Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 19/1 (mei 2003) pag. 5-15


I. Hoe het Prins Hendrikpark tot stand kwam

Martin Heyne

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illlustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

Het gebied waarin het huidige Prins Hendrikpark ligt, heeft een ontstaansgeschiedenis die teruggaat tot de bouw van de vesting Naarden.

Tot in 1350 de stad Naarden herbouwd werd op het grondgebied van Muiderberg was het hier woeste grond, waarover tot in de 10e eeuw een pakket hoogveen gelegen heeft. Dat hoogveen liep door tot de +5m-hoogtelijn die aan deze kant van het Gooi beoosten de huidige dorpskern ligt.
Illustratie 1 toont een doorsnede van de westkant van de Gooise heuvelrug, vanaf de overweg aan de Comeniuslaan (A), over het weiland aan de Huizerweg (B), naar de Kolonel Palmkazerne (C).

De zandbodem stijgt over dit traject van ruim 3 km met bijna 9 m. Tot ongeveer de helft van die afstand was het zand toen met hoogveen bedekt. Uit deze afbeelding is af te leiden dat waar nu het Prins Hendrikpark is het hoogveenpakket ongeveer 3 m dik moet zijn geweest [noot 1].
Door ontginning, turfsteken en inklinken van de bodem kwam de veengrens steeds meer westelijk te liggen. De nieuwe stad werd gebouwd in die ontginningszone. De in de stad wonende boeren hadden hun akkers op de engen rond de stad. Deze strekten zich in de loop der eeuwen steeds verder uit en bereikten in zuidwestelijke richting onze contreien. Het was arme zandgrond, die maar een karige opbrengst gaf en in relatie tot de stad hoog lag. De Franse troepen van Lodewijk XIV hadden dan ook geen moeite de vestingstad in juni 1672 in te nemen.

Pas in september 1673 lukte het Prins Willem I11 de stad te heroveren. Hierbij was de stad onder andere ook vanuit Bussum onder vuur genomen. Om het voortaan voor een vijand moeilijker te maken om de stad dicht te naderen, verordonneerden de Staten van Holland rond de stad alle hoge gronden tot een hoogte van 18 Rijnlandse duimen boven Naardens zomerwater (47 cm) af te graven, over een afstand van ten minste 300 roe (1104 m) gemeten vanaf de buitengracht [noot 2]. Vanuit de hoekpunten van de buitengracht werd gemeten en op die afstand, bij voorkeur langs een weg of pad, een houten paal geslagen. Voor Bussum zijn in dit verband belangrijk de paal aan de straatweg van Naarden naar Laren ter hoogte van de Jan Toebacklaan, vervolgens éen aan de Kerkweg tussen Naarden en Bussum - wat nu de Brinklaan is op ca. 50 m vanaf de hoek met de Gen. de la Reijlaan in de punt met de Prins Hendriklaan - en een derde paal die stond in het Spiegel halverwege de huidige Fortlaan. De rechte verbindingslijn tussen deze palen vormde de grens tot waar de hoge grond tenminste moest worden afgegraven. Dat hield in dat aan de Naardense kant een forse strook van het grondgebied van het latere dorp nog moest worden afgegraven, ten behoeve van inundaties rond de vesting. 

      
 
2. De kaart van generaal Krayenhoff van 1795

Hoe zag het er hier toen uit?

Op illustratie 2 zien we een gedeelte van de kaart die generaal Krayenhoff in 1795 liet maken van het gebied ten zuiden van de vesting. De kaart is vanuit Naarden getekend en staat dus eigenlijk voor onze begrippen op z'n kop. Vanuit Naarden loopt langs de Bussummervaart de Kerkweg (Brinklaan) naar het zuiden. Dwars daarop loopt een pad dat later de Comeniuslaan zou worden en uitkomt bij een wat gebogen lopend pad, dat tot Stationweg zou uitgroeien. Waar later de Gen. de la Reijlaan zou komen is met stippellijn aangegeven.

Tegen de 'Comeniuslaan' aan ligt een brede strook bos, die gelopen heeft tot de even zijde van de Rostocklaan. Zuidelijk hiervan lag bouwland met een langgerekte heuvel of hoogte halverwege de Kerkweg en de 'Stationsweg'. Die zou nu gesitueerd moeten worden vanaf de punt van de Prins Hendriklaan met.de Stargardlaan tot voorbij de Doopsgezinde kerk. Het is zeer wel mogelijk, dat dit de hoogte is, van waar af in april 1814 de vesting door de Hollanders werd beschoten en waarvan P.G. van Os een schilderij gemaakt heeft (illustratie 3 op pagina 8). Het was tenslotte het enige hoge punt binnen 1 km van de belegerde stad, dus erg gunstig gelegen. Verder naar het dorp toe zien we langgerekte percelen bouwland. 

De afzanding

Uit de kadastrale gegevens, die horen bij de eerste kadastrale kaart uit de periode 1824-1832 blijkt, dat in die tijd de in Naarden woonachtige geneesheer Hendrik Oosterbaan Craanen grote stukken grond bezat in het noorden van ons dorp. Niet alleen was hij eigenaar van het hele gebied van het latere Prins Hendrikpark, maar ook van een lap grond tussen de even kant van de Nieuwe Englaan en de oneven zijde van de Eslaan. In het Spiegel had hij bouwland rond de latere Fortlaan en was hij deels eigenaar van grond benoorden het einde van de Graaf Wichmanlaan. Dat sloot weer aan op zijn temin aan de overzijde van de Stationsweg, waarop later het station zou komen. Het lijkt er op dat hij dit alles zeer bewust gekocht heeft, met het oog op winsten uit de te verwachten afzanding. Zijn grond staat op illustratie 2 gearceerd aangegeven. Dokter Craanen tekende, na een verzoek hiertoe met de gemeente Bussum op 21 september 1829 een overeenkomst, om de gronden af te graven waarop later het Prins Hendrikpark zou komen.

      
3. Het schilderij van P.G. van Os
 

Het werk werd direct ter hand genomen. Men begon in de noordoost hoek en werkte naar het zuiden langs de Brinklaan en vervolgens naar het Westen. We moeten ons hierbij wel realiseren dat alles met schop en kruiwagen verzet moest worden, wat bijzonder zwaar werk was.

Om het afgegraven zand te kunnen afvoeren groef men een sloot langs de zijkanten van het terrein en naar het westen toe noordlzuid lopende sloten op 1/3 en 2/3 van de breedte van het terrein. Zo kon het zand per dekschuiten worden afgevoerd. Om de Bussummervaart te kunnen bereiken kwam er een verbindingssloot op de grens van Bussum met Naarden dwars over de Brinklaan. Over die verbindingssloot kwam een brug te liggen, die hoog genoeg was om de zandschuiten er onder te laten doorvaren. De brug was met bruinrode dodekopverf geschilderd en werd daarom de 'Rode Brug' genoemd. De hoogte van deze afgraving is niet zo spectaculair geweest en moet geschat worden op hooguit l,5 meter.

Na het afgraven hield men lager gelegen minder droge grond over die beter geschikt was als akkerland. Van het afzanden van de andere gronden van Craanen in het Spiegel is niets gekomen. Hij werd omringd door te veel verschillende eigenaren met betrekkelijk kleine percelen, zodat ze het samen niet eens werden.

In 1873 werd de spoorlijn van Amsterdam naar Amersfoort aangelegd langs de afzanding van Craanen over de hoge grond. Het station kwam op de rand van de afgraving te staan.

      
 
4: Bussum "Stationsweg" 8 Nov. 1901 Uitg. Firma R. Los, Boekh. Bussum

Het jaar daarop kwam er een grindweg vanaf de Brinklaan naar de overweg tussen de Lindelaan en aansluitend op het pad voor het station langs. De aanbesteding hiervan op 6 februari 1874 bedroeg de somma van f 3294,-.

De nieuwe grindweg liep langs de zuidzijde van de afgraving en ging met het pad voor het station langs tezamen Stationsweg heten (illustratie 4). Het eerste gedeelte ervan is in 1902 omgedoopt in Generaal de la Reijlaan. Vóór de Stationsweg was aangelegd kon je vanuit het dorp het station uitsluitend bereiken over de Lindelaan, want ook de Vlietlaan bestond nog niet, die kwam er pas in 1879. Om vanuit het dorp over de Lindelaan bij het station te komen moest je wel twee keer het spoor over, met de kans op gesloten spoorbomen. Dat werd al heel gauw als een groot probleem ervaren.

Illustratie 5  laat zien hoe het toekomstige Prins Hendrikpark er in 1899 uitzag. De foto is gemaakt vanaf de bouwsteiger voor de 23 m hoge schoorsteen van de elektriciteitscentrale die toen in Naarden gebouwd werd. Een deel van de gebouwen ervan is nu nog terug te vinden achter de Prins Willem van Oranjelaan.

        

Op de voorgrond zijn kwekerijen te zien rond wat nu de Julianalaan (links) en Burgemeester van Hasseltlaan (rechts) heet. Daarachter loopt dwars over de foto de Comeniuslaan, met in het midden een grote boerderij waarin thans een reisbureau van Gerkens zit.

Achter de Comeniuslaan ligt het terrein waar onze aandacht speciaal naar uitgaat. Het loopt door tot aan de Stationsweg (Gen. de la Reijlaan), die aan de overzijde al bebouwd is, en de Brinklaan die links door een rij populieren gemarkeerd wordt. Het 'Prins Hendrikpark' vertoont aan de kant van de Brinklaan een rijvormig patroon, wat duidt op een kwekerij. Meer naar links is een deel met laag geboomte of struiken. De lichte strook achter de uitmonding van de Burgemeester van Hasseltlaan op de Comeniuslaan is een van de sloten door het gebied.
Aan weerszijde hiervan liggen rechthoekige percelen met gewas, mogelijk ook een kwekerij. Aan de horizon steekt de St. Vituskerk boven alles uit. Meer naar links zijn halverwege de foto de wieken van korenmolen 'De Eendragt' aan de Brinklaan te herkennen. 

Villapark

Tegen het einde van de 19e eeuw waren de 11 ha. afgegraven grond tegenover het station eigendom van Emma Christina Pieterse, weduwe van J.B.S. Thierens uit Amsterdam. Zij verkoopt het terrein in 1898 aan de 'Gooische Bouwgronden Mij.' van de heren J. van Herwijnen en J. Corver. Deze hadden het voornemen het gebied voor woningbouw te gaan exploiteren. Dat maakten zij op 19 december 1898 aan de Gemeente duidelijk, met het voorstel om de afgegraven dus laagliggende grond eerst 70 cm op te hogen. Zij zegden toe om wegen en plantsoenen volgens door de Gemeente te geven voorschriften aan te leggen. Daarnaast verzochten zij de Gemeente om de aanleg van gas en waterleiding voor haar rekening te nemen, in ruil voor een strook grond langs de Stationsweg, die de Gemeente nodig had om het station beter bereikbaar te maken.

B. en w. konden zich in dit voorstel vinden, mits de te bouwen huizen ten minste 7 m van de geprojecteerde hoofdweg en 5 m van de overige wegen af kwamen te staan. Daarmee doelden zij op de breedte van bermen plus voortuinen. Aangezien de Gemeente geen zeggenschap had over de waterleiding, verzochten b. en w. zich voor de aanleg van waterleiding te wenden tot de Industriële Mij. die sedert 1897 het waterleidingwingebied en watertoren exploiteerde. Er was toen geen sprake van elektriciteit en riolering, die thans tot de gebruikelijke voorzieningen behoren. Verlichting gebeurde met olie of gas en voor het lozen dienden een of meerdere putten rond het huis, die bij het bouwplan behoorden.

Op voorstel van de gemeenteraad werd de Gemeente betrokken bij het vaststellen van het stratenplan. Tot dan toe had bijvoorbeeld de Bouwmaatschappij Nieuw Bussum zich in het Spiegel alleen bezig gehouden met de aankoop van gronden. Als een voldoende groot stuk aangekocht was, werd daar een zo recht mogelijke weg overheen gelegd, zoals de Koningslaan en de Willemslaan. Aan beide zijden werden rechthoekige kavels uitgezet die vervolgens te koop werden aangeboden. Dat wenste de raad niet langer. Er waren nieuwere inzichten. De gemeentearchitect J.F. Everts ontwierp een wegenplan, geïnspireerd door de uit Engeland gekomen ideeën over de structuur en inrichting van tuindorpen van Ebenezer Howard. Deze werkte met gebogen stratenpatronen en veel groen op ruime kavels. Daarmee bereikte hij een landschappelijk gevarieerd straatbeeld waarbij symmetrie vermeden werd. Als richtlijn voor de wegen hield Everts aan, dat de centrale hoofdweg naar het dorp (de latere Prins Hendriklaan) 10 m breed moest zijn. De overige wegen tekende hij 8 m breed. Rond die wegen zette hij 129 bouwkavels uit. Op illustratie 6 is dit ontwerp uit november 1899 te zien, getekend over het bestaande slotenpatroon heen.

Langs de Stationsweg bij de spoorbaan stond echter al vanouds het een en ander. Zo stond er op de hoek bij de overweg de blekerij van Rijk Schimmel, met een grondoppervlak van 2627 m2. Dan kwamen een rijwielhandel annex -verhuur, daarnaast de stalhouderij van Spoon en dan het Stationskoffiehuis van Van Latum. Deze bestaande panden beletten het om het plan aan de stationskant meteen te kunnen uitvoeren.

In de raadsvergadering van 20 februari 1900 ging de raad akkoord met het voorstel van de Gooische Bouwgronden Mij., onder beding dat twee strookjes grond die tegen het terrein van Rijk Schimmel lagen aan de Gemeente kwamen om de Stationsweg beter op de Vlietlaan te kunnen laten aansluiten. Ook diende de hoek van de Brinklaan met wat toen ook nog Stationsweg heette verruimd te worden. De Gemeente zorgde inderdaad dat ten behoeve van de verlichting van wegen en huizen gasbuizen zouden worden aangelegd. Tenslotte bepaalde de raad dat langs het spoor en ook aan de Comeniuslaan de bebouwing eventueel op minder dan 5 m van de rijweg af mocht komen. Dat zou men dan van geval tot geval beoordelen.
Eindelijk was men het samen eens en kon er aan het werk gegaan worden. De sloten werden gedempt, de bouwgrond volgens plan opgehoogd en het wegenplan uitgezet. Maar prompt kwamen er klachten binnen van bewoners van de 'Generaal de la Reijlaan'. Door het ophogen en het dempen van de sloten kwam die weg lager te liggen dan de omgeving en werd bij regen onbegaanbaar door de grote plassen, die lang bleven liggen. Voor f 1000,- hoogde men de weg op, dat probleem was van de baan. 

Bouwactiviteit

Het eerste bouwobject waarmee in 1902 werd gestart, was de bouw van een kerk voor de Evangelisch Lutherse Gemeente. Op 12 april 1903 werd deze ingewijd. In 1903 kwam nog een opmerkelijk gebouw tot stand namelijk de delicatessenwinkel van H.L. van der Veen, het hoekpand Stationsweg 2 in Jugendstil met het opvallende tegeltableau van Van Houten Cacao op de beide gevels. Op 12 maart 1903 besloot de Raad om "het nieuwe park" voortaan Prins Hendrikpark te noemen. Aparte straatnamen waren voorlopig nog niet nodig. Pas toen het door de toename van de bebouwing zo niet langer kon, kwam in oktober 1907 de naamgeving aan de orde. Het park raakte maar heel geleidelijk bebouwd. Een aantal hoekkavels bleek het meest aantrekkelijk en ging het eerst van de hand, zoals de hoeken van de Prins Hendriklaan met de Albrecht-, Wladimir- en Mecklenburglaan. Daar verrezen de eerste villa's al in 1904. In datzelfde jaar bouwde men langs de Albrechtlaan vijf villa's aan de westzijde en op de beide hoeken met de Mecklenburglaan.

In de periode tot 1925 kwamen er per jaar gemiddeld acht adressen bij. Er zijn echter periodes dat er weinig tot niets gebeurde. Dat was in de jaren 1909-1912 en in nog sterker mate in de jaren 1916, '17 en '18 (illustratie 7).
Daartussen zaten de zeer drukke jaren 1913 en '14. In een aantal gevallen werden meerdere kavels naast elkaar in een keer met een rij woonhuizen volgebouwd. Voorbeelden hiervan zijn te zien langs de Prins Hendriklaan en de Mecklenburglaan.

Door de gespreide bouwperiode is hier een groot aantal architecten bezig geweest, wat de variatie in bouw nog extra bevorderde. Door hun kwaliteiten hebben een paar panden zelfs een plaats op de gemeentelijke monumentenlijst gekregen. Dat zijn Stargardlaan 1 en de punt tussen de Stargardlaan en Mecklenburglaan. Aan de Generaal de la Reijlaan zijn de oude bibliotheek en het hoekpand met de Stationsweg als gemeentelijk monument aangewezen.

Wat opvalt is, dat de ogenschijnlijk aantrekkelijke locaties tegenover het station onbenut zijn gebleven. Hierbij moet echter wel bedacht worden, dat het oude station al in 1915 gesloopt is met het plan er een nieuw neer te zetten. Dat liet evenwel tien jaar op zich wachten. Mogelijk is de onzekerheid over de precieze plaats en omvang daarvan, tezamen met de te verwachten bouwonrust een rem op de animo geweest. Toen het nieuwe station in 1926 klaar was en de open ruimte ervoor een mooi gezicht op het monumentale gebouw gaf, ging men tussen 1930 en '32 tot de omringende winkelbouw over.

Sport

      
9. Op de achtergrond de torenspits van de Ev. Lutherse kerk aan de Mecklenburglaan.
Van l. naar r.: Steur, H. Eype, Ben Zwart, J. Veerman, H. Tolhoek, Poortenaar, J. Mulder,
J. v.d. Berg, J. Menke, W. Steur, W. Klinkenberg, B. v.d. Velde.
 

Voor de volledigheid kan er nog gememoreerd worden, dat er in de wijk ook nog aan veldsporten is gedaan. Zo maakte de Korfbal Vereeniging Bussum in de jaren 1912-'15 gebruik van het nog onbebouwde terrein tussen Gen. de la Reijlaan 14 en 20, dat tot de Mecklenburglaan doorliep (illustratie 8).

In de splitsing van de Prins Hendriklaan met de Stargardlaan lag in de jaren 1901 tot 1916 een voetbalveld, dat bespeeld werd door de clubs TAVENU en Prinses Juliana. De bouw van 'Het Fort van Juch' maakte hieraan een einde. Deze villa komt in hoofdstuk 5 verder aan de orde. Ook de N[aardense] F.C. speelde op dit veld (illustratie 9). 

Noten

  1.  P.W. de Lange, Grepen uit Hilversums Historie. Uitgave Historische Kring Albertus Perk, Hilversum 1990, p. 10 t/m 13.
  2.  A.J.C. de Vrankrijker, De Geschiedenis van de Vesting Naarden. Uitgave: C.A.J. van Dishoeck, Bussum 1965, p. 100 t/m 102.