Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 14/3 (januari 1999) pag. 85-90


Een waar wonderdier: Marianne Philips

Tineke Plettenberg

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustratie is aanklikbaar voor een vergrroting. 

September 1919

Op 2 september 1919 is er zoveel belangstelling voor de Bussumse raadszitting dat de belangstellenden als haringen in een ton op de publieke tribune zitten. Er is dan ook iets bijzonders aan de hand, want de nieuwsgierigheid geldt niet de inhoud van de vergadering maar wordt veroorzaakt door de eerste vrouwelijke raadsleden "...het snufje van nieuwheid..." die als "...ware wonderdieren..." bekeken worden, maar "...heel gewoontjes ..." onder die belangstelling blijven. De dames zien er volgens deze journalist, aardig uit, ze hebben niet te veel toilet gemaakt en hun aanwezigheid breekt het stemmige van de herenkostuums. Hun geluid heeft de verslaggever alleen kunnen horen bij het afleggen van de eed of de belofte, "..toen de lichte, hooge stemmetjes de min of meer zware mannenstemmen aangenaam wisselden." (De Gooi- en Eemlander no. 108, 9 september 1919). 

Mevrouw Goudeket-Philips

Aan een van deze 'wonderdieren' uit dit persoonlijk getinte verslag heeft Martje Breedt Bruyn een biografie "Tijdloze ogenblikken" gewijd. Breedt Bmyn beschrijft hierin het leven van de schrijfster Marianne Philips. Zij kreeg landelijke bekendheid in de jaren dertig en aan het eind van haar leven in 1951. Zij publiceerde onder haar meisjesnaam. In Bussum waren zij en haar man Sam Goudeket actief in de SDAP. Marianne Goudeket-Philips is raadslid in Bussum geweest gedurende twee periodes: 1919-1920 en 1927-1929. Gedurende beide zittingsperioden hield zij zich vooral bezig met de maatschappelijke omstandigheden van arbeiders en arbeiderskinderen en met de verbetering van de werkomstandigheden van arbeidersvrouwen. Zij ijverde tijdens raadsvergaderingen onder andere voor lagere broodprijzen. Ook was zij er een warm voorstandster van dat de gemeente een particuliere kinderbewaarplaats, die met ondergang bedreigd werd, over zou nemen. Arbeidersvrouwen konden op die manier zonder zorgen om wat er thuis gebeurde buitenshuis werken. Een goede zorg voor de volksgezondheid stond eveneens hoog in haar vaandel. Aan de hand van Breedt Bruyns biografie wil ik hieronder in het kort het leven van mevrouw Goudeket-Philips schetsen. 

Jeugd

Uit de biografie wordt duidelijk dat persoonlijke ervaringen in haar jeugd haar sociale betrokkenheid hebben versterkt. Marianne Philips wordt in 1886 geboren in een welvarend joods gezin. Zij is het vierde kind van Zadok Philips en Esther Rozelaar. Haar ouders drijven een manufacturenzaak. Het gezin Philips woont er boven op de Kloveniersburgwal te Amsterdam. Marianne Philips omschrijft deze levendige buurt later als "De oostzij van de Kloveniersburgwal, waar de kapitale huizen stonden, was zo ongeveer de grens van de jodenbuurt, daar woonden de gezeten joodse burgerfamilies. Aan de westzij van de gracht, vooral naar de Nieuwmarkt toe, stonden kleine winkelhuizen met apart verhuurde verdiepingen. Daar hingen iedere dag waslijnen met hemden en rooie broeken en blauwe onderrokken. Langs die zij ging het verkeer naar de Zeedijk met z'n matrozenkroegen en daarop hadden ook allerlei kleine sloppen en stegen hun uitmonding. Het grachtwater van de Kloveniersburgwal scheidde jood van niet-jood en bezitter van niet-bezitter." (Tijdloze ogenblikken, p. 12-13).

Als Marianne anderhalf jaar oud is, sterft haar vader. Haar moeder hertrouwt met Simon Kan, een vertegenwoordiger. De band tussen vooral de oudere kinderen Philips en hun stiefvader is slecht. Door allerlei financiële omstandigheden moet het gezin het huis op de Kloveniersburgwal in 1898 verlaten. Als Marianne veertien jaar oud is, overlijdt haar moeder in het kraambed. De familie Rozelaar breekt met Kan: er zijn financiële kwesties, er is ruzie om de kindsdelen en men neemt het Kan zeer kwalijk dat Esther op haar leeftijd, ze is 48 jaar, nog een kind moest krijgen. Het gezin valt uit elkaar. Kan begint een naai-atelier en Marianne moet na schooltijd -ze bezoekt inmiddels een meisjes-HBS-na schooltijd boezelaars naaien. Op haar zestiende gaat ze tegen haar zin van school. Het naai-atelier blijkt niet succesvol te zijn. Kan wordt weer vertegenwoordiger. Wat er over is van het gezin verhuist naar Watergraafsmeer, toen nog een zelfstandige gemeente. Het is "...een bolwerk van aanhangers van de socialistische voorman Domela Nieuwenhuis" (Tijdloze ogenblikken, p. 16). Ze maakt van dichtbij de spoorwegstaking van 1903 mee, ze is zeer onder de indruk van de saamhorigheid onder de arbeiders, want socialisten en anarchisten trekken hier één lijn. Maar ook moet Marianne hier de zorg voor haar halfzusje en halfbroertje op zich nemen. Ze verlaat Watergraafsmeer en gaat bij haar zus en zwager in Haarlem wonen. Ze wordt op achttienjarige leeftijd lid van de SDAP. Dit wordt haar niet in dank afgenomen door haar familie. Veel van deze periode uit haar leven is terug te vinden in haar roman Henri van de overkant.

Als Marianne meerderjarig is, gaat ze op kamers in Amsterdam wonen. Ze wordt secretaresse bij de firma Asscher in de Tolstraat. Ze wordt lid, later in 1910 zelfs secretaris, van de afdeling Amsterdam van de Algemene Nederlandse Bond van Handels- en Kantoorbedienden. Ze loopt mee in 1-mei-optochten, in demonstraties voor de invoering van algemeen kiesrecht voor mannen en vrouwen. Ze leest veel, ze gaat gekleed in reform-kleding. Ze is een jonge vrouw die weet wat ze wil en dat ook doet. In deze periode leert ze Sam Goudeket, een van de oprichters van de Bond, kennen, haar latere echtgenoot. Net zoals Marianne komt hij uit een joods milieu, ook hij heeft gekozen voor het socialisme en is actief in de SDAP. Op 1 mei 1911 trouwen ze in Bussum in het gemeentehuis. Beiden blijven actief in de politiek, nu in de Bussumse SDAP. Sam staat achter Marianne als zij zich kandidaat stelt als raadslid. 

Marianne Philips wordt schrijfster

Tot twee keer toe beëindigde Marianne Goudeket-Philips haar zittingsperiode vóór de termijn verstreken was. Uit de biografie van Breedt Bruyn blijkt dat de officiële reden die zij in 1920 opgeeft: haar huiselijke omstandigheden (zij heeft inmiddels drie kinderen) dwingen er haar toe te stoppen, niet de ware is geweest. Maar zij voelde zich inmiddels meer aangetrokken tot het religieus-socialisme, een richting die door de meeste partijgenoten, ook haar man, werd afgewezen. Ook vond ze dat ze in de raad te veel alleen het partij-standpunt moest verwoorden. In de jaren die volgen verdiept ze zich onder andere in boeken over oosterse en Chinese wijsheid, over het boeddhisme en de theosofie en bezoekt ze bijeenkomsten van het Religieus Socialistisch Verbond.

De familie Goudeket is inmiddels verhuisd van de Ruthardlaan naar villa Heidezate, op de hoek van de Franse Kampweg en de Nieuwe 's-Gravelandseweg. Marianne voelt zich er thuis, Sam minder. Een partijgenoot vindt haar "een bourgeois met enig socialistisch sentiment" (Tijdloze ogenblikken, p. 16). In 1926 wordt er weer verhuisd nu naar de Meentweg 55; het is dichter bij de scholen van de kinderen. Marianne is inmiddels veertig jaar. Uit een interview blijkt dat zij zich onzeker voelt, zich min of meer mislukt voelt. Steun bij een ander wil ze niet zoeken, omdat de mens op zichzelf aangewezen is. Zij gaat zich onder leiding van dr. F. Groot, een leraar aan de Gooise HBS verdiepen in de filosofie. Zijn lessen waarin hij Marianne zelfstandig wil laten denken zijn heilzaam. Zij voelt zich vrijer staan tegenover allerlei dingen. Dit alles betekent niet dat zij afscheid heeft genomen van de politiek. In 1927 stelt zij zich opnieuw kandidaat voor een zetel in de raad. En ze wordt gekozen.
Ook de tweede zittingsperiode voltooit Marianne niet. Marianne krijgt steeds meer het gevoel dat wanneer zij het partijstandpunt verdedigt zij de tegenpartij afwijst. Terwijl ook de tegenpartij gelijk kan hebben. Het probleem te kiezen voor het een is het afwijzen van het ander, wordt sterker. Later zal ze dit verwoorden in haar debuutroman De wonderbare genezing (1929). Bovendien is ze erg ziek geweest en ze voelt zich geestelijk onevenwichtig. Na de geboorte van haar eerste dochter in 1913 is ze een tijdje opgenomen geweest in de Valeriuskliniek. Op advies van haar huisarts gaat Marianne in analyse. Al tijdens de bijeenkomsten met dr. Groot heeft ze het sterke gevoel gehad zich vrij genoeg te voelen om te kunnen gaan schrijven. En daar wil ze zich nu aan gaan wijden. Ze wordt daarbij gestimuleerd door haar psychiater. Het is daarom dat ze afscheid neemt van de raad.

In 1929 verschijnt haar roman De wonderbare genezing. De literaire critici, waaronder Annie Romein-Verschoor, zijn bemoedigend. En dat is bijzonder in een periode waarin door hen nogal wordt neergekeken op de producten van schrijvende dames. Haar tweede roman De Biecht wordt al snel daarna gepubliceerd. Dit op het eerste gezicht detective-achtige boek: een vrouw doet tijdens haar opname in een psychiatrisch ziekenhuis de bekentenis dat zij uit jalouzie haar jongere zusje heeft vermoord, veroorzaakt veel opschudding. De verwerking van Mariannes troosteloze jeugd, haar opname in de Valerius-kliniek en haar zoeken naar een houvast, een geloof zijn erin te herkennen. Het schrijven is voor Marianne niet makkelijk: veel gooit ze weg, het moet perfect zijn. Ze publiceert korte verhalen. In 1934 verschijnt Bruiloft in Europa. Met dit boek krijgt ze landelijke bekendheid. Het wordt vertaald in het Duits, Deens en Engels en verschijnt zelfs in de Verenigde Staten. Er verschijnen diverse drukken van. Van de opbrengst van het honorarium kan Marianne een zeilboot voor de hele familie kopen. Niet alle critici zijn lovend over dit werk. Met name de letterkundige Greshoff trekt van leer. Hij verwijt de schrijfster dat ze beter kan, zoals haar eerder werk liet zien. Marianne is het voor een deel met hem eens: ze "'vond zelf ook dat ze entertainment" (Tijdloze ogenblikken, p. 62) had geschreven. De Bussumsche Courant heeft een vooruitspellende blik wanneer zij schrijft dat het boek blijven zal als een analyse van de sfeer waarin Europa de Duitse veroveringsoorlog heeft verwacht. Het boek blijft tot in de zeventiger jaren veel gelezen.

In 1936 verschijnt Henri van de Overkant. In de kritieken vergelijkt men Marianne met Carry van Bruggen want zij weet "het joods-Nederlandse in zijn sympathiekste vorm en verschijning uit te beelden en te vertegenwoordigen" (Tijdloze ogenblikken, p. 65).

Marianne is in deze jaren ook actief bij het werk van antifascistische groeperingen. Zij houdt onder andere spreekbeurten. Verder verdiept zij zich in de theosofie en wordt zij zelfs voorzitter van de Bussumse loge. 

1940-1945

De oorlogsdreiging wordt steeds heviger. Een broer van Sam is met zijn gezin naar de Verenigde Staten uitgeweken. Marianne wil ook weg. Sam wil blijven, net zoals de kinderen die nu bijna allen volwassen zijn en niet meer thuis wonen. In de zomer van 1940 werkt Marianne aan haar roman De Doolhof. Ze schrijft in het bos van het landgoed Sint Michaël in Huizen, eigendom van het Internationaal Theosofisch Centrum. "De natuur is volop aanwezig in deze roman, in geen ander werk zingen zoveel vogels en geuren zoveel kruiden en bloeiende bomen. Begin oktober 1940 bracht ze het naar Van Dishoeck" (Tijdloze ogenblikken, p. 77), de uitgever van haar werk.

De bezetting is inmiddels een feit. Het huis in de Bosboom Toussaintlaan waar Sam en Marianne inmiddels wonen, wordt verkocht en ze betrekken een huurhuis in de Handellaan in Naarden. Hun waardevolle bezittingen brengen ze onder bij vrienden. Sam mag na 1 mei 1941 de effectenbeurs, waar hij zijn werk heeft als commissionair in effecten, niet meer in. Marianne kan niet meer deelnemen aan literaire bijeenkomsten en mag geen bibliotheken meer bezoeken. Op aandringen van vrienden besluiten ze op het laatste nippertje onder te duiken.

Mariannes onderduiktijd verloopt moeizaam. Ze verblijft - in tegenstelling tot Sam - op veel verschillende adressen in o.a. Den Haag. Dat is voor een deel haar eigen keuze geweest. En ze wordt weer ziek. Met een vals persoonsbewijs wordt ze opgenomen in het Sint-Antoniusziekenhuis in Voorburg. Uiteindelijk beleeft ze daar ook de bevrijding. Ze blijkt reumatoïde artritis te hebben. Het duurt lang: twee jaar voor ze weer terugkeert naar de Handellaan in Naarden. Ze is blijvend invalide geworden.

      
 
Foto uit het foto-album van mevr. Lugt-Goudeket. Het gezelschap
staat voor het huis aari de Bosboom Toussaintlaan 10.
Staand derde van links Sam Goudeket, Marianne idem zesde.

De zaak Beukenoot

De laatste jaren van haar leven verlaat ze haar huis, haar kamer niet meer. Dat betekent niet dat ze geen contact meer heeft met de -1iteraire- wereld buiten. Ze krijgt veel bezoek van haar literaire kennissen zoals Emmy van Lokhorst, Jeanne van Schaik-Willing en anderen. Haar gebundelde verhalen worden voor de radio voorgelezen en ze schrijft en vertaalt.

Ze doet dit alles volgens een vaste dagindeling: " 's morgens een uur voorbereiden, 's middags een paar uur dicteren en 's avonds anderhalf uur overlezen en verbeteren" (Tijdloze ogenblikken, p. 88).

Sam raakt verwikkeld in een vervelende zaak. Omdat Mariannes verzorging veel geld kost, heeft hij gespaarde dollars op naam van zijn broer in de Verenigde Staten laten zetten om zo een betere koers te krijgen. Deviezenhandel is in 1947 echter nog verboden en Sam moet voor de rechtbank verschijnen. Hij wordt meteen naar het huis van bewaring doorgestuurd. Er is bij de behandeling van zijn zaak duidelijk sprake van anti-semitisme. In 1948 dient de zaak in hoger beroep. Men heeft nu oog voor de verzachtende omstandigheden en Sam wordt onmiddellijk vrijgelaten. Naar aanleiding van deze gebeurtenis schrijft Marianne de novelle De zaak Beukenoot. Sams ervaringen en de blunder gemaakt tegenover een celgenoot heeft ze erin verwerkt. Met dit verhaal dingt ze mee naar een eventuele publicatie als boekenweekgeschenk 1950. Haar novelle wordt gekozen en verschijnt zonder auteursnaam, want de lezer moet uit een lijst van namen van auteurs die werk inzonden, de juiste schrijver kiezen. Slechts 427 van de 16.4000 inzenders raden het goed: de auteur is Marianne Philips.

In de juridische wereld ontstaat enige commotie. Men valt haar aan op de vertelde feiten. Maar Marianne staat sterk, ze wijst op vergelijkbare gevallen. De zaak Beukenoot wordt nu nog als geschenk aan strafrechtjuristen en jonge rechtenstudenten cadeau gedaan door de Coomhert-liga.

Door deze bekroning komt Marianne weer volop in de belangstelling te staan van literair Nederland. Ze krijgt de raad van uitgever te veranderen, zodat de weg vrij zal komen voor het herdrukken van haar werk. De geldprijs die zij ontvangt voor het bekroonde boekenweekgeschenk gebruikt zij om haar auteursrechten terug te kopen van Van Dishoeck. En veel van haar werk verschijnt opnieuw.

Met Mariannes gezondheid gaat het steeds slechter, toch klaagt ze nooit. Alleen aan het einde van haar leven verzet ze zich tegen haar naderende dood. Op 13 mei 1951 overlijdt ze.

Jeanne van Schaik-Willing schrijft in een herdenkingsartikel in de Groene Amsterdammer "Marianne keek met de ogen van een superieur rechter. Later met de ogen van een sarcastisch rechter." (Tijdloze Ogenblikken, p. 96).

Na haar dood stelt Sam de Marianne Philips-prijs in. Een geldprijs bestemd voor een schrijver van minstens vijftig jaar, met als doel: hem of haar de gelegenheid te bieden enige tijd onbezorgd te kunnen schrijven. In 1975 werd de prijs voor het laatst toegekend. Toen was het geld op. Sam overlijdt vier jaar later. 

De biografie: Tijdloze ogenblikken

In haar biografie geeft Breedt Bruyn mijns inziens een zo objectief mogelijk beeld van de vrouw die Marianne Philips geweest zou kunnen zijn. Ik ben hier expres wat voorzichtig in mijn beschrijving. Het is mijn overtuiging dat het niet mogelijk is iemand te beschrijven zoals hij of zij werkelijk geweest is. Ieder beeld dat van een gebiografeerde wordt opgeroepen is immers gekleurd door de ogen van de biograaf en door de ogen van zijn of haar informanten. De Marianne Philips bijvoorbeeld die opgeroepen wordt in de dissertatie van Robert Verheyen Marianne Philips 1886-1951. Leven en werk uit 1971 is een andere dan de Marianne Philips uit Tijdloze ogenblikken. Het beeld dat men zich op grond van Tijdloze ogenblikken kan vormen van haar is dat van een vrouw die hoge eisen stelde aan zichzelf en aan haar omgeving. Zij was een perfectioniste. Een vrouw die niet makkelijk was voor zichzelf en daardoor ook niet voor anderen. Iemand die - net zoals een aantal figuren uit haar werk - de weg koos waarvan zij vond dat ze die moest volgen. Maar ook moet zij een persoonlijkheid geweest zijn die een open oog en hart heeft gehad voor hen die werkelijk mededogen verdienen.

Als het doel van Breedt Bruyn is geweest: belangstelling voor het leven en werk van Marianne Philips op te roepen, is zij daar zeker in geslaagd.

Het is jammer dat het werk van Marianne Philips nu alleen nog maar in tweedehands boekwinkels te koop is. Het huidige lezerspubliek zal zeker nog geboeid worden bij het lezen van bijvoorbeeld De Biecht, Henri van de Overkant en Bruiloft in Europa.

Martje Breedt Bruyn, 'Tijdloze ogenblikken. Een biografie van Marianne Philips'. Uitgeverij Prestige, Utrecht, 1998; 112 blz. f 24,90 isbn 90 6481 806 1.