Skip to main content

Bussums Historisch Tijdschrift 22/1 (juli 2006) pag. 12-16


Het Uitbreidingsplan 1939

Hans Jonker

      
 
Bussumse Courant, 11 augustus 1939 (collectie Streekarchief)

Klik hier voor de pdf-versie van dit artikel.
Onderstaande illustraties zijn aanklikbaar voor een vergroting.

 

Op 10 juli 1939 wordt koninklijke goedkeuring verleend aan een “Plan van uitbreiding voor het zuidelijk deel der gemeente Bussum”. Veel eerder, op 30 juli 1929, aanvaardde de Bussumse gemeenteraad ook al een uitbreidingsplan voor Zuid Bussum. Maar liefst tien jaren zijn tussen de beide data verlopen.Wat is er gebeurd?

      
Bussumse Courant, 1 augustus 1929 (collectie Streekarchief)
 

Na de opheffing van de Vesting Naarden in 1926 is Bussum eindelijk in de gelegenheid om het gebied waarmee zij in 1887 en 1902 was uitgebreid ook binnen de zogenaamde verboden kringen te bebouwen. Voor het gebied ten zuiden van de Huizerweg wordt daarom een uitbreidingsplan uitgewerkt dat in 1929 door de gemeenteraad wordt aangenomen.

Het uitbreidingsplan omvat een wegenpatroon en een toebedeling van de tussen deze wegen gelegen grond aan een scala van bestemmingen. De hoofdstructuur bestaat uit een tweetal hoofdwegen (25 meter breed!) parallel aan de Huizerweg: één zuidelijke randweg in het verlengde van de Fransche Kampweg naar de rijksweg, en een Ceintuurbaan tussen het viaduct en de rijksweg. Haaks op deze hoofdwegen zijn in een symmetrische opzet tussenliggende straten ingetekend, gelegen aan weerskanten van een grondstrook ten zuiden van Fort Werk IV, die onbebouwd zou blijven. (voetnoot 1) 

Een noodzakelijk kwaad

Het besluit van de gemeenteraad om akkoord te gaan met dit plan gebeurt met algemene stemmen, maar wel met grote tegenzin.
De raad is zich er zeer bewust van dat een mooi onbebouwd gebied wordt opgegeven ten behoeve van de dringend vereiste woningbouw. Op allerlei manieren zijn voorzorgen getroffen om de schade zo veel mogelijk te beperken. Zo blijft het uitbreidingsplan binnen de bouwbeperkingen zoals afgesproken in het rapport van de Centrale Schoonheidscommissie uit 1925 (voetnoot 2). Grote gedeelten van de eng moeten volgens deze afspraak onbebouwd blijven.

Het gemeenteraadslid Bouma (de latere bouwwethouder!) brengt de ambivalentie goed onder woorden: “ Wat nu het plan zelf betreft, spreker staat op het standpunt dat ook de gemeente Bussum te zorgen heeft dat de vestiging in het Gooi gedurende de eerstkomende jaren voortgang kan blijven vinden. Met dit uitbreidingsplan is Bussum echter uitgeput. In principe gaat spreker accoord met dit plan, dat aansluit bij het rapport der Centrale Schoonheidscommissie. Bussum bebouwt niet meer als door deze commissie voor toelaatbaar is verklaard. Spreker dringt aan op een systematische uitbreiding vanuit het noorden, om de mooie gedeelten in het Zuiden zoo lang mogelijk te sparen. Trouwens, het is niet waarschijnlijk dat de zeer grote verkavelingen in het Zuiden ooit in dien vorm zullen worden bebouwd. In het uitbreidingsplan is een groote ruimte als akkerland opengelaten, hetgeen een aantrekkelijkheid van het plan is.” (voetnoot 3)

Een ander raadslid zegt het zo:
“ De heer Kruisweg beschouwt dit uitbreidingsplan als een noodzakelijk kwaad. Bussum kan niet anders doen dan dat het gedaan heeft, maar toch is het te betreuren dat het niet anders heeft kunnen zijn”. Vanuit de zaal wordt aldus het verslag vervolgens een vermanende vinger geheven: “Een stem : Behüt dich Gott!”

Toch is het natuurbehoud niet de vertragende factor bij de realisatie van de plannen geworden. Integendeel, zoals we zullen zien.

 

Bezwaren

Van de mogelijkheid om bezwaar tegen het besluit aan te tekenen wordt gretig gebruik gemaakt. De achtergrond van deze reactie is dat het gebied in het bezit was van een zeer groot aantal particuliere eigenaren, waarvan velen zich in hun belangen geschaad voelen. Acht van hen dienen bezwaarschriften in bij Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

Het belang dat deze particulieren verdedigen is vooral de sterke waardedaling van hun bezit bij verkoop, nu de waarde afhankelijk is van de (toevallige) bestemming die aan hun eigen of een naburig terrein wordt gegeven. Grond bestemd voor de goed in de markt liggende villabouw - ook weer niet te groots opgezet - heeft veel meer waarde dan de grond waarop “middenstandswoningen” en “arbeiderswoningen” zijn gepland, laat staan “wegen” en “plantsoenen”. Of, in hun ogen nog erger: “akkerland”.

Veel van deze grondeigenaren (waaronder overigens maar enkele Bussumers) hebben met vooruitziende blik de enggronden verworven juist met het doel om deze later als bouwterrein te exploiteren of te verkopen. De bezwaren vinden erkenning en het besluit over het uitbreidingsplan wordt op 19 maart 1932 door de Kroon vernietigd. De gemeente Bussum kan opnieuw beginnen.

 

Aanpassingen

Aan de bezwaren wordt tegemoet gekomen door aanpassingen. De gemeente beschrijft in 1935 alvast aan Gedeputeerde Staten haar herziene plannen. Bijvoorbeeld: “De bestemming tot akkerland van eenen ongeveer 300 meter breede strook grond met aan weerszijden gronden, welke voor woningbouw worden bestemd, zal bezwaarlijk kunnen blijven verwezenlijkt. In het ontwerp is de strook grond welke onbebouwd zal blijven aanmerkelijk versmald; eene strook is als zoodanig gehandhaafd, opdat men toch van de ten zuiden van Bussum gelegen heide langs eene onbebouwde strook grond tot den Voormeulenweg kan komen. Verschillende terreinen welke volgens het vorig plan onbebouwd zouden moeten blijven, zullen nu voor bebouwing in aanmerking komen” (voetnoot 4).

De gemeente denkt bovendien een deel van de bezwaren te kunnen wegnemen door een regeling te treffen die de onbillijkheden die aan een uitbreidingsplan verbonden zijn weg te nemen. Om de verschillen in verkoopwaarde te egaliseren wordt een ingenieus systeem ontworpen waarin alle grondeigenaren naar evenredigheid meebetalen aan de minder lucratieve gedeelten van een in ontwikkeling zijnd gebied. In november 1936 neemt de gemeenteraad deze “Grondslagen waarnaar in Bussum zal geschieden het in bouwexploitatie brengen van gronden door particulieren” aan.

 

Administratieve fout

Ondanks herhaald aandringen van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland slaagt de gemeente er niet in om bijtijds opnieuw een uitbreidingsplan tot stand te brengen. De voorschriften van de Woningwet stellen daarvoor namelijk een termijn van 12 maanden na de datum van vernietiging van een eerder plan. Het is nu aan de provincie zelf om een uitbreidingsplan vast te stellen (voetnoot 5). Beroep tegen dit plan is dan alleen nog mogelijk bij de Kroon.

Nu gaat er in Den Haag iets mis. Nadat het nieuwe plan op 16 januari 1937 is gepubliceerd en de bezwaartermijn ingaat is ergens op het ministerie een “administratieve fout” gemaakt. Welke dat was is niet te achterhalen, wel blijkt uit de provinciale dossiers dat eenzelfde fout kort daarvoor is gemaakt (het betreft een plan van de gemeente Assen), wat toen dwong tot intrekking van het genomen besluit. Voor de provincie Noord-Holland zit er niets anders op dan hetzelfde te doen.

De tegenslag is dubbel door een gebeurtenis die zich net na de intrekking van het al geaccordeerde uitbreidingsplan in Bussum voordoet.

 

Wijzigingen voor Defensie

Het Ministerie van Defensie stelt de gemeente Bussum er van in kennis dat zij van plan is om op het gepachte militaire terrein te bouwen. De gemeente schrijft het meteen aan Gedeputeerde Staten “…. deelen wij U mede, dat inmiddels eene aanvraag is ingekomen van den Kapitein, 2e eerst-aanwezend ingenieur in het geniecommandement, tot het doen stichten van eene kazernement op het in het uitbreidings-plan begrepen, een het Rijk (departement van defensie) toebehoorende gronden. Ten behoeve van die stichting zal het noodig zijn, dat het ontwerpplan ten aanzien van het zuid-oostelijke deel der gronden eenigszins wordt gewijzigd.”

De voorgenomen kazernebouw geeft de grondeigenaren een extra reden om waardeverlies te vrezen en bezwaar te maken. Het uitbreidingsplan wordt binnen korte tijd in aangepaste vorm opnieuw door Gedeputeerde Staten vastgesteld en openbaar gemaakt (op 30 oktober 1937).

 

Spagaat

De Raad van State heeft het geweten: er werden dit keer 45 bezwaarschriften ingediend!

Door de gemeente wordt een verweerschrift opgesteld, waarin zij terzijde opmerkt te vermoeden “dat de indiening der bezwaarschriften van een centraal punt uit is gepropageerd”. Citerend uit het 25 pagina’s tellende verweerschrift komt een goed beeld naar voren van de spagaat tussen onverenigbare uitersten waarin de gemeente zich ten tweede male aantreft.

      
 
Brief Gemeente Bussum aan Gedeputeerde Staten,
13 november 1939 (Archief Provinciale Staten,
 Noord-Hollands Archief Haarlem)

 Op het bezwaar “Het geheele plan is te royaal opgezet, in het bijzonder wat betreft de daarin geprojecteerde parken en plantsoenen en groene strooken” reageert het Bussumse college van B&W met “Eene eenvoudigere indeeling met minder groen, smallere wegen en ondiepere bouwblokken is voor Bussum niet aanvaardbaar.
Het uitbreidingsplan moet zodanig zijn opgezet dat eene bebouwing wordt verkregen welke de toekomstige bewoners verlangen. Bussum is nu eenmaal aantrekkelijk als woonplaats van forensen, gepensioneerden en renteniers; die vestigen zich hier alleen, indien tegenover het gemis van stadsgenoegens en gemakken staat de aantrekkelijkheid van het buiten wonen.(…) Het zou niet in het financieel belang van eigenaren zijn indien eene bebouwing werd geprojecteerd, welke niet wordt gewild”

En tegelijkertijd komt de gemeente Bussum op de grief “het is onbegijpelijk dat men thans den eenig beschikbaren gunstig en hoog gelegen grond in vele opzichten verkwist” met de reactie dat “… aan de destijds geuite bezwaren zooveel mogelijk is tegemoetgekomen. Niet alleen is de breedte van een aantal bouwblokken verminderd, zijn vereenvoudigingen in het beloop der straten en den vorm der bouwblokken aangebracht en is het groen meer gelijkelijk over het geheele gebied verspreid, doch ook is de bebouwing aanmerkelijk minder ruim ontworpen en zoodoende meer in overeenstemming gebracht met de tegenwoordige en de te verwachten, door de tijdsomstandigheden lager geworden behoeften.”

Uiteindelijk worden alle bezwaren verworpen. Na tien jaar is het uitbreidingsplan dan toch tot stand gekomen. Maar dan wel een plan dat in haar opzet nog steeds het Bussum van 1929 als uitgangspunt heeft.

 

Tering naar de nering

De omstandigheden zijn in deze tien jaar wezenlijk veranderd. De inkt is nog niet droog of de eerste wijzigingen van het plan zijn dan ook alweer aan de orde. Het eerste veranderingsvoorstel komt meteen al in november 1939, het betreft de vestiging van een militair tehuis in één van de barakken van het inmiddels gesloten Kamp Gooiland. Op voor “plantsoen” bestemde grond. Het eerste van de ondanks alle ombuigingen nog uit het oorspronkelijke plan overeind gebleven onbebouwde percelen wordt alweer ingeleverd.

De woningmarkt is in deze tien jaren volkomen van karakter veranderd. Het argument in het gemeentelijke verweerschrift in 1938 ten gunste van enige villabouw in gedeelten van het uitbreidingsplan heeft binnen korte tijd al haar kracht verloren. Bussum moet nog meer de tering naar de nering zetten.

Een opeenvolging van wijzigingsvoorstellen zullen in de jaren veertig en vijftig zorgen voor “eigentijdse” planaanpassingen, die haar steeds verder van het oorspronkelijk bedoelde karakter doen verwijderen. De jaren 1940-1945 nemen in deze ontwikkeling een bijzondere plaats in.

      
De Visserstraat september 1942 (foto Gemeentewerken Bussum,
coll. Streekarchief Naarden)
 

De Duitse bezetting heeft ook voor de uitbreiding van de bebouwing van Bussum ingrijpende gevolgen. Zo wordt het bijzonder moeilijk om aan bouwmaterialen te komen. De bouw door particulieren komt nagenoeg stil te liggen. De gemeente Bussum is in de toevallige omstandigheid dat haar kort voor de inval zowel voor de woningbouw als voor de wegaanleg enige partijen materiaal was geleverd. De gemeente beperkt zich gedurende de bezettingsjaren tot de bouw van een beperkt aantal blokken woningen (de Mr. J. de Visserlaan en de Engweg, later genoemd P.M.R. Versteeghstraat). Ook wordt in gedeelten van Zuid het stratenplan alvast in uitvoering genomen, waaronder een aantal stukken van de Ceintuurbaan.

       
 
Versteeghstraat september 1942 (foto Gemeentewerken
Bussum, coll. Streekarchief Naarden)

Wel kan in de periode 1940-1945 al een begin gemaakt met het brengen van verandering in de ongewenste situatie van een sterk versnipperd privé-eigendom van stukken grond in het Zuidelijk deel van de gemeente. Door aankoop, ruiling en zonodig onteigening bereidt de gemeente Bussum de volledige realisatie van het uitbreidingsplan in betere tijden voor.

Ondanks de buitengewoon moeilijke omstandigheden vindt tijdens de bezetting één project doorgang dat al voorkomt in de oorspronkelijke opzet; om de Bussumse haven te kunnen dempen wordt in 1941 bij het viaduct een vijver uitgegraven en wordt er een plantsoen aangelegd.

Zou de onbekende, die op 30 juli 1929 in de raadszaal van het Gemeentehuis zijn vermanende vinger richting hemel stak, later hebben beseft dat ook Bussum tegen de tand des tijds niet behoed kan worden?

 

Noten

  1. Helaas is het archief van de gemeente Bussum ten tijde van het schrijven van dit artikel in bewerking en niet voor onderzoek toegankelijk. Een afbeelding van het plan ontbreekt daarom hier.
  2. De Centrale Schoonheidscommissie (opgericht in 1922) is een gemeenschappelijke commissie van zes Gooise gemeenten. Haar rapport bevat een advies over de behoud van de natuur. Beperkte bebouwing is alleen op de enggronden toegestaan. In het verlengde van dit rapport geven de gemeenten de architect K.P.C. de Bazel de opdracht om een gemeenschappelijk uitbreidingsplan te ontwerpen. Door het plotseling overlijden van De Bazel in november 1923 is dit plan nooit tot stand gekomen en gaan de gemeenten weer ieder hun eigen weg. Van De Bazel’s eerste ideeën over de inrichting van de regio resteert nog slechts één overzichtskaart.
  3. Verslag Gemeenteraad 30 juli 1929. Gemeenteblad 1929. SAG-Naarden.
  4. Brief Gemeentebestuur van Bussum aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland 8 april 1935. NHA-Haarlem. De gemeente Bussum volgt intussen een aantal parallelprocedures waarin deelplannen worden behandeld. Zo worden bouwprojecten op het terrein van de afgebrande leerlooierij, rondom en met de Heilig Hartkerk en het zgn. Plan Gooioord (Waltherlaan, Lothariuslaan en Godelindestraat) goedgekeurd. Eerder was in de geest van het uitbreidingsplan al het plan-De Bazel voor het Godelinde-kwartier gerealiseerd.
  5. Brief Gemeentebestuur van Bussum aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland 1 maart 1938. NHA-Haarlem