Skip to main content

Contactblad Historische Kring Bussum 19/2 (augustus 2003) pag. 3-19


De boerderijen van Bussum

Nel Krijnen-Van Gog

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting..

In verband met het jaar van de boerderij is er in Noord Holland een boerderijeninventarisatieproject van start gegaan. Ook in het Gooi kon men niet achterblijven, daar nam de Stichting Tussen Vecht en Eem het initiatief. Met steun van de Stichting Museaal en Historisch Perspectief Noord Holland en onder leiding van mevrouw K. Bossaers, consulente regionale geschiedenis, werd het project op 15-10-2001 gestart. Ook de H.K. Bussum zegde zijn medewerking toe, om nog bestaande boerderijen ‘al zijn ze als zodanig niet meer in gebruik’in kaart te brengen. Truus Elshof-Ruizendaal en ik zijn toen letterlijk de straat op gegaan met formulieren die ingevuld moesten worden. Dat leverde eerst nog wel de nodige vragen op, want om welk soort boerderij ging het, wat was een langhuis, een krukhuis, een T-huis, wat is een makelaar, een windveer of dakspiegel? Verder moesten er foto’s genomen worden en dat viel niet altijd mee, doordat veel boerderijen werden omringd door auto’s, bomen, struiken en andere woningen. De medewerking van de bewoners was buitengewoon en heel enthousiast; we kregen zelfs enkele bouwtekeningen en familiefoto’s. Zelf had ik van enkele boerderijen al veel gegevens verzameld en natuurlijk was ik erg nieuwsgierig om hier meer over te weten te komen: wanneer waren ze gebouwd, wie waren de eigenaren, wie hadden er gewoond? Zo kregen we een map vol gegevens en ontstond ook het plan om een tentoonstelling te maken. Joke Vos-Bogaard, die al aan een aantal tentoonstellingen had meegewerkt, kwam daarvoor ons team versterken. 

Type boerderijen

We kwamen uiteindelijk uit op 13 boerderijen, waarvan één in 1982 was afgebroken en weer in oude stijl herbouwd. Ze worden verdeeld in de volgende typen:

  • Zes langhuisboerderijen. Een langhuisboerderij is een langwerpig, driebeukig gebouw, waarbij woon-en bedrijfsgedeelte onder één doorlopende kap zijn ondergebracht. Voor-en achtergevel kunnen een achteroverhellende top vertonen, het zg. wolfsend.
  • Vier krukhuisboerderijen. Deze boerderijen lijken in veel opzichten op de langhuisboerderij, met dit verschil dat het voorhuis zijdelings is uitgebouwd, waardoor een L-vormige plattegrond onstaat. Krukhuis ook wel de populaire naam voor kaasboerderij.
  • Drie T-huisboerderijen. Bij deze boerderijen is het voorhuis naar twee kanten uitgebouwd, waardoor een T-vormige plattegrond ontstaat.

 De boeren

Tussen 1808 en 1811 bestond Bussum uit 49 huizen met 359 bewoners, waaronder 18 boeren (bron: J.V.M. Out Die van Lage Bussum). In 1831 waren er 31 boerderijen Bij de Volkstelling van 1849 telde Bussum 122 huisnummers. Daarin 171 huishoudens, waarvan 31 boeren, de ongehuwde boerenzonen die als boeren op hetzelfde adres woonden niet meegerekend. In 1893 waren er 40 boeren en in 1915 nog 37. In de loop der jaren veranderden de leefomstandigheden, veel grond werd verkocht, ook door de boeren zelf. Een goed voorbeeld is De Witte Hoeve: bij grondaankoop was de grondoppervlakte 10 are en 95 centiare, maar door verkoop van verschillende eigenaren is dat teruggebracht tot 3 are en 25 centiare. In 1960 is de hoeve geheel ingebouwd.

       
 
1. Bijeenkomst LTB [Land- en Tuinbouw Bond] 1960.
Achter de tafel 2e van links Roel Verver,
4e van links Wiegmans Sr.
Op de 2e rij links echtpaar Fokker, rechts echtpaar Ruizendaal.
Op 3e rij: 2e/3e persoon van links echtpaar De Graaf.

Bij Melkweg 4 liet de eigenaar in 1902 achter zijn stal vier woningen bouwen en 1913 in zijn voortuin nog twee. Bij Meentweg 34 werden naast de oude boerderij, die er toen nog stond, in 1900 drie huizen gebouwd: de nummers 28, 30, 32. Ook in de St. Vitusstraat 3, waar een oude boerderij heeft gestaan die tegen 1900 is afgebroken toen de nieuwe al gebouwd was, werd de grond rondom verkocht en volgebouwd.

In de beginjaren 1900 werden veel boeren naast landbouwer en veehouder ook vrachtrijder, melkboer of gingen in de brandstoffenhandel. Paard en wagen hadden ze toch al. De meeste boeren waren Erfgooier; op de laatste ledenlijst van 1971 waren er in Bussum nog maar 18 scharende leden (erfgooiers met vee). Van deze boeren woonden er nog maar enkelen op een boerderij die nog vol in bedrijf was. De wat oudere boeren lieten zich uitkopen en stopten met het bedrijf, de jongeren zochten hun heil vooral buiten het Gooi. Zo ging Jan Krijnen naar Drenthe en later naar Canada, Hein Krijnen naar Muiden, Dirk de Graaf eerst naar de Naarderweg in Hilversum en later naar Texel, omdat het boer zijn toch in het bloed zit en de landbouwgrond in ‘t Gooi schaars was geworden. Alleen Tijmen Krijnen woont nog op de boerderij Herenstraat 101. Hij heeft nog paarden, al staan ze niet meer bij huis op stal. 

De Boerderijen

Botweg 14

Deze boerderij (type Krukhuis) heeft Lambertus Verver in ca 1896 laten bouwen op een stuk bouwland dat hij gekocht had van Jan Ernst. Na de bouw werd het geheel bij het kadaster omschreven als “Huizerweg, huis, erf, schuur, groot 5 aren en 80 centiaren, en Huizerweg, huis, erf, groot 37 centiaren”. In 1906 na de overname door Cornelis Hendrikz Fokker is sprake van Botweg en Huizerweg. Dit was verwarrend, maar met het kadasterkaartje erbij wordt het enigszins duidelijker: het huis bestaat uit 2 woningen, volgens het kadaster nog steeds gelegen aan de Huizerweg en de Botweg. Dit kwam, omdat er weinig of geen bebouwing tussen beide straten zal zijn geweest. Bij de volgende eigenaar, Lambertus Fokker, is de kadasterbeschrijving eindelijk “sectie G. 635 Botweg 8 en sectie G. 636 Botweg 10”.

Cornelis Hendrikz Fokker, die in 1895 getrouwd is met Johanna Verver, de dochter van Lambertus Verver, woonde al in 1898 op deze boerderijen. Het adres is dan al Botweg 8. Maar kort nadat Cornelis de boel in 1906 heeft overgenomen, overlijdt Johanna, op 15-08-1906. Zij is dan pas 38 jaar en laat 6 kinderen na.

        
 3. Portet Johanna Verver.
    

 

Op 5 oktober wordt aan de Botweg 8 een inventaris opgemaakt en de roerende goederen aan een schatting onderworpen, mede door Hendrik van den Berg Gerritszoon. Zo kunnen wij nu, na bijna 100 jaar, zien hoe een boerderij er van binnen uitzag.

Een korte beschrijving van de toenmalige inventaris:
Een bergplaats met enige spullen
De Deel, hier stonden o.a. 1 tafel, 7 stoelen met biezen zittingen, een geschilderde ladetafel met een petroleumstel, een theeblad met kopjes, een fornuis, een partij krielaardappelen, een partij stro, twee schoppen en een hooivork.
Een voorkamer met een ronde mahoniehouten tafel, 6 stoelen met biezen zittingen, een mahoniehouten linnenkast, een geschilderde hoekkast, een mahoniehouten tafel met marmeren blad, 5 schilderijen en een staartklok, een rieten stoel en een kaartenbak.
Een zijkamer een met tafeltje en een stoel, een eikenhouten penantkastje met 3 beeldjes, een ijzeren ledikant, een bedstede en een vaste kast (deze kast is enkele jaren geleden weggebroken).
Kelder.
De zolder met een ijzeren ledikant, een kinderstoel, enig spek, brandhout, een partij haver en rogge.
De stal met daarin een schimmelhit ƒ 100, tweezwarte ruin paarden ƒ 260, twee bruine merries ƒ 260, een vospaard ƒ 150 en acht koeien ƒ 800.
Onder een afdak een boerenwagen geschat op ƒ 130.
Op het erf vijf boerenwagens, waarde ƒ 200 en een karn, twee melkemmers, twee melkketels, trechter melkgereedschap en een melkkar, een hooiberg en vier kippen. Dan nog eenschuur met daarin een varken (ƒ 25). Een konijnenhok en een partij aardappelen en turf.
De gehele inboedel had een waarde van ƒ 2879,50.

      
 
2. Uitsnede Kadasterkaart 1928 met nr. 635 [Huizerweg (?)] + 636 [Botweg].

Cornelis bleef met 6 jonge kinderen achter en hertrouwde weer snel (op 27-11-1906) met Catharina Dekker, ook wel Tijmentje genoemd. Hij is dan niet alleen landbouwer maar ook vrachtrijder, vandaar de zes paarden en zes wagens bij zijn inboedel. In 1912 krijgt hij een bouwvergunning voor een stenen paardenstal en in 1913 voor een hooiberg en wagenloods.

In 1934 overleed Cornelis en werden zijn zoons Lambertus en Cornelis Fokker de nieuwe eigenaars, hun moeder Tijmentje verhuisde naar de voorkant van het huis Botweg 10. Lambertus bleef op nr. 8 wonen als landbouwer en vrachtrijder. In 1952 ging hij naar de Bijlstraat waar meer ruimte was voor zijn vracht-en slepersbedrijf dan aan de Botweg. Zijn zonen Johannes en Lambertus bleven op de Botweg. In 1986 kochten Pieter Nijenhuis en Hanneke Fokker, dochter van Lambertus, het pand. Zo is het na 107 jaar nog in het bezit van de nazaten van de eerste eigenaar. 

Driestweg 13 Krukhuisboerderij

Petrus Johannes Loman, commissionair in effecten, koopt in 1873 een perceel grond en laat daar in ca 1881 een huis op bouwen. Op 04-03-1886 verkoopt hij het huis met erf op den Driest sectie B. 634 ter grootte van 4 aren en 25 centiaren voor ƒ 1300 aan Boudewijn van den Bergh, meesterschilder, wonende te Bussum. Deze verkoopt het op 17-09-1891 voor ƒ 1800, dus met ƒ 500 winst, door aan Johannes Löwensteijn, smid, wonende inAmsterdam en later in Bussum.

In ca 1892 wordt er wat bijgebouwd en rond 1898 verkoopt hij het aan Charles Höckel, koopman, ook eerst wonende in Amsterdam en later in Bussum. Deze verkoopt het rond 1915 voor 1/3 deel aan Arie Papenburg, caféhouder te Bussum, voor 1/3 deel aan Pieter Theebe, smid te Bussum, en 1/3 deel aan Teunis Arie Adolf Welvaart, houtwerker en wonende te Naarden.Al deze eigenaren zullen het pand waarschijnlijk als belegging hebben gekocht en verhuurd. In 1915 woonde op dit adres Jan Rokebrand met zijn gezin, hij was landbouwer en melkslijter. In dezelfde tijd woonde er ook Z. Brand, arbeider.

In 1918 koopt Jacobus Ruizendaal de boerderij en woont daar met zijn vrouw Hendrika Krijnen en zes kinderen. Na het overlijden van Jacob zette zijn vrouw het bedrijf voort en na haar neemt haar zoon Johannes Jacobus het over. Van 1980 tot heden is Rein Stalp eigenaar en bewoner, hij is de kleinzoon van Jacobus en Hendrika
(zie Contactblad Historische Kring Bussum, Jaargang 16 nr. 1 (april of mei 2000), pag. 11-12 over de Driestweg 13). 

      
 
5a. Schilderij van Driestweg 14. Schilder B. Fr. Particulier bezit.

Driestweg 14

Deze Krukhuisboerderij moet gebouwd zijn in 1890. De eerste eigenaar Hermanus Nicolaaszoon Majoor heeft, nadat hij van Cornelis Sliphorst een stuk erf en weg heeft gekocht groot 3 aren en 92 centiaren dit huis laten bouwen. Volgens overlevering is er bij de bouw sloophout gebruikt van het C.S. van Amsterdam. Onder de dakpannen van de deel zat geen dakbeschot maar rondhout met daartussen stro, om te voorkomen dat de adem van de koeien als druppels aan het plafond bleven hangen en het hout zou gaan rotten.

      
5b. Advertentie van de Stalhouderij,
Bussumsche Courant 23-5-1940
 

In augustus 1890 sluit Hermanus een hypotheek af met als onderpand onder andere dit huis, erf met bijliggende grond en weg aan den Veldweg, sectieA.784 en 787. Dit wordt later Driestweg 14.
Hermanus was landbouwer en veehouder, maar zijn zoon Nicolaas gaat in 1922 in de kolenhandel en is ook vrachtrijder. Hij neemt de boerderij in ca 1929 over. In 1940 heeft hij ook een stalhouderij en zijn er paarden en rijtuigen te huur tegen billijke prijzen.
Nu woont er de kleinzoon van de eerste eigenaar, die zelf ook al opa is.

      
 
6. Recente foto Havenstraat 55.

Havenstraat 55

Krukhuisboerderij, bouwjaar1885-1890, gesticht op grond die door Petrus Johannes Loman in 1880 en 1883 verkocht is aan Hendrik Jacobsz Majoor, winkelier en eigenaar van meerdere woningen. Deze zal de boerderij hebben laten bouwen om te verhuren.

      
7. Interieur stal met moeder en dochter Dijkman.
 

Maar op 20-09-1901 verkoopt hij woonhuis met ondergrond, erf, en tuin (Visserstraat hoek Havenstraat sectie B.540) aan Hendrikus Dijkman, bouwman van beroep voor ƒ 1100.

Ook voor Hendrik zullen de crisisjaren geen vetpot geweest zijn, want in 1915/1918 hadden de gebroeders Dijkman een kolenhandel toen nog aan de Havenstraat nr. 37, later werd dat nr. 55. In ca 1918 neemt zijn zoon Jacobus, veehouder en melkslijter, het pand over.

In 1920 laat hij een bouwschuur tegen de boerderij aanbouwen, die er nu nog steeds staat. In 1949 heeft Jacobus nog 7 melk-en kalfkoeien en 2 stuks jongvee. 

      
 
8. Advertentie Griffioen uit ‘De Nieuwe Dag’ 1-4-1938.

Oud Bussummerweg 31

De omgeving van de Oud Bussummerweg bestond in de jaren 1895 uit weilanden met sloten eromheen en een enkel huis. Eén van de grondeigenaren was Arent de Bruijn. Op 01-04-1896 kocht Hendrik Kuijer van hem 7 hectaren en 29 aren voor ƒ 14000,-en laat daar een T-huisboerderij bouwen, die hij op 02-03-1903 verkoopt aan de exploitatiemaatschappij Oud-Bussem met als enige leden van de Raad van Bestuur de heren Joannes van Woensel Kooij en FlorisVos, voor ƒ 38000. Voor Hendrik is het dus een goede geldbelegging geweest.

      
9. Griffioen als venter op hoek Iepenlaan / Beerensteinerlaan
 

Tot op heden heeft de boerderij 10 eigenaren gehad onder wie Hendrik Calis, veehouder. Deze kocht de boerderij in 1917 en noemde hem de Zuivelhoeve, maar op 12-12-1922 sloeg het noodlot toe. Door onbekende oorzaak ontstond er vroeg in de ochtend brand. Hendrik ontdekte de brand zelf en ging, nog voor de brandweer er was, snel naar de schuur om de koeien los te snijden. Maar het vuur greep snel om zich heen, zodat vier koeien zo ernstig gewond raakten, dat ze geslacht moesten worden. Zelf liep Hendrik ook brandwonden op aan gezicht en handen en hij werd door de politieagent J. Knegt verbonden. De boerderij brandde geheel uit, maar het woonhuis waarvan de kap al brandde, kon door de brandweer worden gered evenals een schuur en de hooimijt. De huidige bewoner kwam bij een interne verbouwing nog de door brand aangetaste balken tegen.

Rond 1924 wordt Rijk Steur de nieuwe eigenaar, hij gaat er niet zelf wonen. De nieuwe huurder wordt Johannes Gerardus Griffioen ‘zelf eigenaar van veel grond in Bussum’, Hij heeft de boerderij nooit gekocht en veranderde de naam Zuivelhoeve in melkerij Hofstede Oud Swaenenburg en verkocht er zuivelproducten. 

      
 
10. Het gezin Koelink. V.l.n.r. Jan, vader Jan, Klaas, Griet,
moederAntje Speller, Cor en Beb [Bernardus].

Meentweg 34

Aan de buitenkant niet als zodanig te herkennen is deze boerderij in 1913 gebouwd op de plaats waar een boerderij heeft gestaan toen gelegen tussen de Boschlaan en de Meentweg, door Jan Nicolaas Koelink in 04-051895 gekocht van Peter Johannes Jansen. Maar Koelink overlijdt op 47jarige leeftijd en zijn vrouw Annetje Speller blijft met vijf kinderen achter. Op een foto, waar het hele gezin nog op staat, komt ze over als een struise pittige vrouw. Dat was wel nodig ook, want op woensdagmiddag 1202-1913 om ongeveer 12 uur brak er brand uit, vermoedelijk door een defect aan de schoorsteen, en stond het rieten dak van de boerderij binnen enige ogenblikken in vlam. In korte tijd was de hele boerderij uitgebrand. Met veel moeite slaagde men er in de dorsmachine en zeven koeien uit de boerderij te redden. De schade werd door de verzekering gedekt. Annetje bleef niet bij de pakken neerzitten; zij liet een nieuwe boerderij bouwen. Deze had de kamer en keuken aan de straatkant, tegen de kamer aan de groepstal met daarachter de gierput en paardenstal, achter de keuken de bullestal (stierenstal).

Annetje Speller is in Kortenhoef op 03-01-1942 overleden en heeft niet hoeven meemaken dat haar zoon Bernardus en haar twee kleinzonen Johannes Petrus en Johannes Nicolaas Koelink in een kamp in Duitsland om het leven zijn gekomen. In 1958 verkoopt de familie de boerderij aan J.P. Ruisendaal. Deze was vrachtrijder en had hier zijn bedrijf. 

Heerenstraat 42 De Witte Hoeve

Deze Langhuisboerderij heeft Jacob Schouten in de jaren 1872/1873 laten bouwen. De grond (10 are en 95 centiare) had hij, evenals Roel Verver ernaast, in 1871 gekocht van Maria van Blaricum, weduwe van Jan Kluck. Op 18-08-1888 overlijdt zijn vrouw Jansje Koelink en wordt er een inventaris opgemaakt. De boerderij bestaat dan uit: een voorkamer, achterkamer, de deel, de achterdeel, een zolder, de stal en een schuur. De roerende goederen (inboedel en vee) werden geschat op ƒ 1506 en de boerderij op ƒ 1800. Verder bezat Jacob nog een stuk weiland in Naarden: waarde ƒ 1000 en een perceel moesland ter waarde van ƒ 500. Zijn helebezit is dus geschat op ƒ 4806. In 1889 was de belasting op het geschatte inkomen (hoofdelijke omslag) vanJacob Schouten, landbouwer, ƒ 14,-. Hij zat in klasse 9 met een inkomentussen de ƒ 1201 en ƒ 1400. Ter vergelijking: het geschatte inkomen van L.F. Bensdorp, fabrikant en in klasse11, ligt tussen de ƒ 1701 tot ƒ 2000. Hij moest ƒ 20 betalen. Er waren 25 belastingklassen. Het verschil tussen deze twee is dus niet zo groot.

      
11.  Recente foto Heerenstraat 42.
 

Op 25-09-1894 verkoopt Jacobus de boerderij voor ƒ 3000 aan Pieter Meijer, veehouder. Dat is dus ƒ 1200 meer dan de geschatte waarde van zes jaar terug. In 1899 gaat Pieter Meijer delen van zijn erf als bouwterrein verkopen en wel aan Jan Gerrit vanOostveen (2 are en 82 centiare voor ƒ 1600) en aan Adrianus Ravestein (2 are en 60 centiare voor ƒ 1560).

Deze Adrianus Ravestein, die timmerman en koopman was en ook aan de Heerenstraat woonde, kocht de boerderij in ca 1910 en verhuurde hem. In 1912 diende hij een bouwaanvraag in voor een licht kozijn in het rechterraam van de voorgevel zodat er meer licht in de kamer zou komen. De huurder Gerardus van der Heijsteeg was eerst nog landbouwer was, maar gebruikte de boerderij in 1915 voor zijn brandstoffenhandel. In 1920 verhuisde Gerardus naar de overkant.

Rond 1917 wordt Rengert Schouten, smid en winkelier in ijzerwaren, de nieuwe eigenaar. In ca 1920 verkocht hij het pand weer door aan Reindert de Jager, ook brandstoffenhandelaar. Pieter Gijsbertus Renes, stukadoor en zwager van Reindert, was de volgende eigenaar. Hij verhuurde het in 1934 aan Jan Evert van der Horst die, zoals veel Bussumers weten, ook brandstoffenhandelaar was. Hij wordt rond 1943 eigenaar en dient in 1944 een bouwaanvraag in om in de voorgevel het kleine bovenraampje te mogen vervangen door een stolpraam voor meer licht en lucht in de bovenkamer. De uitvoerder was Kok en de bouwkosten bedroegen ƒ 80,-. Op deze bouwtekeningen zien we dat er sinds de bouw maar weinig aan de voorgevel is veranderd: alleen het rechtervoorraam en het raampje boven zijn wat vergroot en het huis had in 1912 ook al een rieten dak. 

De Bruiker

De Bruiker is een stuk bouwland dat eind jaren 1790 in bezit was van Tijmen Krijnen (de voorvader van mijn man en mij), boer en enkele keren Buurmeester van Bussum. Hij liet het in 1812 na aan zijn zoon Hendrik, die in 1828 op 47 jarige leeftijd overleed. De Bruiker werd verdeeld over zijn drie kinderen Jacob, Tijmen en Johanna. Maar in 1845 koopt Tijmen het deel van zijn broer Jacob en in 1852 het deel van Johanna en dan is de Bruiker weer een geheel. In 1878 is Tijmen Krijnen landbouwer en wethouder in de gemeente Bussum en zal uit hoofde van deze functie veel te maken hebben gehad met de bouwexploitanten die in Het Spiegel veel grond kochten. Zelf eigenaar van de Bruiker (met het heggehout er omheen groot 1 hectare, 27 aren en 50 centiaren) kon Tijmen niet achterblijven en verkocht het zuidelijke gedeelte aan N.C. Witsen. Na zijn overlijden in 1881 was er nog 1 hectare, 6aren en 50 centiaren land over, met de geschatte waarde van ƒ 2750,

      
12. Marretje Heerschop (1824-1902).
 

Marretje Heerschop, weduwe van Tijmen Krijnen, was ook zakelijk en verkocht in 1882 een deel aan G.J. Vlieken en J.H. Wark. Dan komt de eerste bebouwing op wat nu de Melkweg is: drie boerderijen en een bakkerij. Op 11-05-1896, als het nog bouwland is, verkoopt ze 16 are en 78 centiare aan haar zoon Jacobus Tijmenz Krijnenvoor ƒ 1258 (zie p. Melkweg 4) en wordt de rest van de grond bouwterrein. Op 14-12-1895 verkoopt ze 3are voor ƒ 600 aan Arie Sikking, die er een huis met bakkerij laat bouwen. Ook aan haar zoon Lambertus Krijnen verkoopt ze op 16-12-189511 are voor ƒ 2200 (zie p. Herenstraat 101). Ook Jan Koelink koopt op 14-01-1896 een bouwtereinvan 5 are en 98 centiare voor ƒ 1196 (zie p. Beerensteinerlaan 18). De tussenliggende gronden worden in kleinere stukjes verkocht en daarmee is, wat eens de Bruiker was, verleden tijd.

Bij het verkopen van de eerste stukken grond werd de weduwe Marretje Heerschop verplicht om binnen een jaar, voor haar rekening, een weg in begaanbare staat aan te leggen. Dat deed ze ook, want in de raadsvergadering van 01-09-1896 werd besloten dat de weg vanaf de Heerenstraat naar de Beerensteinerlaan langs Jacob Krijnen Melkweg zou gaan heten. Op 24-12-1900 dient Marretje een verzoekschrift in om de Melkweg, welke haar in eigendom toebehoort te begrinten, waarvoor zijde gemeente een som van ƒ 542, aanbiedt. De gemeente wil de straat wat breder hebben en begroot het begrinten op ƒ 620, terwijl een klinkerbestrating op ƒ 1045 wordt begroot. Burgemeester en Wethouders stellen voor de weg van Marretje over te nemen en te laten bestraten, omdat er veel gebruik van de weg wordt gemaakt. Op 16-02-1901 wordt er een notariële akte opgemaakt en neemt de gemeente de Melkweg over. Maar Marretje Heerschop moest wel ƒ 620 betalen om van haar straat van 11 are en 85 centiare af te komen.

      
 
13. Schilderij van Lambertus Krijnen met paard. Particulier bezit.

Herenstraat 101 / Melkweg 1

Deze boerderij is altijd in het bezit van de familie Krijnen geweest, te beginnen bij Lambertus die de grond 16-12-1895 van zijn moeder kocht. Hij woonde in die tijd nog op de ouderlijke boerderij, waar nu de Krijnenweg ligt. Op 20-08-1896 brandde deze geheel af en moest er een nieuwe komen. Op 01-10-1896 is in Hotel de Rozenboom de aanbesteding voor de nieuw te bouwen boerderij met woning; voor inlichtingen kon men terecht bij architect J.F. Everts. Het wordt een langhuisboerderij.Al snel (op 22-10) werd de eerste steen gelegd (rechts van de voordeur) door de wel zeer jonge Tijmen Krijnen (hij was drie maanden oud) die de latere eigenaar zou worden. Uit overleveringen weten we dat de voordeur en de kozijnen in de voorgevel uit een gesloopt landhuis zijn gekomen, waardoor ze extra breed en dik zijn.

Lambertus ging in het huis wonen met zijn moeder. Evenals Jansje van Wijk, de huishoudster, gingen zij wonen in het achterhuis met als adres Melkweg 1. Het voorhuis werd verhuurd, vooral aan Amsterdammers. De jongen Tijmen, die geboren was op de boerderij aan de Melkweg 4 en daar ook woonde, zal wel vaak te vinden zijn geweest bij zijn oom Lambert. Toen Tijmen in 1922 trouwde met Sophia van Dijk, gingen ze dan ook inwonen bij zijn oom in het achterhuis, waar ook hun 14 kinderen zijn geboren. Lambertus Krijnen en Jansje van Wijk verhuisden naar voorhuis.

Na het overlijden van Lambertus in 1936 erfde diens broer Jacob de boerderij, Jansje bleef tot haar dood in het voorhuis wonen. Na haar dood werd het voorhuis verhuurd aan Flietstra, de groenteman van de overkant. In 1939 werd Tijmen Krijnen zelf eigenaar van de boerderij door koop uit de nalatenschap van zijn vader. In 1949 had hij 16 melk-en kalfkoeien en 3 stuks jong vee en was scharend erfgooier. Na zijn overlijden in 1953 zette zijn weduwe het bedrijf voort. Zij nam ook het schaarrecht over, ‘het recht om vee te houden op de erfgooiers gronden’, totdat haar zonen het van haar konden overnemen. Eerst was Lammert aan de beurt en toen Jan, die tot 1973 de koeien nog in de Melkweg op stal had staan.

Hij was de laatste boer met vee thuis op stal, maar zag het na de liquidatie van de Erfgooiers hier niet meer zitten en ging met zijn gezin en vee naar Borger in Drente en vandaar naar Canada, waar nog ruimte genoeg is voor de boer. Zijn broer Tijmen kwam op de boerderij wonen die hij in 1974 van zijn moeder kocht. Zijn vee stond op de Meent waar hij ook de stal had. De geschiedenis herhaalt zich, want deze Tijmen kreeg een zoon Tijmen die ook boer wilde worden. Zo ging jonge Tijmen met de koeien van zijn vader in 1988 naar Enumatil (gemeente Leek, Groningen) waar hij een boerderij kocht. In 1992 nam hij alles over van zijn vader en hij boert er nu nog; ook hij heeft een zoon Tijmen.

De ouwe Tijmen bleef op de Herenstraat 101 wonen en heeft geen koeien meer maar een paardenfokkerij voor dravers, maar die staan niet in deze boerderij op stal. Op de hoek in de voortuin staat al ruim 60 jaar een hazelnotenboom, die dus ouder is dan de huidige eigenaar.

Melkweg 4

Deze T-huisboerderij heeft Jacobus Tijmenz Krijnen laten bouwen in 1895. Hij had trouwplannen en kocht in 11-05-1895 een stuk bouwland van zijn moeder van 16 are en 78 centiarevoor ƒ1258. De boerderij moet gelijk gebouwd zijn, want op 05-07-1896 wordt in Wijk C.128 Tijmen geboren.

      
14. Bouwaanvraag voor “het inrichten
van een dubbel woonhuis tot enkel
woonhuis”, 20 juni 1913. Bouw- en
woningtoezicht Gemeente Bussum.
 

De huidige Melkweg 4 was in de beginjaren ingericht als dubbel woonhuis met de voordeur aan de Heerenstraat en rechts van de voordeur een serre. Het had beneden 3 kamers en een keuken, in het boerderijgedeelte 2 kamers en de deel. Boven waren er 5 slaapkamers en een zolder. Het voorhuis dat verhuurd werd lag aan de Herenstraat 73, het boerderijgedeelte aan de Melkweg 2. In 1902 is er een aanbesteding door architect N. Rigter voor rekening van J. Krijnen, voor twee dubbele woonhuizen op het land achter zijn stal. Na inschrijving gegund aan de aannemer L.B. Majoor voor ƒ 6.400,-(nu de nummers 6, 8, 10 en 12).

In 1913 was architect Rigter er weer voor een verbouwing, eerst in de boerderij zelf waarbij de serre werd afgebroken en de voordeur van de Herenstraat werd verplaatst naar de Melkweg. De indeling veranderde en er kwam een pompstraat bij, met daarboven op de eerste verdieping een tuigkamer. Jacob Krijnen verhuurde zijn voorhuis niet meer, maar liet wel in zijn voortuin pal voor zijn eigen huis een dubbel woonhuis bouwen.

Na het overlijden in 1939 van Jacobus Krijnen en van zijn vrouw Johanna Kuijer in 1943, gingen de zonen verder. Hein was melkventer, Jacob en Folkert waren veehouder. Folkert was de laatste veehouder op deze boerderij en als scharend erfgooier liet hij zich begin jaren zeventig uitkopen.

Melkweg 4 is nog steeds in bezit van een Krijnen en wel Tijmen van de Herenstraat 101, kleinzoon van Jacobus Krijnen, die de bijnaam de Nap had. De nazaten worden dan ook ‘Krijnen van de Nap’ genoemd. 

Beerensteinerlaan 18, hoek Melkweg 22-24

Deze langhuisboerderij is gebouwd in 1896. De eerste eigenaar was Jan Koelink, veehouder, met zijn vrouw Martha Willard en hun 5 kinderen. Later zijn hier nog 5 kinderen geboren. Zoals veel boeren in Bussum, woonden ze in het achterhuis en verhuurden het voorhuis. Zo ook in de zomer van 1898 toen aan de Beerensteinerlaan 18, op 16 augustus Fredrik werd geboren, zoon van Johannes Balhuizen, expediteur en wonende te Amsterdam, en Grietje Reijmerink. In 1916 wordt de veestal met bergplaats gebouwd; deze staat er nog.

      
 
15. Jaap Ruizendaal op het bouwland Bikbergen, jaren vijftig.

In 1950, als Martha Willard, die inmiddels weduwe was, is overleden, wordt de boerderij verkocht aan H.J. Fennis. De veehouder A.M.J. Fokker woonde toen al jaren als huurder met zijn gezin in het boerderijgedeelte, in 1953 verhuisden ze naar een boerderij in Naarden. Toen kwam Jacobus J. Ruizendaal met zijn vrouw Rika Dorrestijn er wonen. Ook zij huurden het eerst van H.J. Fennis voor ƒ 12. In 1955 werd hij eigenaar. Jacob was ook veehouder en had zijn koeien lopen bij de Fortlaan, op 2 hectare grond die hij huurde van Verheul. Ook op de Hilversumse Meent gebruikte hij grond van de erfgooiers.

Bij Bikbergen onder Huizen huurde hij 4? bunder grond van het Gooisch Natuurreservaat en verbouwde daar aardappels, bieten, rogge, tarwe en soms maïs, wat als veevoer diende. Als er geoogst moest worden, kon boer Ruizendaal het niet alleen af en huurde hij 3 dagloners in voor een week, die toen nog uit 6 werkdagen bestond, ieder voor ƒ 30. Het was voor moeder de vrouw, die over de knip ging, een rib uit haar lijf om aanhet einde van de week ƒ 90 te betalen. Daardoor bleef voor henzelf die volgende week weinig over. Nu is de boerderij verdeeld in 3 woningen.

Op 10 juli 2003 overleed Jacobus (Jaap) Ruizendaal, de oudste nog in leven zijnde boer. Hij was 90 jaar en bleef tot op hogeleeftijd op klompen lopen.  

Mariastraat 22

Een langhuisboerderij aan de Mariastraat, nu nr. 20, 22, 22a en 24. In 1882 liet Nicolaas Fokker de boerderij bouwen, maar hij heeft deze nooit in zijn geheel af gezien, want in januari 1883 overlijdt hij. Zijn weduwe Cornelia Jansen Calis hertrouwt in 1884 met Tijmen Krijnen en in1894 verkopen ze de boerderij voor ƒ 3000 aan haar zwager Cornelis van der Hoeven die getrouwd is met Elisabeth Fokker, de zus van Nicolaas. Zelf verhuizen ze naar de Landstraat 40. De boerderij wordt in 1913 verhuurd aan Dirk de Graaf, die met zijn vrouw Teuntje Vos en kinderen in een van de huisjes bij het spoor woonden. In die tijd kon men in Duitsland als veeknecht veel geld verdienen, dus daar ging Dirk heen, maar binnen enkele weken was hij weer terug en vertelde ‘je kan er veel geld verdienen maar je geeft er meer uit dan dat je verdient’. Op 05-031923 kon hij de boerderij kopen van Elisabeth Fokker, die inmiddels weduwe was geworden. De boerderij is verschillende keren verbouwd en een gedeelte van de zijgevel is opgetrokken. Antoon, de kleinzoon van Dirk, vertelt dat ooit bij een flinke storm de achtergevel moet zijn omgewaaid en opnieuw is opgebouwd waardoor de boerderij geheel uit het lood staat.

      
16. De zonen De Graaf achter de boerderij aan de Mariastraat.
 

Verder weet hij dat het dak van rondhout (boomstammen) is en schuin naar beneden loopt en door schoren constructief sterk gemaakt. In de jaren zestig was er plaats voor 32 koeien, zes grote pinken en tien jonge pinken. Antoon (Toon) de Graaf, zoon van Dirk bleef na zijn trouwen op de boerderij wonen, ca 1967 nam hij die over, zijn koeien had hij nog in de Mariastraat op stal staan. Zijn droog vee (vee dat niet gemolken hoeft te worden) liep op de bovenmeent, zijn schapen op de dijk van de ondermeent. Aan de Spaanderslaan had hij grond voor akkerbouw, aardappelen, maïs en bieten. Dat diende als veevoer. Deze Toon was een vooruitstrevende boer. Hij liet een stal bouwen aan de Naarderweg. Dit werd een loopstal waar de koeien los op roosters liepen. Hij was daar mee een van de eersten met een loopstal.

Na Toon nam diens zoon Dirk de boerderij over, totdat Natuurmonumenten hem kocht en Dirk naar Texel vertrok, waar hij nu een boerderij heeft (zie ook Contactblad Historische Kring Bussum, Jaargang 17. Nr. 3 (december 2001), pag. 85-87: De boerderij van De Graaf aan de Mariastraat). 

Plaggeweg 5

In 1964 kocht de Gemeente Bussum de in zeer slechte staat verkerende boerderij aan de Plaggeweg 5. Wat er mee moest gebeuren, daarover liepen de meningen sterk uiteen. Slopen en op de grond flats bouwen? Of restaureren vanwege de cultuurhistorische waarde? Of verkopen met de garantie, dat de boerderij door de nieuwe eigenaar gerestaureerd of herbouwd zou worden? Het laatste is gebeurd.

N.C. Nap koopt de boerderij in 1982. Met vrienden, kennissen en zijn schoonvader Gerard Langemeijer (oud-voorzitter van de HKBussum) heeft hij in zijn vrije tijd de oude boerderij steen voor steen afgebroken. De stenen werden schoongebikt, en het geheel is in oude stijl herbouwd. Het heeft hun de nodige zweetdruppels en blaren gekost, maar eind 1984 was het karwei geklaard. Ook het oude boograam is in de achtergevel teruggeplaatst.

      
 
17. Recente foto Plaggeweg 5.

Wanneer de oorspronkelijke boerderij gebouwd is, is nog niet zeker. Hebben de ouders van Hendrik Sibbing hem laten bouwen? Bij de 2de volkstelling in 1849 woonde hij al in huis nr. 120. Of is het de weduwe van Hendrik, Helena Werkhoven geweest? Bij de belastingen in het dienstjaar 1875/76 vraagt de weduwe H. Sibbing een schatting en telling aan voor de personele belasting, bij de ‘aanmerkingen’ staat ‘nieuw’. Op de aanslag zelf staat het geheel omschreven als “huis nr. 120, arbeiderswoning, huurwaardegeschat op ƒ 35,-”. Het heeft 6 deuren en vensters, en een haardstede. Volgens schattingen van de belasting bestaat de inboedel uit grove meubelster waarde van ƒ 40,-; bedden en matrassen met toebehoren, tafel en ander linnen ƒ 50,-.; glas, kristal, porselein en aardewerk ƒ 10,-.

Helena trouwt op 8 juni 1875 met haar overbuurman Elbertus Dorresteijn. Die woonde toen nog bij zijn ouders op de boerderij, op de hoek Ruthardlaan -Plaggeweg. Of heeft Elbertus het oude huis nr. 120 laten afbreken, en opnieuw laten bouwen? Het volgende jaar stonden de belastingen op naam van Elbertus.

Na het overlijden van Helena in 1902 wordt de boedel omschreven. Er staat vermeld dat de grond op 13-07-1875 door de gemeente in erfpacht was uitgegeven, en overgeschreven ten hypotheekkantoor te Amsterdam op 02-09-1875 met het recht tot december 1974. De aanvraag was gedaan door hen beiden. Of de boerderij er al stond voordat ze grond in erfpacht kregen, is nog niet duidelijk. In de jaren 1890 kwamen Anna Dorresteijn met haar man Jacobus de Beer en kinderen bij haar broer inwonen. In 1912 overlijdt Anna en een jaar later Jacobus en moesten de kinderen de Beer verhuizen. Maria Dorresteijn, de dochter van zijn broer Johannes, kwam toen met haar man Wilhelmus Johannes Haselager, bij hem inwonen. Na de dood van Elbertus in 1921 werden zij de eigenaars.

Na het overlijden van Maria in 1923 hertrouwde Wilhelmus met Marretje Rigter en ze verhuisde naar Plaggeweg 11. De boerderij werd aan de familie de Graaf verhuurd, totdat de gemeente hem in 1964 kocht.

      
18. Ida Dorresteijn met ‘nette’ kap.
 

 St. Vitusstraat 3

Deze T-huisboerderij zal tussen 1890 en 1900 gebouwd zijn, terwijl de oude boerderij er nog moet hebben gestaan, want die werd pas rond 1900 afgebroken. In die tijd woonde Ida Dorresteijn er, weduwe van Dirk Fokker en hertrouwd met Johannes Klarenbeek.

      
 
19. Vader Cornelis Fokker met kinderen voor St. Vitusstraat 3, ± 1912.

Er zijn in die tijd meerdere woningen gebouwd op dat terrein. Zo verkocht Ida 30-03-1900 het winkelwoonhuis Sint Vitusstraat 1 aan haar schoonzoon Teunis van Eijden, die daar jaren een groentezaak heeft gehad. In die tijd is ook de bebouwing aan de Brinklaan gekomen.

Na Ida nam haar zoon Cornelis de boerderij over. Hij was getrouwd met Wilhelmina Hartman. Na haar overlijden in 1913 hertrouwde hij een jaar later met Emma Krijnen. Cornelis ging naast het boerenbedrijf in ca 1937 ook grondwerk verrichten en vrachtrijden. In de oorlog, toen het veevoer schaars werd, liet hij weten schillen te willen ruilen voor melk. Daar kwamen zoveel mensen op af dat hij melk te kort kwam en aan zijn schoonzoon Bertus Andriessen, die aan de Bovenmeent woonde, moest vragen om bij te springen. Dat heeft hij maar één keer gedaan. Elke zondag na de hoogmis van half tien kwam hij met de andere boeren samen op het kerkplein van de Sint Vituskerk voor wat ze noemden de boerenvergadering. Dan stonden de boeren met dikke sigaren te praten over het vee, het weer en de prijzen. Daarna ging hij naar huis voor de zondagse visite aan opa en oma Fokker.

Na Cornelis nam zijn zoon Johannes Cornelis Fokker de boerderij over. Die ging zich steeds meer toeleggen op het afgraven van grond en het transporteren ervan. Vanaf 1965 stonden er geen koeien meer op stal, omdat geen van zijn zonen het boerenbedrijf wilden overnemen. Ze werden aannemers en gingen in het transportbedrijf, de stal veranderde in een garage. 

Bronnen
Stads-en streekarchief Naarden (notarieel, belastingen, kadaster).

Met dank aan
medewerkers Stads-en streekarchief Naarden, en de bewoners en (familie van) oud-bewoners van de verschillende boerderijen voor de gegevens, het lenen van foto’s en kopieën van bouwtekeningen.