Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 13/1 (mei 1997) pag. 28-29


Het vuilnisbosje

J.R. Bus-Degger

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.

In mijn jeugd eindigde de bestrating van de Laarderweg even voorbij de Hamerstraat. Daarna ging de weg over in een karrenpad. Rechts daarvan lagen voorbij de bouwgronden de akkers van de Bussumse boeren. De boeren verbouwden daar vooral rogge en knolgewassen o.a. suikerbieten, koolraap en waterknollen. De rijen akkers waren vooral als de rogge rijp was een heel mooi gezicht. Aan het begin van de rij akkers was vlak langs het pad een klein bosje. Het was een vreemd bosje: niet zoals er meer waren van eikenhakhout, maar het bestond uit vlier en kriekenstruiken met in het midden een open plek.

In die tijd heette de vuilnisman 'asman' en de vuilniswagen 'aswagen' of 'askar'. Door de bewoners werd bijna alleen as aangeboden dat in oude emmers, wasketels of kistjes langs de weg werd gezet en door de asman in de askar leeggekiept. In die tijd hadden de mensen weinig of geen afval. Vodden werden verkocht aan de voddeman en de schillenman kwam minstens 1 keer per week de aardappelschillen en het groentenafval ophalen. Papier en hout waren hard nodig om de kachels en de fornuizen aan te maken en te stoken. Alleen artikelen die niet meer bruikbaar waren werden weggegooid. Vreemd genoeg werden die ahjd ergens buiten de bebouwde kom gedumpt. De Laarderwegbuurt dumpte het afval als regel op die open plek in dat bosje. Het bosje werd dan ook in de volksmond het 'vuilnisbossie' genoemd.

Mijn oudere broer, broeder Vitus, vertelde mij tijdens zijn laatste verlof uit Indonesië, dat daar in de mobilisatie 1914-1918 een kanon heeft gestaan. Ik hoorde dit voor het eerst en misschien horen veel Bussumers dit nu ook voor het eerst, maar het verklaarde wel die open plek in het midden. En die struiken hebben waarschijnlijk voor camouflage gediend. Weten andere Bussumers misschien of er nog meer geschut in onze omgeving heeft gestaan? Ik ken wel de loopgraven in de bossen langs de hei en de kazematten op de Franse Kamp. Waren dit verededigingswerken voor Amsterdam?

Het vuilnisbosje oefende grote aantrekkingskracht op de kinderen uit. Iets bruikbaars was er niet te vinden. Er lagen niet meer te repareren emmers, kachelpijpen, wasketels en fietsonderdelen. Oude schoenen en soms een heel oude matras. Maar de kinderen scheumden graag in de rommel en waren gelukkig als zij een fietsvelg vonden, heerlijk om mee te hoepelen. Of een paar kinderwagenwielen daar kon een kar van worden gemaakt. Als we 'vadertje en moedertje' speelden zochten we 'broodjes' in het vuilnisbosje, dat waren de vruchtjes van het kaasjeskruid. In het najaar werden de krieken gegeten. Mijn oudste broer heeft bij stukjes en beetjes voor ons, zijn jongere zusjes, een fiets bij elkaar gezocht. Het was geen mooie fiets, er mankeerde van alles aan. Bovendien was het een z.g. 'doortrapper', maar het was een fiets en hij reed. Ik denk dat mijn moeder niet zo enthousiast geweest zal zijn, want wij werden zo vuil van de ketting. Maar het allermooiste vonden eens twee zusjes van me. Aan een van de struiken hing een pop, het was een oude lappenpop zonder benen, maar op de buik was een briefje gespeld waarop stond:
Pluk mij, pluk mij
Ik zal alle dagen zoet zijn.
Alles gaat met stoom,
Maar kleine kinderen groeien aan de boom.

Dat briefje bracht grote verwarring onder ons. Het was al zo moeilijk te begrijpen hoe de ooievaar precies wist waar hij de kinderen moest brengen. Die kinderen leken precies op de ouders en de andere kinderen in dat gezin. Hoe wist de ooievaar dit? En hoe moest het nu met de kinderen aan de boom? Moesten de mensen dan net zo lang zoeken tot er een kind was dat precies op hen leek? Het was voor ons een heel probleem waar ook de volwassenen ons niet mee konden helpen. Maar eens zijn wij toch wijs geworden. Met veel plezier denk ik terug aan het 'vuilnisbossie' en ik denk dat meer oude buurtbewoners dit doen.