Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 25/1 (april 2009) pag. 4-9


De Brigade Bussum van de Koninklijke Marechaussee

Jaap van Welsen

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

In Bussum is bijna zeventig jaar een bijzondere politie-eenheid gevestigd geweest: een brigade van de Koninklijke Marchaussee. 

Wat is de marechaussee?

De marechaussee, zoals wij haar verder in dit artikel zullen noemen, is een deel van de politie met een militair karakter. Haar oorsprong waren militairen die in de middeleeuwen voor orde en veiligheid zorgden in en om de legers van de Franse koningen. Zij heetten sergents des maréchaux en vanaf 1791 gendarmes (voetnoot 1).

      
 
Marechaussees vóór 1940. Ansichtkaart
Marechausseemuseum

In de Bataafs-Franse tijd (1795–1813) kreeg Nederland een korps gendarmerie. Na het herstel van de onafhankelijkheid werd besloten het korps marechaussee op te richten. In de loop van de negentiende eeuw ontwikkelde de marechaussee zich tot een korps dat – samen met de rijksveldwacht – belast was met de politiezorg op het platteland. Daarnaast had zij een taak bij de grensbewaking en was zij tot 1919 de politie van het leger. Het militaire karakter maakte haar bij uitstek geschikt voor inzet op plaatsen waar krachtdadig moest worden opgetreden, zoals bij opstootjes, smokkelarij en de bewaking van militaire objecten.

Kenmerkend voor het militaire karakter van het korps was, dat zijn (kleine) eenheden, brigades genaamd, gelegerd waren in kazernes, dat het personeel bereden was (toen te paard en nu gemotoriseerd) en dat de marechaussees als regel getweeën patrouilleerden of optraden.

In het begin van de twintigste eeuw ontstond door toenemende sociale onrust de behoefte aan versterking van het rijkspolitietoezicht in de grote steden en de fabriekscentra. Toch duurde het nog tot het einde van de eerste wereldoorlog voordat hiervoor in de gemeenten langs de Zuiderzeekust, tussen Amsterdam en Zwolle, nieuwe brigades werden ‘uitgezet’. Hoewel dus het primaire doel van deze maatregel was om in bijzondere omstandigheden over een betrouwbare, krachtdadig optredende en ontzag inboezemende politiemacht te kunnen beschikken, moest deze onder normale omstandigheden ook nuttig gebruikt kunnen worden. Daarom kregen zij als dagelijkse taak de algemene politiezorg in hun bewakingsgebied. 

Een brigade in Bussum

Bussum was een van de gemeenten die voor legering van een brigade marechaussee werden aangewezen. De nieuwe brigade zou echter pas worden uitgezet wanneer zij over eigen huisvesting, dus een kazerne, zou kunnen beschikken. In afwachting hiervan werd het personeel als detachement op 4 november 1919 voorlopig ondergebracht in het Kamp van Laren.

Met ingang van 16 augustus 1921 werd formeel de uit zes hoofden bestaande bereden brigade Bussum, nog steeds in het Kamp van Laren, gevormd. Deze betrok in 1922 de inmiddels voltooide kazerne aan de Hooftlaan in Bussum.

      
De brigade Bussum op oefening met een andere brigade, ca. 1930,
coll. Marechausseemuseum
 

Aangezien Bussum over een eigen gemeentepolitie beschikte, kreeg de marechaussee geen politietaak in de bebouwde kom van Bussum. Haar werkzaamheden strekten zich uit tot de buitengebieden van de Gooise gemeenten met een gemeentepolitie en de gemeenten zonder eigen politie. Het Gooi was in die tijd nog betrekkelijk ‘woest en ledig’ waardoor politie te paard, zoals een bereden brigade van de marechaussee, bijzonder geschikt was om er te patrouilleren.

Dagelijks, maar ook wel ’s nachts, werd in het bewakingsgebied gedurende 3 tot 4 uur gepatrouilleerd, te paard, per fiets of te voet. Tijdens de patrouillegangen, maar ook wel daarna, werden gerechtelijke stukken zoals dagvaardingen, betekend. Regelmatig werden er oefeningen met andere brigades gehouden.

       
 
De brigade Bussum in 1935, coll. Marechausseemuseum

De brigade Bussum is voor zover wij hebben kunnen nagaan, in die vooroorlogse jaren slechts eenmaal ingezet voor het doel waarvoor zij was gevormd: bijstand ter beteugeling van opstootjes. In de zomer van 1934 braken er in Amsterdam ernstige ongeregeldheden uit omdat de uitkeringen aan de werklozen verlaagd werden (Jordaanoproer). Naast de in de hoofdstad gelegerde, versterkte afdeling Politietroepen werden ook een detachement marechaussee ter sterkte van 200 man en zelfs de regimenten Grenadiers en Jagers en mariniers daarheen gedirigeerd. Barricaden werden opgeworpen en er werd met scherp geschoten.

Tot 1940 telde de brigade Bussum – met enige schommelingen in de jaren ‘20 – zes ‘hoofden’ (mannen), die op een enkele na bereden waren.

Gedurende de Duitse bezetting is de marechaussee, ontdaan van haar predikaat ‘koninklijk’, samen met de rijksveldwacht als ‘Marechaussee/gendarmerie’, opgegaan in de in 1943 gevormde staatspolitie. De brigade hield op te bestaan. Al in 1941 had de marechaussee haar paarden moeten afgeven aan de bezetter. Zij deed daarna haar dienst per fiets of te voet. De kazerne in Bussum werd overgenomen door de marechaussee/gendarmerie. 

Heroprichting na 1945

Na de bevrijding werd de uit de bezettingstijd stammende marechaussee/gendarmerie gesplitst in de (civiele) rijkspolitie en de (militaire) Koninklijke Marechaussee. Deze laatste kreeg als taken het waken voor de veiligheid van de leden van het Koninklijk huis, de grensbewaking en het verrichten van politiediensten in het leger. Een groot aantal van de vooroorlogse marechaussees die gedurende de oorlog bij het korps waren gebleven, besloten echter tot de rijkspolitie toe te treden omdat zij de voorkeur gaven aan een loopbaan bij de civiele politie.

      
Marechaussee in hedendaags tenue.
Ansichtkaart Marechausseemuseum
 

De brigade Bussum werd begin september 1946 heropgericht, ter sterkte van acht man. Zij betrok haar oude kazerne. Een deel daarvan bleef nog een aantal jaren in gebruik bij de rijkspolitie. De sterkte van de brigade onderging in de loop der tijd nogal wat wijzigingen. Tot in de jaren ‘60 was zij vrij constant. Daarna nam zij toe tot 10 à 15 man, om in de jaren ‘80 te groeien tot boven de twintig. In 1990 deden de eerste vrouwelijke collega’s hun intrede bij de brigade. 

De nieuwe taken

De in 1945 vastgestelde taak van de marechaussee onderging in de loop der jaren enkele wijzigingen. In 1988 wordt het volgende tot haar taak gerekend: de beveiliging van het koninklijk huis en de Nederlandsche Bank, de grensbewaking, bijstand van de burgerpolitie, een politietaak ten behoeve van de strijdkrachten.

De brigade Bussum had tot taak: legerpolitie, het verlenen van bijstand, de bewaking van de grens op vliegveld Hilversum en de bewaking van terreinen van Defensie. De meeste tijd werd besteed aan het optreden als politie van de krijgsmacht in de vorm van de zogenaamde garnizoensdienst. In het gezagsgebied van de brigade (voetnoot 2) bevond zich een verscheidenheid van objecten: kazernes, mobilisatiecomplexen, magazijnen, militaire bureaus en terreinen die regelmatig gecontroleerd moesten worden. In dit gebied waren op het hoogtepunt ruim 3.000 militairen gelegerd, exclusief 450 man van de Mobiele Colonne (voetnoot 3) in de Legerplaats Crailo die slechts voor kortere tijd voor oefeningen opkwamen.

De patrouilleritten verliepen niet altijd vlekkeloos. Een brigadecommandant schreef in 1965 in een aantekenboekje dat hij waarschijnlijk gebruikte voor de jaarlijkse beoordeling van zijn mannen, dat hij twee marechaussees “ernstig [had] onderhouden over het feit dat zij tijdens een opgedragen patrouilledienst, een gedeelte van die patrouilledienst, zich zonder noodzaak in het Katholieke Militaire Tehuis bij de Palmkazerne hebben opgehouden om een partij biljart te spelen”. Over een andere marechaussee werd aangetekend dat hij een reprimande had gekregen omdat hij reeds meerdere malen niet in de voorgeschreven tenue gekleed was.

Een andere bezigheid van de garnizoensdienst was het opsporen en aanhouden van ongeoorloofd afwezige militairen en het overbrengen van gedetineerde militairen naar de zittingen van de krijgsraad (voetnoot 4) en vervolgens naar de gevangenis. Tijdens een van deze opsporingsonderzoeken hadden twee marechaussees “een zodanige oplettendheid aan de dag gelegd dat daardoor een tweetal personen (nozems) aan de burger politie konden worden overgegeven als verdacht van joy-riding met c.q. diefstal van een burger personenauto” zo lezen wij in het notitieboekje van de brigadecommandant. Zij kregen daarvoor een tevredenheidsbetuiging.

Een niet alledaags feit waarvoor (in de jaren ‘70) een leidinggevende een proces-verbaal kreeg, was de door hem gedoogde vertoning van een pornofilm in een kazerne. Om het aanstootgevende van de filmvertoning aan de officier van justitie en eventueel de rechter duidelijk te maken, werd in ambtelijke opsporingstaal de film van Sneeuwwitje en de zeven dwergen beschreven waarin heel stoute dingen gebeurden. 

Majoor de maat genomen

Vaak werd de marechaussee opgeroepen door wachtcommandanten van kazernes omdat de wacht aan de poort de slagboom te vroeg had neergelaten, waardoor een passerende auto was beschadigd. Daarvan moest uiteraard proces-verbaal worden opgemaakt. Voorts werden in de kazernes wel bommeldingen ontvangen, die uiteraard nagetrokken werden. De brigade hield ook verkeerscontroles. In de eerste plaats van het militaire verkeer, maar ook – een-of tweemaal per jaar – gezamenlijk met de burgerpolitie en andere diensten zoals de douane, een algemene controle op de A1. Bij de militaire verkeerscontrole werd eens een vrouwelijke majoor aangehouden die geen veiligheidsgordel om had. Natuurlijk werd proces-verbaal opgemaakt maar mevrouw betoogde dat deze verplichting niet voor haar gold omdat zij niet de wettelijk voorgeschreven minimum lichaamslengte had: 1,50 m. De volgende dag togen twee marechaussees met een officiële maatlat naar de kazerne van de majoor. Zij constateerden dat mevrouw inderdaad barrevoets 1,49 cm lang was!

       
 
Convenant, coll. Marechauseemuseum

De marechaussee moest verder tussenbeide komen als dronken militairen, in de kazernes of daarbuiten, tekeer gingen. Zo werd eens op de Vlietlaan een sergeant aangehouden die, in burger maar ‘in kennelijke staat’, in een kinderzitje achter op een fiets vervoerd werd door een kameraad. In het dagboek van de brigade werd aangetekend, dat dit voorval waarschijnlijk wel gevolgen zou hebben voor de loopbaan van de jonge onderofficier. Een ander geval van vandalisme wegens dronkenschap deed zich eens voor in een kazerne in Hilversum, waar een dienstplichtige “die teveel aan Bacchus geofferd had” een toilet sloopte. De marechaussee die proces-verbaal opmaakte, stelde vast dat de onverlaat W.C. Pot heette. 

Optreden tegen de uitgaande jeugd

Kroegbezoek bezorgde niet alleen de marechaussee werk. De Bussumse politie had er in de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw, vooral in het weekeind, de handen vol aan. Enkele malen werd daarvoor formeel om bijstand van de marechaussee gevraagd. Geleidelijk aan ontstond, aanvankelijk informeel, de gewoonte dat een piket (voetnoot 5) de Bussumse politie in het horecakwartier (Generaal de la Reylaan, Stationsweg en Vlietlaan) te hulp schoot om orde op zaken te stellen. Een gewelddadig optreden was niet altijd te vermijden.

Deze samenwerking tussen gemeentepolitie en marechaussee resulteerde in februari 1991 – een primeur in ons land – in een door de commissaris van de gemeentepolitie en de brigadecommandant van de marechaussee ondertekend “convenant van wederzijdse samenwerking, ook en vooral betreffende de preventieve en repressieve politietaken in de horecaconcentraties”. De toenmalige burgemeester Holthuizen heeft eens gezegd dat zonder marechaussee het horecabeleid van de gemeente niet tot een succes zou hebben geleid.

De brigade verleende ook bijstand bij calamiteiten, zoals in september 1984 bij een grote brand van een surfplankenwinkel aan de Parallelweg en kort daarna een brand bij Bensdorp. Verder werd in 1984 en 1985 tweemaal bijstand verleend aan de politie van Amsterdam, bij de ontruiming van kraakpanden.

Een ander memorabel voorval betreft een achtervolging van een inbreker die op heterdaad betrapt werd in het Willem de Zwijgercollege. De man vluchtte naar het dak en verschool zich achter een lichtkoepel. Een achtervolgende marechaussee riep waarschuwend: “Kijk uit. Als je rare bewegingen maakt val je van het dak af!” Daarop liet de insluiper zich gedwee afvoeren. Bij zijn verhoor verklaarde hij zich bedreigd te hebben gevoeld omdat tegen hem gezegd zou zijn: “Kijk. Als je rare bewegingen maakt trap ik je van het dak af!”

Al met al kan worden gezegd dat de brigade aardig in de Bussumse gemeenschap was geïntegreerd. Dit bleek bij voorbeeld bij een schoorsteenbrand bij de buren in de Hooftlaan, toen deze in plaats van de brandweer de vertrouwde marechaussee alarmeerden. Deze riep overigens wel ijlings de hulp van de brandweer in. Anderzijds waarschuwden buurtbewoners in 1986 de brigade, dat er een man in de voortuin van de kazerne voor de vlaggenmast stond te salueren. Bij onderzoek bleek “hij ze niet allemaal op een rijtje te hebben”. Na nog een keer gesalueerd te hebben verdween hij richting centrum. 

Controle van een luchtballon

De brigade Bussum had ook een taak in het kader van de grensbewaking. Zij bediende een doorlaatpost op het vliegveld Hilversum. Deze was niet permanent bezet: als er een vliegtuig binnenkwam of vertrok met een buitenlandse bestemming, spoedden twee man van de brigade zich naar het vliegveld. Hoewel de afstand maar tien kilometer was, kostte het, vooral in de zomermaanden, 25 minuten om er te komen. En het was juist tussen april en augustus dat deze gevallen zich voordeden. In een rapport uit 1981 is berekend dat deze activiteit ongeveer 1000 uur per jaar vergde. In 1980 werden bij voorbeeld 664 vliegtuigen behandeld en 1282 personen gecontroleerd. In april en juni 1984 werden respectievelijk 41 en 60 vliegtuigen behandeld.

Als uitvloeisel van de grensbewakingstaak werd de brigade in september 1985 door de wachtcommandant van de Legerplaats Crailo gealarmeerd. Een luchtballon had op het kazerneterrein een noodlanding gemaakt. Dankzij de koelbloedigheid van de wachtcommandant, die het anker van het laag overkomende luchtvaartuig wist te grijpen, was erger – namelijk een landing op de A1 – voorkomen. De marechaussees konden onverrichter zake naar de kazerne terugkeren, want de ballon bleek in Nederland te zijn opgestegen. “De vliegtas kon in de auto blijven”, zo lezen wij in het dagboek.

In 1988 is de brigade van deze taak ontheven. De doorlaatpost werd overgedragen aan de Dienst Invoerrechten en Accijnzen van het departement van Financiën. 

De kazerne aan de Hooftlaan

Kenmerkend voor de marechaussee was dat haar personeel in kazernes was ondergebracht (voetnoot 6). De in 1922 in de Hooftlaan gebouwde kazerne bestond uit een hoofdgebouw (met huisnummer 24) en twee benedenwoningen waarvan één met een bovenwoning (huisnummers 22 en 26).

      
De kazerne aan de Hooftlaan, coll. HKB
 

In het hoofdgebouw waren het brigadebureau, de plantonkamer, een keuken, twee zitslaapkamers, een badkamer en twee toiletten ondergebracht. Verder waren er twee cellen en in een bijgebouw een stal en twee schuurtjes. De stal is na de oorlog als garage ingericht. Het middenstuk (het hoofdgebouw) werd later opgetrokken, waardoor een zolder beschikbaar kwam.

De kazerne is in 1954 verbouwd, kreeg in 1965 centrale verwarming in plaats van kolenkachels en is in 1986 gerenoveerd. De brigade nam toen tijdelijk haar intrek in een der gebouwen van de Palmkazerne. Na deze renovatie had de kazerne op de begane grond een garage, twee cellen en twee dienstwoningen. Op de eerste verdieping waren er acht slaapkamers, een badkamer, twee bureaus en een recreatieruimte en op de tweede verdieping twee slaapkamers en een berging. Een jaar later zijn verdergaande renovatieplannen ontwikkeld maar die waren te duur.

       
 
De sloop van de kazerne, november 2004. Foto H. Baas, coll. HKB

In de jaren ‘80 klaagden de marechaussees over de stank-en geluidsoverlast, die veroorzaakt werd door het naburige slachthuis. In 1981 keurde een militaire arts daarom het woonhuis Hooftlaan 26 af. De bewoners verlieten het pand in juni 1982, waarna het als dienstruimte door de brigade in gebruik werd genomen.

In januari 1990 werd de kazerne getroffen door een orkaan. De bliksemafleider begaf het en verschillende betimmeringen werden losgerukt. Dakpannen woeien af en delen van de dakgoten verdwenen. Enkele weken later traden tijdens slecht weer lekkages op en viel de telefoonverbinding uit. Dit was min of meer de genadeslag voor de kazerne. Besloten werd tot nieuwbouw op een bij de Palmkazerne en Legerplaats Crailo in de gemeente Hilversum gelegen terrein dat eigendom van Defensie was.

Op 19 juli 1991 verliet de brigade Bussum en werd hernoemd tot brigade Hilversum. De dienstwoning is nog tot 1992 bewoond door een onderofficier. In mei 1996 is een kraakwacht in het gebouw ondergebracht. In november 2004 is het gebouw gesloopt.

* Met dank aan de heren C.N.J. Neisingh, oud-bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee, en H. Basten van het Marechausseemuseum te Buren. 

Bronnen

  • A. Cazemier, ‘Een stukje geschiedenis’, Ons Wapen, 7(1961), no.2.
  • W. van den Hoek, De geschiedenis van het wapen der Koninklijke Marechaussee. (‘s–Gravenhage, 1963).
  • J.A. de Jonge. Zonder vrees en zonder blaam. 175 jaar Koninklijke marechaussee. (Amsterdam, 1989).
  • H.F.M. Landolt. Militair woordenboek voor Nederlanders bewerkt. (Leiden, 1861).
  • H.M. Walrecht. Het paard bij de Koninklijke marechaussee. (Buren, 1999).
  • M. van der Zee en G. Rommelse. Het Wapen onder dak. De brigadekazernes van de Koninklijke Marechaussee 1814–2008. (Amsterdam, 2009).
  • Dagboeken 1981 – 1991 van de Brigade Bussum. Marechausseemuseum, Archiefdoos 23A.
  • Notitieboekje van de adj.-onderofficier A. Cazemier, 12 juli 1963. Idem.
  • M. van der Zee. De passieve rol van de Marechaussee in bezet Nederland. Nota NIMH dd. 3-11-1999, Marechausseemuseum.

Noten

  1. Maréchaussée is een samentrekking van maréchaux des chaussées, een bereden korps belast met de zorg voor de veiligheid van de wegen. Gendarme is een samentrekking van gens d’armes: gewapende mannen.
  2. Ankeveen, Blaricum, Bussum, ’s-Graveland, Hilversum, Huizen, Kortenhoef, Laren, Naarden en Nerderhorst den Berg. Later is Almere toegevoegd.
  3. De Mobiele Colonne (brandweer en andere gemotoriseerde hulpdiensten) maakte deel uit van de organisatie Bescherming Burgerbevolking (de civiele verdediging) en bestond uit reservisten die geen mobilisatiebestemming in de krijgsmacht hadden.
  4. Militaire rechtbank, die als regel zitting had in Arnhem.
  5. Piket: beschikbare troep (om op elk moment uit te rukken).
  6. De gehuwde marechaussees mochten vanaf de jaren ‘50 van de vorige eeuw buiten de kazerne wonen, mits op niet te grote afstand. In 1987 werd het kazerneringsbeginsel definitief opgegeven.