hadden gekregen gingen ze gewoon door. Alleen Claas Majoor en Lambert Majoor zeiden: 'Ik hou mijn aan de placaten', en verzochten de Bailluw om een kopie van het decreet (brief) (voetnoot 3). Daarop gingen de Baljuw en drie Naarders naar Bussum om de brief voor te lezen. Om iedereen in de gelegenheid te stellen alles nog eens door te nemen, werd de brief ook opgehangen. Dit zette kwaad bloed bij de Bussumers. De plakaten werden met messen bewerkt en deels afgescheurd. De Baljuw en het committe van justitie over Gooijland waren zeer verontwaardigd toen ze dit hoorden en lieten in Naarden en Bussum bekendmaken dat ze een premie uitloofden van vijftig gulden (bijna 300 Euro nu), voor diegene die de dader of daders zou aanbrengen, zodat zij gestraft konden worden. De aanbrengers hadden niets te vrezen; hun naam zou geheim blijven (voetnoot 4).

       
   

Maar Bussum bleef dwarsliggen. Van 14 november 1798 tot 25 juli 1804 hielden Kaarsgaren als schout, Van Thienen en Krijnen als schepenen van Bussum de Transport- en Hypotheekakten bij. Kocht één van hen zelf een huis of grond, dan was Wessel Martens van den Berg plaatsvervangend Schepen. Op 10 april 1807 stapten Van Thienen, Claas Majoor en Huibert Brandhof, toen weer Buurmeesteren van Bussum, naar notaris Johannes van Zon junior in Naarden (voetnoot 5) om weer een akte te laten opstellen. Zij machtigden de heer Hendrik Abraham Bollard, wonende in den Haag, Procureur voor den edelen Hoven van justitie van Holland om voor hen waar te nemen in een proces tegen het gemeentebestuur van Naarden, 'ten einde rekening en verantwoording en voorts voldoening en afbetaling van -alle gelden, zo van oortjens gelden, bekeuringen, leggelden en de pacht van de Bussumse Eng'. Belastinggeld zou bij afspraak op 10 september 1796 in zijn geheel, hetzij gedeeltelijk, aan Bussum toebehoren. Zo gingen er tot 1817 nog vele brieven richting Den Haag en terug, en tussen Bussum en Naarden. 

De rebellen

Wie waren nou die zes rebellen van Bussum, die het de bestuurders van Naarden zo moeilijk hebben gemaakt?

Laten we beginnen bij de oudste: Wessel Martense van den Berg, geboren in 1730 in Bussum, en in 1752 in Naarden getrouwd met het Bussumse meisje Marritje Hendriks Meijerden. Zij kregen 11 kinderen van wie er 7 jong overleden. In 1766 werd Wessel op 36-jarige leeftijd buurmeester. Hij zou tot 1795 een aantal malen de functie van buurmeester of armmeester vervullen. Je kunt hem dus een ervaren bestuurder noemen toen hij meededd aan de Bussumse rebellie.
Daarnaast was hij boer en erfgooier, maar ook winkelier. In 1786 kreeg hij toestemming om koffie, thee, chocolade en verdere kruidenierswaren, maar ook tabak en snuijf te verkopen. Bij zijn overlijden op 29 januari 1811 op de respectabele leeftijd van 80 jaar, blijkt uit de boedelbeschrijving dat hij een soort winkel-van-sinkel had, met veel aardewerk: Delftse schotels maar ook Japans porselein, koffiekannen, trekpotten zowel van koper als van tin en 24 schilderijen. Verder had hij ook aardig wat bezit: 18 stukken land waarvan er 10 buiten Bussum lagen en 2 huizen. Zelf woonde hij in huis no. 546 naast de schoolmeester Baltus van 't Hoff en landbouwer Lambert Krijnen. Dit huis met erf werd zijn dochter Henrica van den Berg, die getrouwd was met Gerrit Brand, toebedeeld tegen f 400 van de erfenis. Het andere huis No. 554 met 3 schepel bouwland, vlak bij de haven, ging naar zijn zoon Marten Wessels van den Berg, tegen de som van f 600 van de erfenis. Zijn oudste dochter Anna, die getrouwd was met Yzaak Kaarsgaren, was in 1785 kinderloos overleden. Ook zijn dochter Aaltje, echtgenote van Cors Gijsberts Huijsman overleed kinderloos in 1804. Zo overleefde Wessel negen van zijn elf kinderen.

Yzaak Kaarsgaren werd geboren in 1751 in Laren en kwam als jongeman van 20 jaar naar Bussum. Hij werd koopman, winkelier en fabrikant en trouwde in 1771 in Naarden met de 18-jarige Anna Claase Boot uit Bussum. Anna overleed echter twee jaar later op 3 januari 1773. Yzaak hertrouwde in 1779 met Anna Wessels van de Berg, de in 1755 in Bussum geboren dochter van eerdergenoemde Van den Berg. In 1782 vroeg en kreeg Yzaak een vergunning voor het verkopen van koffie, thee, chocolade enz. Maar de vergunning die hij aangevraagd had voor flessiaan (klein brandewijn verkoper) kreeg hij niet. Toch ging het met hem zakelijk de goede kant op. In 1783 lieten hij en zijn vrouw een testament opmaken en waren ze goed voor f 2000. Toen Anna van den Berg in 1785 overleed, waren er geen kinderen.
Yzaak deed een nieuwe poging, hij trouwde in 1786 in Naarden voor de derde maal, nu met Marretje Jacobs Boshuijsen. Weer had hij pech, want Marretje overleed een jaar later al weer (op 2 maart 1787) in het kraambed bij de geboorte van hun dochter, die ook de naam Marretje kreeg. Nu was Yzaak weduwnaar, maar met een baby. En opnieuw ging Yzaak op zoek naar een vrouw en moeder voor zijn kind. Gelukkig had Claas Jansen Majoor uit Bussum in Laren een zus wonen, de 44-jarige weduwe Anna Jansen Majoor. Ditmaal gingen Yzaak en Anna, voordat ze in het huwelijk traden, eerst naar de notaris voor de huwelijkse voorwaarden. Ze waren goed voor f 25.000, nu zo'n 190.000 euro. Drie maanden na het overlijden van zijn derde vrouw trouwde Yzaak op 11 mei 1787 in Laren met Anna Majoor, die sinds 1783 weduwe was van Michiel Hendrikse Banis en kwam naar Bussum. Anna Majoor had drie kinderen, allen geboren te Laren, Hendrik in 1778, Neeltje in 1780 en Teuntje in 1782. Nog vrij jonge kinderen dus. Een maand later overleed Yzaaks eigen dochtertje op 12 juni 1787. Yzaak ging tot de gegoede burgers van Bussum behoren. Hij kocht huizen en grond en verkocht het weer, en hij gaf ook schuldbrieven (leningen) uit. In 1788/89 werd hij gekozen tot buurmeester, in 1793 tot armmeester en in 1795 werd hij president van de Municipaliteit van Bussum. Van 1798 tot 1804 maakte hij als schout van Bussum transport- en hypotheekakten op.
Op 30 juli 1810 sloeg het noodlot weer toe, ook Anna overleed. Pas twee jaar later vond de verdeling van de onroerende goederen plaats tussen Yzaak en zijn drie stiefkinderen. Op 4 november 18 10 trouwde Yzaak, inmiddels 59 jaar oud, voor de vijfde maal, nu met de 33- jarige Wilhelmina (Wijmpje) Hendriks Smit uit Laren. Ze gingen naar notaris J. van Zon jr. te Muiden voor de huwelijkse voorwaarden en kwamen in de klasse beneden de f 25.000 gegoed. Yzaak bracht zowel vaste als losse goederen in, effecten en gelden voor een bedrag van f 16.000, Wijmpje bracht haar kleren en lijfsieraden mee. Ze kregen vijf kinderen. Toen Bussum in 1817 eindelijk zelfstandig werd, werd Yzaak aangesteld als assessor (wethouder) en kon hij nog twee jaar deelnemen aan het politieke leven waar hij zolang voor had gestreden. Op 26 september 1819 overleed hij op 68-jarige leeftijd. Pas twee jaar na het overlijden van zijn vrouw in 1838 vond de boedelscheiding plaats. Uit de akte kunnen we opmaken dat Wijmpje ook een zakenvrouw moet zijn geweest, ze kocht huizen en grond, ook bij openbare veilingen. Het gehele bezit had een waarde van f 39.386,85. Bij dit bedrag is f 4788,59 aan roerende goederen inbegrepen, zoals meubelen, 'kleederen, goud en zilver, winkel en affaare' goederen en gereedschappen. Zijn kinderen en stiefkinderen zouden nog een belangrijke rol spelen in de Bussumse politiek.

Nicolaas (Claas) Jansen Majoor werd ook geboren in Laren in 1741, en overleed in Bussum op19 juli 1814. Hij trouwde te Laren in 1764 met Elbertje van Stranden, geboren in Bussum in 1733. Elbertje was weduwe van Gerardus Rutte Post. Zij kregen 5 kinderen, die allen in Bussum werden geboren en RK gedoopt in Naarden. Drie kinderen overleden op zeer jonge leeftijd, de andere twee waren Elbertje Claase Majoor (1768-1834) en Tijmen Claase Majoor (1769-1832). Claas Jansen Majoor was landbouwer, erfgooier en koopman. Van mei 1772 tot mei 1774 was hij buurmeester. Armmeester was hij in 1784 en in 1795 zat hij in het eerste gemeentebestuur van Bussum. Claas was ook 'gegoed', in 1812 had hij 22 koeien en 5 paarden. In 1814 moest hij dienstbodegeld (belasting) betalen voor 2 werkboden. Hij woonde aan de Brink op de hoek van de Kattesteeg (nu Kerkstraat) en schuin tegenover de herberg de Oranjeboom, de latere Rozenboom. De boerderij werd na zijn overlijden geschat op f 1250. Verder had hij ook veel grond, tezamen geschat op f 7062. Zo was er twee schepel bouwland op het kerkhof bij Bussum, vijf schepel bouwland aan de Zwarteweg, negen schepel houtland genaamd het Tabaksland, vier schepel bouwland aan het Laarderpaadje buiten Bussum, acht schepel bouwland aan de 's Gravelandscheweg met de mooie naam het Spookdriestje en vijf schepel bouwland achter de Kapel.

Lambert Janse Majoor kwam uit Laren, werd RK gedoopt op 27 november 1770, en overleed in Bussum op 19 september 1811. Hij trouwde voor de eerste maal in Naarden op 15 mei 1790 met Nicolaa (Claasje) Teunis Schalk, die in 1768 gedoopt was in Naarden. In 1789 werd haar een akte van admissie verleend als klein kramer van zout en zeep, en als flessiaan, (klein brandewijn verkoopster). Ook mocht ze koffie, thee, chocolade, azijn, spek, boter, tabak en snuif verkopen. Ze overleed in Bussum maar werd in Laren begraven op 7 april 1802. Uit hun huwelijk werden 8 kinderen geboren. Lambert trouwde voor de tweede keer op 18 juli 1805, ditmaal met Agatha Tijmens Schalk, geboren in Bussum en gedoopt in Naarden op in 1779. Ook zij was winkelierster en uit dit het tweede huwelijk werden vijf kinderen geboren. Agatha overleed in Bussum op 5 april 1847. De eerste functie van Lambert Majoor was die van armmeester in 1792. Als 24-jarige was hij bovendien in 1795 de eerste en jongste secretaris van Bussum. Hij zal heel wat brieven geschreven hebben naar Den Haag en naar de bestuurders van Naarden. Hij heeft het niet mogen beleven dat Bussums onafhankelijkheid erkend werd. Van beroep was hij winkelier en schipper. In 1801 verkocht hij een Bezaan schip, dat voor de wal lag voor f 800 aan Rut Hendriksen. Het schip mocht 'op alle havens en stroomen vrij en onverhinderd vaaren'. Na het overlijden van zijn eerste vrouw werd Lambert in 1802 akte verleend als klein kramer van zout en zeep. Ook werd hij aangesteld om als schipper te varen op Bussum-Amsterdam en visa versa met een pakschuit. In 1808 verkocht hij weer een boot, nu een pontschip, met tuigage en verdere toebehoren en bevaren geweest door Rut Brandt, aan Cornelis van Reijn 'wonende onder Amsterdam', voor f 1200. In 1811 gaf Lambert te kennen dat hij door 'diverse tegenspoed' het aan zijn kinderen uit zijn eerste huwelijk verschuldigde bedrag van f 1250 uit hun moeders erfenis niet kon voldoen. Lambert overleed en alles ging over op de erven. In 1815 werd publiekelijk verkocht: 'een jaagschuit varende op het veer van Bussum op Amsterdam visa versa'.

      
 
Waar woonden de raddraaiers? (Illustratie eind 19de eeuw)
1. Wessel M. van den Berg
2. Ysaak Kaarsgaren
3. Nicolaas J. Majoor
4. Lambert J. Majoor
5. Tijmen Krijnen
6. Jan van Thienen

Tijmen Teunissen Krijnen werd geboren en RK gedoopt in Blaricum op 3 oktober 1731. Op 30-jarige leeftijd trouwde hij in Naarden in 1762 met de 19- jarige Nicolaa (Claasje) Jacobs Ruijsendaal. Zij was geboren in Bussum en, gedoopt in Naarden op 23 maart 1743. Zij overleed in Bussum maar werd begraven op het Laarderhoogt (Sint Jans kerkhof) op 16 oktober 1807. Tijmen en Claasje kregen 10 kinderen waarvan er drie jong overleden. Tijmen was landbouwer en erfgooier.
Tussen mei 1774 en 1794 was hij diverse malen buurmeester en armmeester. En hij was één van de bestuurders van de Municipaliteit in 1795. Toen het bericht kwam uit Naarden, met de opdracht om ermee te stoppen, reageerde hij als een nuchtere boer: 'Ik zal voort werken' en dat deed hij dus ook.
Van 1798 tot 1804 hield Tijmen Krijnen zich als schepen bezig met Transport- en Hypotheekakten, samen met Kaarsgaren en Van Thienen. Zelf ging Tijmen in 1810 naar de notaris, niet in Naarden maar in Muiden, om een testament te laten opmaken, hij werd beneden de f 10.000 gegoed. Hij legde vast dat het huis en erf no.331 gelegen in de Achterbuurt (nu Spiegelstraat) dat hij bewoonde en gebruikte, met al wat 'aard- en nagelvast' was, voor zijn zoon Gerrit Krijnen zou zijn. Dit ter vergelding van de 'goede diensten van zijn zoon aan hem bewezen en nog zal doen'. Verder legde hij vast dat zijn ongetrouwde kinderen Gerrit, Trijntje en Hendrik Krijnen, voor een uitzet een bedrag van f. 300 en voor 'een pak klederen' een som van f 50 kregen, omdat zijn getrouwde kinderen dit ook bij hun huwelijk hadden meegekregen. Verder kregen ze nog f 25 per jaar, vanaf mei 1807 tot het overlijden van Tijmen. Of zolang ze bij hem inwoonden.
Tijmen overleed op 2 februari 1812. Bij de boedelverdeling werd alles in 7 porties verdeeld en kreeg zijn zoon Gerrit de boerderij en 5 stukken grond. Een jaar later kwam Notaris J. van Zon Jr. uit Muiden naar herberg de Rozenboom om, in tegenwoordigheid van Claas Jansen Majoor, landbouwer en Evert van Eijden, herbergier als getuigen, openbaar te verkopen: 'vee en huisraad van wijlen Tijmen Krijnen aan de meest biedende'. De hele akte is in het Frans opgesteld en er wordt niet gesproken over guldens maar over francs en centimes. De lijst bestaat uit 68 artikelen en heeft 4784 francs en 7 centimes opgebracht. Aan vee was er: 1 bruin en 3 zwarte paarden, 2 ossen, 14 koeien, 25 schapen. Verder een wagen, spinnewielen, 2 karntonnen, 3 ploegen en 2 eggen, 1 molen om te malen, paardentuigen en huisraad zoals een pendule, schilderijen enz. Wat Tijmen Krijnen met anderen begonnen was, werd werkelijkheid voor zijn zoons. Zij zouden nog veel functies bekleden in de nieuwe gemeente.

Jan van Thienen werd geboren in Amersfoort in 1749 als zoon van Jan van Thienen, herbergier, en Hendrina van Daal, in hun Herberg de Vergulde Valk, in de Valkenstraat. Hij overleed op 10 maart 1830 in Bussum. Hij trouwde voor de eerst maal in 1774 in Kortenhoef met Joanna Nanning van 't Lagerhuis (1747-1785). Zij kregen 5 kinderen. Na het overlijden van Joanna hertrouwde Jan in 1786 in Kortenhoef met Johanna Maas (1758-1836). Hij ging in Bussum wonen op de bleekerij met de naam: 'de Oude Bleekerij', waar Jan Hendrik Rijnink de eigenaar van was. Hier werden vanaf 1787 acht kinderen geboren. Jan van Thienen moet zich in die paar jaar als een echte Bussumer zijn gaan beschouwen. Hij was in 1795 zelfs korte tijd afgevaardigde in Den Haag voor Bussum. Ook hij ondertekende van 1798-1804 transport- en hypothekenakten met: 'J. v. Thienen, schepen'. In 1807 werd hij weer buurmeester.
Jan van Thienen had ook schade geleden tijdens het beleg van Naarden door de Franse troepen. Hij deed hier opgave van. Deze luidde: voor 5000 aan takkenbossen f 250, 45 roe turf f 191, door de Franse geplunderd f 100. De twee huizen doorschoten f 437. De blekerij, die hij huurde voor 80 gulden per jaar, kocht hij in 1815 van de erven van Jan Hendrik Rijnink. Wat Jan allemaal kocht was 63 schepel groot en bestond uit de blekerij, bleekveld, boomgaarden en weilanden maar ook bouwland en houtland.
In 1817 werd Jan als Assessor (wethouder) aangesteld. Hij was er samen met Yzaak Kaarsgaren vanaf het begin bij zijn geweest. In 1820 kwamen er klachten in de vergadering: de schout J.J. Thierens zou steeds vaker afwezig zijn in de vergadering. Jan van Thienen verving hem dan. Op 14 december 1820 werd Thierens ontslagen en Jan van Thienen werd waarnemend schout tot 4 maart 1821.
In 1829 ging Jan van Thienen publiek verkopen: 'eenig vee, bouw- en melkgereedschap en meubilaire goederen, waaronder geen goud en zilver'. Uit deze lijst zien we dat hij niet alleen bleker was, maar ook boer. Een kleine greep hieruit: hij had 2 koeien, l paard, 15 schapen, 4 ooien, 4 lammeren en 2 vette varkens. Ook had hij 'enig boekweit en rogge gewas, 1 boerenwagen, een chais, kar en wagentje'. Alles bij elkaar bracht het f 1015.05 op. Zeven stukken bouwland ging hij verhuren voor zes jaar. In 1830 verkocht hij aan zijn zoon Jacobus van Thienen de bleekerij genaamd 'Nooit Gedacht' met bleekveld voor 600 gulden, gelegen naast de Oude Bleekerij. In 1834, bij de boedelscheiding, werd de 'Oude Bleekerij met vier schuren, grond en sloot, groot drie bunder en tien roeden' op waarde geschat voor 2100 gulden. 

De Bussummer 'raddraaiers'

De Bussumse rebellen waren niet zoals je zou verwachten geboren en getogen Bussumers. Slechts een van de zes was in Bussum geboren. Het was ook geen onbezonnen daad van een stelletje jongelui. De mannen van het eerste uur waren gegoede burgers, met een ruime bestuurservaring in de lokale politiek en bijna alleen van middelbare leeftijd. Waarschijnlijk zagen ze zich in hun commerciële activiteiten beknot door de Naardense wetten en grepen ze de gelegenheid aan zich daarvan te bevrijden. Door onderlinge huwelijken waren de meeste families met elkaar verbonden. Nu nog zijn er families die, als we teruggaan in de tijd via de mannelijke of vrouwelijke lijn afstammen van deze rebellen. Zo kom ik zelf bij Tijmen Krijnen en Jan van Thienen uit. 

Geraadpleegde bronnen in het Stads- en streekarchief Naarden:

(1) Buurmeesterboek (door L.J. de Beer)
(2) ONAN Inv. 3797 No. l l.
(3) OAN 141.
(4) Criminele Rol, Inv. 3051, 15-03-1796.
(5) ONAN Inv. 18 17 Nr. 25.