Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 17/2 (september 2001) pag. 59-63


Mia van Oostveen (1899-1979)

Marcus van der Heide

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Maria Susanna Henriette van Oostveen werd op 14 maart 1899 in Bussum geboren. Van grote invloed op haar ontwikkeling werd een andere Maria Susanna, namelijk M.S. van Woensel Kooy (1875-1934), vooral bekend geworden van de bundel Oude en Nieuwe Zangen, die in 1911 tot stand kwam en waarmee ze baanbrekend werk voor de vernieuwing van het protestantse kerklied verrichtte.

Maria van Woensel Kooy, die zich in 1905 met haar moeder in Huizen had gevestigd, werd de stuwende kracht en inspirator van de in 1915 in Bussum opgerichte Vereniging van Evangelisatie. Tegen een jaarsalaris van f 400,- werd zij benoemd tot 'evangeliste'. Naast bijbellezingen voor de ouderen gaf ze twee maal in  de week catechisaties (waarvoor de kinderen f 5,- per jaar moesten betalen). In 1916 start ze haar 'kinderkerk', gebaseerd op de uit Engeland afkomstige Westhillmethode. Hierin spelen sport en spel, tekenen en kennis der natuur een rol om de jeugd "geestelijk te benaderen en tot het evangelie te brengen". Centraal staat de vormdende waarde van de kinderlijke expressie: " Wil je het kind leren, kijk naar het kind en het zal jou leren". Als tiener maakte Mia van Oostveen op Terschelling een kamp met Maria Susanna van Woensel Kooy mee.

Het bloeiende jeugdwerk in Bussum vroeg om een eigen onderkomen en Mej. Van Woensel Kooy stond een gedeelte van haar tuin aan de Meentweg in Bussum af voor de bouw van de 'Jeugdkapel', die op 28 oktober 1921 ingewijd werd. En ook de eigen kerk van de Evangelisatie kwam er: op 26 maart 1925 vond de "plechtige opening" plaats van de 'Spieghelkerk'. Al in 1918 was daarvoor aan de Nieuwe 's-Gravenlandseweg een stuk grond aangekocht van de dochter van Hendrik Jan Schimmel (de auteur van historische drama's, die hier tot zijn dood in 1906 gewoond had). Een plakette in de Spieghelkerk getuigt nog steeds van Maria van Woensel Kooy, overleden op 30 januari 1934.

Zij leeft anoniem voort in menig geestelijk lied. Uit haar bundels (in 1932 verscheen een vervolgbundel Laudamus), waarmee zij vooral liefde en eerbied wilde wekken voor het eigen Nederlandse lied, kwamen vele liederen terecht in de Hervormde bundel - 1938. Hiervan staan er weer diverse in het Liedboek van de Kerken (1972). Haar jongste zuster richtte de Stichting Van Woensel Kooy op, die de zorg voor de Oude en Nieuwe Zangen op zich nam (nog in 1954 de veertiende uitgebreide druk). Het archief van de in 1997 opgeheven Stichting is ondergebracht in de bibliotheek van de VU. 

Bijzondere vertelling

Naast het liturgische werk van de hand van Van Woensel Kooy kan met name nog de navertelling De waddewandeling van Vader Iwersen genoemd worden. Zij bewerkte daarvoor een schets van Abramsz., die voorkwam in Zomerlover (Groningen Noordhoff). Maar het bijzondere van het boekje is, dat het werd geïllustreerd door Mia van Oostveen. Het werd in 1930 uitgegeven door de Vereniging voor godsdienstige opvoeding, die toen zetelde aan de Fortlaan 6 te Bussum.

Vader Iwersen wordt op een gevaarlijke tocht op de waddeneilanden door mist overvallen en dreigt om te komen. Zijn kinderen beginnen Kerstliederen te zingen, wat zijn redding wordt: Iwersen kan op het geluid van de zang afgaan. Maar hij weet zich in Gods hand. Wanneer het water hem al tot de enkels staat, bidt hij:  "In storm en golfgebruis :

     
 
Vader Iwersen gaat op het gezang af, uit 'De waddewandeling
van Vader Iwersen'.

Behoed, o God, mijn leven.
Laat om mijn wankel huis
Uw goede englen zweven.
Maar roept Gij mij omhoog
Naar 't hemels Vaderland
Dan leg 'k mij rustig neer
In uwe vaderhand.

 Illustreren

In deze jaren illustreerde Mia van Oostveen veel. Ze werkte vooral voor uitgever Van Holkema & Warendorf. Zo illustreerde zij bijvoorbeeld De club der trekvogels (1930) van F. Koster en Jongemeisjesdromen (1931) van Emmy Benard. Voor de bekende serie 'Uit de sprookjeswereld' van dezelfde uitgever ontwierp zij de band die voor alle deeltjes (zoals Tussen de duindoorns van Tine Styger-Krophoiler, Hoe Marietje Klaas Vaak verraste van A.B. van Tienhoven en Bijenkoning van Rein Valkhoff) gebruikt werd.

Maar ook G.F. Callenbach in Nijkerk maakte van haar tekenwerk gebruik, zoals blijkt uit De vader van Jan (1936) van de hand van D. Tipstra. 

Evangeliseren

Naast het tekenen kwam haar bestaan in het teken van het evangeliseren te staan. Daartoe vertoefde ze in de zomermaanden veel in Parijs, Marseille (opvang van Joden onderweg naar Israël) en vooral in Rifugio van de Waldenzen bij Turijn. Zij koos uiteindelijk voor een "leven voor de Waldenzen", zoals verschillende buitenlandse artikelen over haar vermelden. Voor hen waren dan ook de opbrengsten van de lezingen met lichtbeelden, die ze over haar boekjes hield.

Voor de jeugd schreef ze Marguerite maakt een vlag (J.N. Voorhoeve Den Haag, 1959), dat ook in het Italiaans en Frans vertaald werd. Het gaat over de Waldenzenvlag, die de dochter van Arnaud maakte om als bescherming te dienen bij de 'Glorieuse RentrŽe' (1689) van de Waldenzen in de vallei van Piemonte in NoordItali‘.

      
 
Het Waldenzische wapen, zoals dat op kerkmuren
en als insigne in Italië voorkomt

Op een blauwzijden vlag borduurde Marguerite de zilveren kandelaar op de bijbel, met daaronder het bekende devies 'Lux lucet in tenebris' (Het licht schijnt in de duisternis).

In de serie Lichtstralen op de akker der wereld (Jrg. 52 nr.4 van 1951) schreef ze over deze Arnaud het boekje Henri Arnaud, Leraar en Veldheer der Waldenzen. Tijdens de godsdienstvervolgingen die in 1686 uitbraken voerde Arnaud als een tweede Mozes het "Israel van de Alpen" terug naar het beloofde land, Piemonte. Geldelijke en morele ondersteuning vonden de Waldenzen daarbij van de Prins van Oranje Willem III.

Mia van Oostveen publiceerde in 1946 al voor het Nederlands Archief voor Kerkgeschiedenis het artikel 'Het jeugdverblijf van Henri Arnaud in Nederland' (Arnaud studeerde een tijdje theologie in Leiden). Ook verzorgde ze nog enkele publicaties over bekende Waldenzen die ooit in Nederland woonden. Ze werd benoemd tot erelid van het Waldenzisch Geschiedkundig Genootschap. 

Verdere publicaties

Ook publiceerde ze af en toe in De Oogst, Tijdschrift tot versterking en verdieping van het geestelijk leven. Bij voorkeur belangeloos werkte ze voor goede doelen en vervaardigde dan affiches en folders (bijv. voor Jongenshuis Mettray te Zutphen en de Rekkense Inrichtingen in Rekken). Heel bekend na de oorlog was de affiche over de blindengeleidehonden, die in de wachtkamers van doktoren hing.

     
 
Ontwerp affiche blindengeleidehond.

Mia hield ook lezingen met lichtbeelden bij de verhalen, die zij schreef. Het rijmvers met plaatjes Dit is 't verhaal van Menschenhart verscheen in 1939 bij W. ten Have N.V. te Amsterdam. Mensenhart staat aan vele verleidingen als ontgoocheling, slechte invloed en inbeelding bloot, maar ontmoet Hoop, Liefde en de onverwachte Gast, die haar uiteindelijk thuisbrengt in het Vaderhuis.

Het rijmverhaal eindigt:
Toen gingen zij langs 't smalle pad,
Dat uitkomt in de Hemelstad. 
Boven de poort stond Nieuw Begin
Daar gingen z' op de knie‘n in.
En in den Hemelhof getreden, 
Rezen daar torens van gebeden
Van elken kant, naar ieders trant;
Zij groeiden saam in nauw verband,
Omsloten door een lichtend Kruis..
Mijn lieve kind, ben je weer thuis?.
Klonk toen een diepe stem door 't Slot,
En mensenhart riep uit: "Mijn God!"

De illustraties bij het rijmvers werden samengesteld naar middeleeuwse afbeeldingen uit het Louvre, het Musée de Cluny en het Musée de l' Armée te Parijs. Voor het geven van voordrachten geeft de autrice achterin het boek haar adres Oranjelaan 3 in Bussum op. Op deze lezingen verkocht ze ook haar boeken: een gesigneerd exemplaar van 11 december 1941 vermeldt dat als slotlied bij haar voordracht gezongen werd:
"Ik zie een poort wijd open staan, waardoor het Licht komt stromen" [Zangbundel Joh. de Heer nr.140].

In 1954 verscheen bij H. Veenman & Zonen in Wageningen Het mooiste wat hij te geven had....., volgens het Lectuur-Repertorium [ASKB Antwerpen/Tilburg 1952-1954] "verhalend proza in Protestantse geest voor ietwat gevorderde lezertjes van 9-11 jaar". Het Kerstverhaal speelt op de 'Halligen' (de eilanden voor de kust van Sleeswijk-Holstein) en is gebaseerd op een oude legende uit 1629. Ook bij dit verhaal waren bij de auteur kleinbeeldopnamen en lichtbeelden verkrijgbaar. Het gaat om 22 plaatjes, die geretourneerd dienden te worden naar [haar nieuwe adres in Bussum] Nwe 's-Gravelandseweg 52c, zoals het exemplaar van het boekje uit de nalatenschap van Mia aangeeft.

Op het vaak door stormen geteisterde eiland zal een nieuwe kerk ingewijd worden en als geschenk brengt Jens (van onbekende komaf, maar altijd voor de ander klaar staand) een witglazen fles, met daarin een driemaster 'Geloof, Hoop en Liefde'. De fles krijgt slechts een plaatsje achter in de kerk in een van de kozijnen. Die nacht barst het noodweer boven het eiland los, drie dagen lang. Vee, huizen en ook de gloednieuwe kerk worden weggevaagd. Het enige wat teruggevonden werd was de fles, het scheepje van Jens, "zijn eigen verloren schip, het mooiste wat hij bezat op de wereld. Dat had hij met Kerstmis aan God en de mensen willen geven".

Uiteraard bleef Mia tekenen en illustreren. In het bijzonder zij hier nog vermeld het boekje met versjes en gebeden van Joke van Kuipers, Dank U, lieve Heer. Het is vrije bewerking uit het Engels van Vivyen Bremner. De auteursrechten berustten bij het Westhill-bureau in Maarssen. Het werd gedrukt door Firma R. Los te Bussum, de eerste druk is van april 1947.

     
Mia van Oostveen op oudere leeftijd
(met dank aan mevr. W.L. van de Ruit).
 

Mia van Oostveen overleed op 10-11-1979 te Bussum en werd op 14 november ter aarde besteld op de Algemene Begraafplaats van Bussum. Er verscheen exact één advertentie in de Bussumse Courant als herinnering aan deze bescheiden vrouw, die haar leven allereerst in dienst van de medemens stelde.

In december 1972 en februari 1973 had ze meegewerkt aan de uitzendingen van de EO over "De Waldenzen. Het Isra‘l van de Alpen". "Grootse literatuur leverde mejuffrouw M.S.H. van Oostveen niet, maar wel werd zij zelfs internationaal bekend door de vlaggendocumentatie", aldus vlaggendeskundige Klaes Sierksma uit Muiderberg [brief juni 1985].

Vorig jaar werd kreeg zij van mij op de tentoonstelling 100 jaar Gooise Kinderboeken in het Goois Museum in Hilversum een (geheel in haar geest) bescheiden plekje tussen Cissy van Marxveldt en Freddie Langeler (+ Eelco ten Harmsen van der Beek).