Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 28/2 (augustus 2012) pag. 29-35


Gijzenveen en Werk I

Luud Wierenga

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting. 

Vooraf

In oktober 2011 zijn door het Goois Natuurreservaat (GNR) de eerste onderzoeksresultaten en herinrichtingsplannen voor het Gijzenveen, een graslandgebied tussen Bussum (Spiegel) en de Hilversumse Meent, gepresenteerd. Uit enig historisch vooronderzoek bleek dat in het terrein het verdwenen fort (batterij) Werk I gelegen heeft. Dit fort was onderdeel van vijf forten van het Offensief voor Naarden uit ca. 1870. Van deze forten is als enige Werk IV overgebleven en in 2008-2009 gerestaureerd. 

     
 
Afb. 1: Situatie natuurterrein tussen Hilversumse Meent en
het Spiegel. Bron: GNR

Bij de planmakers kwam de vraag naar boven of je dat Werk in de ondergrond zult tegenkomen als je tot herinrichting overgaat en of het zin heeft restanten op te nemen in je plannen. De groenontwerpers verzamelden zelf historische gegevens en gingen op zoek naar bestaande historische kennis van het fort en de situatie, onder andere bij de Historische Kring Bussum en het Projectbureau Hollandse Waterlinie. Van diverse kanten ontstond er zo belangstelling voor het initiatief van het GNR.
Vervolgens is door de ontwerpers een workshop georganiseerd met diverse betrokkenen zowel van de opdrachtgever, het GNR, als van de gemeente Hilversum (het gebied ligt net buiten de gemeentegrens van Bussum, in de gemeente Hilversum), de Historische Kring Bussum (vanwege haar kennis van de forten), het Projectbureau Hollandse Waterlinie, de DLG (Dienst Landelijk Gebied), het gewest en de provincie. De brede discussie heeft tot een zeer aantrekkelijk (nog) voorlopig inrichtingsplan geleid, dat in juni 2012 is aangeboden. Hieronder worden de onderzoeksresultaten en het plan uit de doeken gedaan. De vervolgstappen van het GNR zullen zijn de middelen en mogelijkheden te vinden om de plannen te realiseren. Ondanks de huidige moeilijke economische tijden is men daar optimistisch over. 

Herinrichting van een gebied tussen de Hilversumse Meent en het Spiegel

In het voorjaar van 2010 heeft het GNR het gebied gelegen tussen de Hilversumse Meent en Bussum aangekocht van de gemeente Hilversum. (afb. 1) Voorwaarde daarbij was dat het gebied in de toekomst als natuurreservaat wordt gebruikt en beheerd. Het bestaande gebruik van de beide graslanden werd beëindigd waarna een onderzoek werd gestart naar de mogelijke inrichting van het gebied.

Om inzicht te krijgen in de natuurlijke ontwikkeling van het gebied is kennis van de bodemsamenstelling en waterhuishouding noodzakelijk. Als er nog oorspronkelijke grondlagen in het gebied aanwezig zijn en deze ook bloot zijn te leggen, dan vormen deze de beste uitgangssituatie voor de herinrichting van het gebied. Daarbij is het ook belangrijk dat het grond- en oppervlaktewater ter plaatse een goede invloed kan uitoefenen op het nieuwe bodemoppervlak. In opdracht van het GNR is in 2011 door Michael den Haan en Jan Sevink van de Universiteit van Amsterdam onderzoek verricht naar de bodemsamenstelling in het gebied. Daarnaast is er door ecohydroloog Allard van Leerdam onderzoek gedaan naar de hydrologische situatie in het gebied en naar de ontwikkelingsmogelijkheden voor plant en dier. Van Leerdam heeft vervolgens de vergaarde kennis vertaald in een eerste inrichtingsplan. Rekening moet ook worden gehouden met het bestaand gebruik (trapveldje) en wensen van omwonenden, waaronder het behoud van openheid. Landschapsarchitect Jan Heersche heeft de elementen opgenomen in een kaart. 

Koedijk en Gijzenveen

In het gepresenteerde inrichtingsplan van 14 oktober 2011 schetst Jan Sevink de situatie. Het gebied tussen Hilversumse Meent en Bussum lijkt niet veel bijzonders: “Graslanden met kleine hoogteverschillen, met lage plekken die in het regenseizoen nat zijn – soms met plassen – en wat hogere en drogere delen, vooral ten noorden van de Meentweg, waar van oudsher schapen grazen. Ook de zuidpunt, met het trapveldje, ligt wat hoger. Veel hoogteverschil is er echter niet. Mensen, die in het gebied de hond uitlaten, zullen ongetwijfeld deze beschrijving herkennen.”

Op oude kaarten wordt de naam Gijzenveen vermeld, die wijst op een nat gebied, maar er zullen maar weinig mensen zijn die weten wat het Gijzenveen was en waar dat precies lag. Dat komt vooral door de aanleg van de Hilversumse Meent, waardoor het oude landschap ingrijpend veranderde. De Koedijk is een goed herkenbare rest van dat landschap: een oude, met bomen begroeide wal die de grens tussen Bussum en Hilversum vormt. Op oude kaarten wordt deze dijk ‘Wij dijk’ genoemd. Er zijn volgens de onderzoekers twee manieren waarop je te weten kunt komen hoe het vroegere landschap eruitzag en wat ervan over is:
- kijken op oude kaarten en foto’s (vooral luchtfoto’s), zodat je ziet wat er was en wat ervan over is;
- door grondboringen achterhalen wat er tijdens de aanleg van de Hilversumse Meent en daarna is gebeurd (ophoging, vergraving en dergelijke) en hoe het gebied oorspronkelijk in elkaar stak.

     
Afb. 2: Luchtfoto rand Bussum-Hilversumse Meent met Werk I en II, foto 1925.
Zwarte lijnen duiden op sloten en/of schaduw van wallen en randen, witte
vlakken duiden op zand. De drie verticale lijnen zijn rasters in de foto’s.
Zichtbaar is het pad van de Meentweg naar Werk I en bij het begin van het
pad het park Mariaheuvel. Op de plaats van Werk II ligt nu het sportcentrum
De Zandzee.  De zwarte vorm is begroeiing ( bosjes). Bron: Harma Horlings,
Allard van Leerdam
     

Op oudere kaarten van Gooiland is het Gijzenveen goed terug te vinden. Zo is op de kaart van Maurits Walraven uit 1723 de naam Gijzenveen vermeld ter plaatse van een meertje; op de kaart van Albertus Perk uit 1843 is op die plek alleen de naam Gijzenveen vermeld. Maar die kaarten zijn niet echt nauwkeurig. Het meertje is ook terug te vinden op oude foto’s, maar daaruit is de precieze ligging niet goed te reconstrueren. Veel nauwkeuriger is een luchtfoto uit 1925 waarop prachtig te zien is, dat zo ongeveer op de plek van het trapveldje vroeger een fort lag, dat deel uitmaakte van vijf verdedigingswerken, het Offensief voor Naarden. (afb. 2) Nu is daar niets meer van te zien. 

      
 
Afb. 3: Veldminuut van ca. 1840. Getekend zijn zandbulten bij
de overgang van de Meentweg (later werd dit de Mariaheuvel)
en in de richting van het dertig jaar later gebouwde fort (zie pijl)

Er was volgens de kaarten een ven. Dan kun je ook veen verwachten maar veel spannender was dat er een fort lag, dat er rond 1870 is aangelegd. Vragen zijn dan: zijn ven, veen en fort in de boringen terug te vinden.

De onderzoekers geven aansluitend een beeld van de bodemsamenstelling. “Het Koedijkgebied ligt op de westelijke rand van de Gooische stuwwal, waar in de ondergrond Pleistoceen grindhoudend grof zand voorkomt (dat komt in de aangrenzende Zanderij Cruysbergen aan het oppervlak voor), vaak bedekt met een laag dekzand (zand zonder stenen). In die oudere afzettingen is een zogenaamde Podzol (in- en uitspoelingen van humus in zandgrond) gevormd, met loodzandlaag en oerbank. Tijdens dat Pleistoceen was het koud en stond de zeespiegel een stuk lager. In de daarop volgende warme periode – waarin wij nu leven – smolt het landijs grotendeels weg, waardoor de zeespiegel omhoog kwam. Het landschap ‘verdronk’ en in dat natte gebied ontstond veen. Lage plekken van de stuwwalvoet vernatten ook en ook daar ontstond veen. Het Gijzenveen is in principe zo’n lage plek”.

Bij de uitgevoerde grondboringen wordt gekeken naar het voorkomen van dat grindhoudende grof zand, dekzand en daarin voorkomende Podzols en het voorkomen van veen. Men kan constateren of er grond en zo ja wat voor grond is opgebracht.
Tegelijk kan men zien of er voor het opbrengen van grond mogelijk eerst nog oorspronkelijke grond is verwijderd. Steeds wordt de hoogte van de verschillende grondlagen ten opzichte van het maaiveld genoteerd. Al die boringen leiden tot een nauwkeurig beeld van de opbouw van het terrein over een groot deel van de situatie.

Uit de grondboringen van Michael den Haan en Jan Sevink kwam naar voren dat het Gijzenveen behoorlijk groot geweest moet zijn en in een soort laagte in de stuwwalvoet lag. Van het fort is in de grondboringen niets teruggevonden. Geconstateerd is dat de bodem rond de oorspronkelijke locatie van het fort flink verstoord is. Ten noorden van de Meentweg lag een wat hogere uitloper met droge grindhoudende grond en iets dergelijks komt ook in het zuidelijke puntje voor. Vrijwel overal ligt er een forse laag opgebrachte humusrijke zandgrond, wat verklaart waarom er van de grote verschillen in ondergrond – dik veen tot grindrijk grof zand – maar zo weinig in de begroeiing tot uiting komt.

  
Afb. 4: Ontwerpschets Inrichtingsplan Gijzenveen. Bron: GNR
     

Uitgaande van gegevens van het onderzoek en de daarbij vastgestelde uitgangspunten is een eerste ontwerpschets voor de (her)inrichting gemaakt (zie afb. 4). 

Nieuwe aandacht voor een verdwenen fort

Het terrein vormt een onbebouwd en open gebied tussen de westrand van Bussum en de woonwijk Hilversumse Meent. Het herinnert aan de oorspronkelijke functie van weidegrond van Hilversumse boeren. Het is opmerkelijk dat die grond zo bewaard is en niet bebouwd is.

Het lijkt wellicht bijzonder dat in dit terrein een fort van de Nieuwe Hollandse Waterlinie opduikt, maar eigenlijk is dat ook weer niet zo bijzonder. Op korte afstand liggen de fortjes aan de Karnemelksloot en het Pannekoekenfort. Deze liggen alle op de overgang van hoog=droog naar laag=nat gebied. Direct naast het Spiegel lag en ligt nog steeds de Koedijk; deze markeerde min of meer de grens van de Waterlinie. Het eeuwenlange agrarische gebruik van het open gebied is in de afgelopen jaren opgevolgd door natuurbeheer onder andere in Cruysbergen en Laegieskamp. Het nieuwe terrein vormt een belangrijk schakel tussen bestaande natuur- en wandelgebieden.

De ligging van dit fort, Batterij of Werk I, genaamd ‘aan de Koedijk’, kwam tevoorschijn bij historisch onderzoek voor het inrichtingsplan van het gebied. Aan het maaiveld is op dit moment niets meer te zien. Eronder lijken, volgens de grondboringen ook weinig sporen te resteren, omdat de grond zo verstoord is. Daar staat tegenover dat de smalle gracht die rondom het fort lag zich mogelijk zou kunnen aftekenen in de ondergrond. Het herstel van de natuur in het gebied biedt tegelijk een uitgelezen kans om iets van de vergeten geschiedenis van dit fort en het terrein zichtbaar en ‘beleefbaar’ te maken. 

Offensief voor Naarden

Werk I was onderdeel van het ‘Offensief voor Naarden’, een gordel van forten rondom de Vesting Naarden. Het hoofdwerk van het Offensief was en is Werk IV aan de Voormeulenweg, dat op het hoogste deel van de Bussumer Eng is gebouwd in 1870. In 1877 bouwde men meer naar het zuidwesten Werk I en op enige afstand daarvan Werk II (‘Bussum Vooruit’, zie afb. 2). Volgens tekeningen moet Werk I ongeveer de helft kleiner zijn geweest dan Werk IV. Werk II was maar weinig kleiner dan Werk IV.

Het waren beide geheel ‘aarden’ verdedigingswerken. Van Werk II zijn nog lang wat resten (zandheuvels) naast de Franse Kamp zichtbaar gebleven, totdat het nieuwe sportcentrum De Zandzee is gebouwd. Dit dekt de locatie geheel af. Bij deze gordel van forten behoren ook de werken aan de Karnemelksloot en het Pannekoekenfort in Laegieskamp. Werk I is, anders dan zijn broertjes, niet in het droge zand gebouwd en heeft dus net als het Pannekoekenfort en de werken aan de Karnemelksloot een natte gracht gehad. Werk I is zo’n 50 jaar prominent aanwezig geweest in het gebied aan de Koedijk. Er liep een pad van de Meentweg, net voorbij de grens met Bussum, naar het fort en er werden periodiek manschappen gelegerd, zeker in de Eerste Wereldoorlog, maar niet continu. Er was ook geen fortwachterswoning op het terrein zoals bij Werk IV. Rondom het fort gold de Kringenwet, met verschillende beperkingen voor gebouwen binnen het schootsveld.

      
 
Afb. 5: Situatie op deel van kaart van Bussum uit 1908.
Pad en zandbulten zijn daarop aangegeven. Werk I is
recent ingetekend. Militaire objecten zijn niet op deze
kaart aangegeven vanwege geheimhouding!

De Hilversumse Meent was een schraal en nat gebied. ‘s Winters stonden grote delen onder water. Aan de oostzijde van het terrein langs het Spiegel lagen opwelvingen van zand, die de overgang vormen naar het zand van het Gooi. Voor de bouw van Werk I moet een zuidoostelijke zandopduiking als uitgangspunt genomen zijn. Vrijwel zeker is er lokaal grond gewonnen voor de op te werpen wallen. Op een opmetingstekening van 1877 (niet afgebeeld), die tevoorschijn kwam uit het Utrechts Archief, staan naast de contouren van het Werk verschillende zandbulten getekend met de hoogte ervan. Op vrij korte afstand van het Werk, op de grens met de Meent, is het park Mariaheuvel aangelegd op een oorspronkelijke zandheuvel. Zandopduiking en fort lagen te midden van een drasse vlakte. Op korte afstand lagen zelfs veenpoelen, het Gijzenveen. (afb. 6) 

      
Afb. 6: Het Gijzenveen vóór de ontginning, met op de achtergrond de
Koedijk en op de voorgrond een veenpoel. Bron: M. Heyne
 

Ontmanteling Werk I

Werk I werd rond 1927 en 1928, kort na het nemen van de luchtfoto’s (zie hiervoor) verkocht aan de gemeente Hilversum en later ontmanteld. In dezelfde periode voerde de Heidemij ontginnings- en ‘verbeterings’-werkzaamheden uit op de Meent. Mogelijk hebben de grondwerken van het fort hierin meegelopen en zijn deze vlak geschoven om ze te benutten voor landbouw en/of veeteelt. In het huidige gebied resteren alleen ondergronds ‘verstoringen’ uit de fortperiode. Sevink en De Haan (2011) hebben een gedetailleerde bodemkartering uitgevoerd, die aangeeft dat rond Werk I de bodemverstoring diep reikt. In tweede instantie hebben ze ook gedetailleerder geo-elektrisch onderzoek verricht. Dit gaf aan dat ‘harde structuren’, zoals die van baksteen, niet aanwezig zijn. Dat komt overeen met aanwezige tekeningen van het fort, dat in feite niet meer was dan een schans, samengesteld uit grondwallen.

      
 
 Afb. 7 Werk I, uitsnede van blad 2 van het ‘Plan van de vijf
Batterijen bezuiden de Vesting Naarden’, getekend 26 april
1879. Bron: Rijksarchief/D. Koen en M. Heyne

 Oorspronkelijke tekeningen

Naast een tekening uit het Utrechts Archief met een terreinmeting uit 1877, is er in het Rijksarchief een bestektekening (blad 2) gevonden waarop de vijf batterijen zijn afgebeeld. De tekening dateert van 26 april 1879. Blijkbaar is deze gemaakt na de realisatie (afb. 7).

In de tekeningen zijn diverse hoogtematen weergegeven, maar geen lengte- en breedtematen. Er is ook onzekerheid of de schaal van de vijf objecten, zoals aangegeven 1:1000, wel per object dezelfde is. Een vertaling van de maten van Werk IV naar Werk I is daarom twijfelachtig. De hoogste delen van de wallen staken volgens de tekening ruim zes meter boven het maaiveld uit, de fortgracht diende twee meter diep te zijn.

De positie van Werk I kan met oude foto’s gereconstrueerd worden. De oude luchtfoto uit 1925 is zo goed mogelijk op de huidige luchtfoto gepast, aan de hand van structuren die sindsdien hetzelfde zijn gebleven. De tekeningen van het fort zijn moeilijker in te passen door de schaal van de kaart van 1908; deze is 1:25.000. Het wordt tegelijk bemoeilijkt door het feit dat de bestaande tekeningen van het fort onderling afwijken. Mogelijk is zelfs het grachtprofiel aangepast aan de situatie ter plaatse in 1877. Alleen bodemonderzoek naar de gracht, met behulp van proefsleuven, kan deze lokalisering nog verfijnen.

     

 

Afb. 8 GIS-inpassing Werk I, links de plattegrond van de luchtfoto
van 1925 en rechts de tekening van 1879 Bron: Harma Horlings
en Allard van Leerdam
 

 Inrichtingsplan Gijzenveen met Werk I

Met de ingrediënten uit de voorgaande beschouwingen hebben Harma Horlings en Allard van Leerdam het voorlopige inrichtingsplan van eind 2011 verder uitgewerkt. Had dat plan oorspronkelijk nog weinig aandacht voor Werk I, nadat er zoveel bekend was geworden, moest het wel een duidelijke rol krijgen. Op het natuurplan wordt hierna niet uitgebreid ingegaan. Alleen de hoofdlijnen worden aangegeven. Vanuit de historische context wordt vooral aandacht besteed aan de plannen voor het fort en de wijze waarop die tot stand zijn gekomen.

      
 
Afb. 9 Gijzenveen, als schakel tussen Cruysbergen en Laegieskamp-Naardermeer.
Uiterst rechts de voormalige locatie van Werk II, nu Sportcentrum De Zandzee. 

Volgens het plan zal Gijzenveen een belangrijke verbinding gaan vormen met de naastgelegen natuurterreinen. Het vormt een ‘schakel’ in de ecologische (hoofd)structuur (afb. 9).

Om die functie te kunnen vervullen dient het soortenarme cultuurgrasland van nu opnieuw ingericht worden. Hoofdpunten daarbij zijn:
1. De unieke a-biotische kenmerken van het gebied (bijvoorbeeld stuwwalzand overgaand naar veen, kwel van jong grondwater) zijn sturend voor de ontwikkeling van de levende natuur en het gebruik.
2. Verbindingen voor natuur en mensen worden hersteld. Hierbij gaat het om ecologische verbindingen tussen Cruysbergen e.o. en de wijde omgeving van het Naardermeer. Mensen kunnen dezelfde groene verbindingen benutten, voor ‘tochten’, maar ook voor korte wandelingen. 

Hoofdlijn inrichting (citaat Inrichtingsplan)

Herstel van de oorspronkelijke milieukwaliteit: ‘saneren’ van de grote verstoringen van de afgelopen 50 jaar, dumping van grond, bodemegalisatie, bemesting en ontwatering.
Er ontstaat een natuurlijk casco door:
- het gebied voorzichtig te ontdoen van zijn huidige laag opgebrachte en verrijkte grond;
- microreliëf te reconstrueren;
- schrale milieus te herstellen;
- met gradiënten van droog – vochtig – nat en vice versa;
- gevoed door neerslag en kwel ter plekke.

Op dit casco aanpassingen en voorzieningen aanbrengen t.b.v.:
- recreatie, bijvoorbeeld een korte wandeling maken, een partijtje spelen (paden en voetbalveldje);
- ecologische verbindingen: barrières opheffen;
- verhaal van het fort onder de aandacht brengen;
- hinder omwonenden voorkomen;
- beheerbaarheid (integraal, robuust). 

Naar een lager en vochtiger gebied

Door het grotendeels verwijderen van de verrijkte grond ontstaat een wat lager en vochtiger gebied, dat vergelijkbaar is met de oorspronkelijke meent. Er wordt een wandelpad aangelegd met een veilige oversteek van de Hilversumse Meentweg, ook voor dieren. De ontgraving van de verrijkte bovengrond wordt in het veld aangepast op de aangetroffen bodemverstoring in het veld. In de fortomgeving wordt de vergraving aangepast.  

Workshop, rol van het fort in het Gijzenveen

Met een brede groep van nauw betrokkenen is midden mei 2012 besproken welke rol het voormalige Werk I aan de Koedijk, met name de locatie, het beste zou kunnen vervullen binnen de natuurinrichting van het Gijzenveen, die binnenkort van start zal gaan. Om de gedachtevorming onder de deelnemers te stimuleren en te sturen zijn door Harma Horlings en Allard van Leerdam diverse mogelijkheden consequent uitgewerkt. Die mogelijkheden zijn vertaald naar drie modellen voor de invulling van de fortomgeving, binnen de natuurinrichting. Er kwamen veel reacties los, veel aanvullingen, creatief commentaar ook. Men bleek het ook gezamenlijk eens te zijn om het fort niet te reconstrueren. Het fort is er niet meer en door Werk IV wordt het verhaal van het Offensief van Naarden al verteld.  

     
 
Afb 10 Drie denkmodellen. Bron: Harma Horlings, Allard van Leerdam

Ontwerp fortomgeving

Het hierna ontwikkelde ontwerp is mede gebaseerd op de uitkomsten van de workshop. Deze worden benoemd en teruggebracht tot één ontwerp voor de inrichting van de fortomgeving.
De belangrijkste uitgangspunten voor het ontwerp (citaat Inrichtingsplan)
• Verbeelding verhaal van de NHW
 - aansluiten op visies Nieuwe Hollandse Waterlinie;
 - onderdeel Offensief van Naarden;
 - essentie Batterij.
• Passend in natuurinrichting van Gijzenveen
 - functie natuur met beperkt recreatief gebruik, waaronder trapveldje;
 - conform afspraken Gemeente Hilversum (bij grondoverdracht aan GNR).
• Streven naar integraal (natuur)beheer van het gebied
- realistisch, (financieel) haalbaar, efficiënt uit te voeren;
- inrichtingsopgave direct mee te nemen in natuurinrichting. 

Drie denkmodellen ter verkenning van de mogelijkheden (afb. 10)

 

      
Afb. 11 Ontwerpschets Bron: Inrichtingsplan Gijzenveen Ontwerpvoorstel
voormalig Werk I. Harma Horlings, Allard van Leerdam
 

Keuzen voor de inrichting (citaat Inrichtingsplan) 

Uit de discussie over de drie denkmodellen zijn de volgende keuzen afgeleid voor de inpassing van het fortverleden in de inrichting van het Gijzenveen:
• een subtiele verwijzing ‘past’ het gebied, geen reconstructie van de voorheen hoge wallen en diepe gracht;
• markering van de buitencontour van het fortgrondvlak door smalle kade en een ondiepe gracht – deze verschijnen mogelijk toch al door het uitgangspunt van vergraving tot de onverstoorde bodem;
• asymmetrie van de smalle kade:
 - in bovenaanzicht – de kenmerkende asymmetrie van Werk I;
 - in voor-en zijaanzicht – asymmetrie tussen front- en verdedigingszijde; de kade is vanaf de noordzijde van het gebied nagenoeg onzichtbaar en manifesteert zich vooral aan de frontzijde. Daar waar ‘de Pruis’ opgewacht wordt;
• een eigen positie binnen de reeks ‘natuurlijk’ (Pannekoekenfort = struweeleiland) en ‘zeer cultuurlijk’ (Werk IV = bewaard en gerestaureerd, met stenen gebouwen);
• aanblik: contrast van strakke buitencontour met natuuromgeving prikkelt nieuwsgierigheid naar verhaal van fort;
• fortlocatie ontwikkelt ook ‘natuurwaarde’ en ‘recreatiewaarde’ en is onderdeel van het integraal (natuur)beheer van het gebied.

      
 
Afb. 12 Bron: Inrichtingsplan Gijzenveen Ontwerpvoorstel voormalig
Werk I, Harma Horlings, Allard van Leerdam

 Naschrift

Vanaf de presentatie van het eerste voorlopige inrichtingsplan van Gijzenveen in oktober 2011 tot aan de ontwerpschets van eind juli 2012, zijn negen maanden verlopen. In die relatief korte tijd is er veel overleg geweest tussen zeer diverse personen en organisaties met een opmerkelijk vruchtbaar resultaat. Het laat zien dat inspraak niet per definitie tot veel extra tijd en minder goede plannen leidt. Dankzij de grote interesse voor cultuurhistorie bij de opdrachtgever en ontwerpers en de aanwezigheid van aanvullende kennis op dat gebied is er plan tot stand gekomen, dat veel kwaliteiten heeft en een breed publiek, vooral in Bussum en Hilversum, kan aanspreken.

Het plan ligt er op een moment dat de provincie niet meer vanzelfsprekend beschikt over middelen voor de Ecologische hoofdstructuur en zou kunnen bijdragen aan de uitvoering van het inrichtingsplan. Hopelijk kunnen er met een nieuw kabinet, eind van het jaar(?) gunstiger afspraken worden gemaakt en komt zo de weg vrij voor realisatie. 

Met dank aan: Stichting Gooisch Natuurreservaat, Harma Horlings en Allard van Leerdam, Chris Will (Projectbureau Hollandse Waterlinie), Jan Sevink en Michael de Haan (Universiteit van Amsterdam).  

Luud Wierenga woont sinds 1987 in Bussum. Hij heeft zich in zijn werkzame leven, als architect en huisvestingsadviseur, op veel plaatsen in Nederland ingezet voor het blijven gebruiken van oude waardevolle gebouwen en het toepassen van nieuw gebruik. Vanaf 2003 is hij als bouwkundige in het bestuur van Fort Werk IV nauw betrokken bij de restauratie en het beheer van het fort en tegelijk gefascineerd geraakt door de plaats van de vijf ‘Werken’ van het Offensief voor Naarden in de Bussumse geschiedenis.