Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 14/2 (september 1998) pag. 61-64


Het buurmeesterboek

Bert de Beer

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.

In vroeger tijden - toen Bussum nog geen zelfstandige gemeente was (voor 1817) - kwamen de bewoners in de maand mei bijeen en hielden een buurspraak. Zij praatten over het wel en wee van hun buurtschap en kozen uit hun midden de armmeesters en de buurmeesters.Na afloop dronken zij op kosten van het buurtschap een borreltje. Elk jaar werd voor de duur van twee jaar één buurmeester gekozen en trad één buurmeester af. Zo was er altijd een oude en een nieuwe buurmeester in functie. Deze keuze werd formeel bekrachtigd door de schepenen van de stad Naarden en genoteerd in het resolutieboek van de stad. De oude buurmeester hield het buurmeesterboek bij.

Het buurmeesterboek was in feite een soort kasboek waarin per jaar de inkomsten en de uitgaven van het buurtschap werden opgeschreven. Van de reeks buurmeesterboeken die er in de loop der eeuwen zijn volgeschreven. is slechts het laatste exemplaar bewaard gebleven. Het bevindt zich in het stadsarchief te Naarden en omvat de periode van 1750 tot 1809. Na 1797 wordt het gebruikt als notulenboek van de municipaliteit. Vanaf 1795 begon namelijk de periode welke leidde tot de zelfstandigheid van Bussum; tevoren behoorde Bussum onder de jurisdictie van Naarden. Deze periode wordt uitvoerig beschreven in het boek 'Die van Lage Bussum' van J.V.M. Out Dit buurmeesterboek behoort tot de weinige documenten uit de periode vóór 1817, die uitsluitend betrekking hebben op Bussum. Dit was voor ons aanleiding om het toegankelijker te maken voor geïnteresseerden in de vroege historie van Bussum. Mijn vrouw G.J. de Beer-van Asselt heeft het origineel uitgetypt en ik heb het verder bewerkt en voorzien van een index op de voorkomende persoonsnamen. De tekst is letterlijk overgetypt; inclusief de schrijffouten. Kennelijk is de tekst min of meer fonetisch opgeschreven. Daardoor betekent bijvoorbeeld het woord moliesepalireijd (blz. 60) waarschijnlijk municipaliteit. Wij konden de tekst het beste begrijpen door deze hardop te lezen.

Bij grondige bestudering van een boekje als dit, komen veel interessante gegevens uit het leven in Bussum in de 18e eeuw tevoorschijn. Door mij is op 12 september 1996 hierover een lezing gehouden voor de Historische Kring te Bussum. 

Wie werden buurmeester ?

Een buurmeester was:
- bewoner van (Lage) Bussum,
- hij kan lezen, schrijven en rekenen,
- is formeel protestant, maar bij gebrek aan protestanten in Bussum werden meestal rooms-katholieken gekozen.

In de periode van 1750 ... 1809 waren de gekozenen gemiddeld 43 jaar. De jongste gekozene was 26 jaar (Claas de Beer) en de oudste gekozene was 67 jaar (Lammert Coppen Distelblom). Voorkomende namen zijn onder andere: Ruijzendaal, de Jongh, van de Berg, Krijnen, Distelblom, de Beer, van Stranden.De uitgaven en ontvangsten

Uit bestudering van het boek blijkt dat een aantal ontvangst- en uitgavenposten jaarlijks terugkeren.

De vaste ontvangsten
- De schapenmest.
      De schapenmest uit het Bussumse schapenhok werd jaarlijks bij opbod verpacht. Opbrengst per jaar circa f 240,--
- De hekscharen.
     Het buurtschap had een onderhoudsplicht van de hekken van de Hilversumse meent. Als vergoeding hiervoor kreeg men het recht zogenaamde hekscharen te verpachten. Opbrengst per jaar circa f 50,--.
- Gebruik turfton.
     Bij het gebruik van de turfton als inhoudsmaat diende men te betalen. Opbrengst per jaar circa f 2.--.
De buurmeesters traden ook als gaarders op voor:
- De verpondingen van een deel van het dorp Huizen.
     Bussum pachtte voor f 210,-- per jaar de inning van deze verpondingen. Zo bracht de inning in 1770 f 230,16,6 op: dus een batig saldo van f 20,16,6.
- De betaling van de molenmeesters van Hilversum voor het beheer van de watermolens aan de Hilversumse meent. Deze inning leverde géén inkomsten voor het buurtschap op.
Uit een en ander blijkt dat de hoofdbron van inkomsten de opbrengst van de schapenmest was! De stad Naarden droeg overigens niets bij.

De vaste uitgaven
- Traktement schoolmeester per jaar f 48,--.
- Turf voor de schoolmeester per jaar f 24,--.
- Cijns op deze turf f 10,--.
- Koptienden.
    Van elke schepel graan diende 4 kop te worden afgestaan aan de abdis van Elten. Deze tiende werd jaarlijks omgerekend naar geld en dit werd dan opgehaald. De geschiedenis van deze bijzondere vorm van tienden heffen wordt uitvoerig beschreven in het boek 'Naerdincklant' van dr. A.C.J. de Vrankrijker.
De buurtschap bezat eveneens wat grond en diende daarover koptienden te betalen. Per jaar circa f 8,10,4.
- Een almanak voor de diender. Jaarlijks kreeg de diender, die ook als nachtwaker optrad een almanak. f. 1.8.-
- Trekgeld schapenmest circa f 2,--
- Trekgeld hekscharen f 1,13,-.
      Dit trekgeld werd als een soort premie uitbetaald tijdens de veiling van de verpachtingen. 

Speciale uitgaven

In de periode van 1750 ... 1796 waren er enkele uitgavenposten, die door hun grootte opvielen. Enkele van deze posten worden hieronder beschreven.

* Onderhoud en renovatie van de school.
In 1756 werd de school minstens grondig opgeknapt; misschien wel herbouwd.
In dat jaar worden de volgende uitgaven vermeld.

Aan Sijmen betaald voor arbeijdsloon f 4.18.--
voor riet aan het schoolhuis betaald f 14.--.--
Aan Jan WaarIJ [timmerman] betaald f 75.12.10
voor haarkalk f 5.--.--
Een balk in het schoolhuijs f 8.--.--
voor steen van Klinkenberg [leverancier stenen]  f 23.10.12
Aan de weduwe van Paulus Heeswijk f 32.1.--
Aan Reijk Wouterse voor zoden steken op het schoolhuijs f --.16.-- [Deze zoden werden gebruikt om de nok van de school te bedekken]
Aan Teunis Puijk [rietdekker] voor arbeidsloon teijen en bandgaren f 27.3.4.
Aan van Leeuwen [schilder] betaald f 22.3.12
Aan Teunis Breijer [metselaar] betaald f 10.3.12
Aan de smid betaalt f 4.16.4

Maar ook:
Ontvangen voor afbraak van de school f 1.10.-- 

* Oorlogshandelingen

Bussum was altijd het slachtoffer van belegeringen van Naarden. In 1787/1788 bezet een Pruisisch leger ons land. De gevolgen daarvan gingen ook weer niet aan Bussum voorbij. Er wordt veel geld uitgegeven aan "het achternalopen van de dragonders" en "het weg wijzen voor de Pruisen" en - niet te vergeten - de verteringen.

Zo staat onder andere in dit jaar geboekt:
Een vlag gekogt op de kapel en het opzetten tezaarnen (Je moet oranjeklant zijn, of je wilt of niet !) f 2.5.--
Jan van Weelderen betaalt voor gelevert brood aan de Pruijsen f 2.-.-
Jan Roelen betaalt voor geleverde drank Aan de Pruijsen f 1.16.--
Aan Cornelis Voorthuijzen van geleverde drank en eeten ivoor de pruijsen van 17 september tot den 20 october te zaanten f 79.12.-- 

Het drama van Jan Jansz de Ligter

De eerste bladzijden van dit buurmeesterboek vermelden veel uitgaven ten behoeve van de zorg voor Jan Jansz de Ligter. Vanuit diverse bronnen is het volgende gereconstrueerd.

Jan Teunisz de Ligter uit Eemnes trouwt in 1702 met Aaltje Jans uit Bussum. Zij krijgen in 1706 een zoon Jan. Deze zoon Jan Jans de Ligter trouwt in 1735 met Pieternel Elbers Breet. Een goede partij; de bruid komt uit een familie van welgestelde boeren.
Zij krijgen 7 kinderen. Pieternel sterft in 1745: er sterft een kind in april 1746 en de jongste zoon overlijdt in mei 1749. Op dat moment is nog slechts de oudste zoon over.

In 1750 woont Jan samen met zijn zoon en zijn moeder. Hij wordt krankzinnig. Zijn schoonfamilie Breet laat het afweten. Waarschijnlijk zijn dit niet zulke sociaal voelende mensen. Zo loopt er in 1750 een langdurig proces tussen moeder en zoon Breet over het gebruik van weg en grond.

De buurt ontfermt zich over Jan Hendrik Ritbergen en Pieter Jacobsz brengen hem met paard en wagen naar een klooster in Brabant. Zij krijgen medicijnen en gaan weer terug naar Bussum. Op 25 februari 1751 wordt een request van de buurmeesters aan de schepenen van Naarden toegewezen waarin zij verzoeken Jan te mogen vastzetten. Hij is door "innocentie en kranksinnighijd buijten staat geraakt van het gebruijk sijner gesonde vermogens, als nu daar bij ook seffens steeds best: Sij met quaad en vuilaardige concepten, Sulks dat ingevalle denselven niet binnenshuijs gehouden en bewaard word niet sonder reeden te dugten staan de allergevaarlijkste gevolgen en droevige onthijlen." In dit zelfde verzoek verklaren vrienden en familie "ten eenemale onmagtig te zijn" om bij te dragen in de kosten.

De volgende dag, 26 februari, gaan Harmen de Jong en Willem Jansz vergeefs voor Jan in Utrecht een plek zoeken. Hendrik Ritbergen heeft in Beverwijk meer succes. Jan wordt (met een nieuw hemd en kousen) naar Beverwijk gebracht.

Uit een toegewezen request van 5 mei 1751 blijkt dat, in tegenstelling met eerdere uitspraken van de schoonfamilie, Jan nog enige effecten in zijn bezit had. Hiermee zou althans een deel van de inmiddels gemaakte kosten gedekt kunnen worden. De voogden - de familie Breet -v an de oudste zoon proberen zoveel mogelijk geld en goederen op te eisen. Daarom vragen en krijgen de buurmeesters en de armmeesters het mandaat om op te treden als curatoren van Jan.
Op 9 juli 1751 halen de buurmeesters Harmen de Jong en Marten Gijsberts (van de Berg) Jan weer terug uit Beverwijk.

Het verdere verloop van de affaire verdwijnt weer in de schaduw van de tijd. De totale kosten voor rekening van het buurtschap bedragen echter ongeveer f 200,-. De ontvangst voor de schapenmest was in 1751 f 261,--.